Einde inhoudsopgave
Besluit luchtverkeer 2014
Artikel 19 Minimum vlieghoogte
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
26-04-2018, Stb. 2018, 135 (uitgifte: 17-05-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-04-2018, Stb. 2018, 135 (uitgifte: 17-05-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
De minimumvlieghoogtes, bedoeld in deel 3, hoofdstuk 1, en deel 5 van de bijlage bij verordening (EU) nr. 923/2012 zijn niet van toepassing:
- a.
op VFR-vluchten waarbij een sleep wordt aangehaakt of afgeworpen boven een luchthaven;
- b.
op VFR-vluchten waarbij stoffen ter bevordering of bescherming van het milieu dan wel de land-, tuin- of bosbouw te bestemder plaatse worden uitgeworpen;
- c.
op VFR-vluchten waarbij naderingsprocedures buiten luchthavens worden beoefend boven nader door Onze Minister aan te wijzen gebieden;
- d.
op vluchten met schermzweeftoestellen, zeilvliegtuigen en zweefvliegtuigen boven nader door Onze Minister aan te wijzen strand- en duingebieden;
- e.
boven nader door Onze Minster aan te wijzen routes en gebieden, voor zover deze routes en gebieden geen aaneengesloten bebouwing, industrie- of havengebied dan wel mensenverzameling betreffen.
2.
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van de vluchten, bedoeld in het eerste lid.
3.
Onverminderd het eerste lid kan Onze Minister vrijstelling of ontheffing verlenen op de minimumvlieghoogtes voor het uitvoeren van vluchten. Aan de vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. De vrijstelling of ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.
4.
Het is verboden in strijd te handelen met de voorschriften, bedoeld in het derde lid.