RvdW 2016/208:Beklag, beslag, art. 552a Sv. Geheimhoudersstukken. HR verwijst naar ECLI:NL:HR:2002:AD9162. De vraag of een in beslag te nemen of in beslag genomen stuk ‘voorwerp van het strafbare feit uitmaakt’ of ‘tot het begaan daarvan heeft gediend’ laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar is i.h.b. afhankelijk van de aard van het in beslag te nemen of in beslag genomen stuk en de aard van het delict dat zou zijn begaan door de (rechts)persoon jegens wie de verdenking is gericht, alsmede de feitelijke gedragingen die hem in dat verband worden verweten. De rechtbank heeft met haar oordeel dat de in beslag genomen stukken geen geheimhoudersstukken betreffen en kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding ter zake van de gerezen verdenking van witwassen, onvoldoende inzicht gegeven in haar gedachtegang. Indien de rechtbank heeft geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat een stuk kan bijdragen aan de waarheidsvinding meebrengt dat dit stuk voorwerp van het strafbare feit uitmaakt of tot het begaan daarvan heeft gediend a.b.i. art. 98 lid 5 Sv, heeft zij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Indien de rechtbank niet van die opvatting is uitgegaan, is haar oordeel ontoereikend gemotiveerd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de rechtbank omtrent de aard van de in beslag genomen stukken enkel heeft vastgesteld dat het 'akten en overeenkomsten', alsook 'correspondentie met betrekking tot de transacties' betreffen. Daaruit kan niet volgen dat die stukken voorwerp van de door de rechtbank omschreven verdenkingen van witwassen uitmaken, dan wel hebben gediend tot het begaan van die feiten.