ABRvS, 07-05-2014, nr. 201310782/1/A4
ECLI:NL:RVS:2014:1661
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
07-05-2014
- Zaaknummer
201310782/1/A4
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2014:1661, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 07‑05‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 5:25 Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
JBO 2014/100 met annotatie van D. van der Meijden
Uitspraak 07‑05‑2014
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 24 april 2013 heeft het college de kosten van de verwijdering van de asbestdeeltjes op het perceel aan de [locatie 1], kadastraal bekend als sectie H, perceelnummers 64 en 65, te Leende, vastgesteld op een bedrag van € 41.927,56.
201310782/1/A4.
Datum uitspraak: 7 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Leende, gemeente Heeze-Leende,
en
het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2013 heeft het college de kosten van de verwijdering van de asbestdeeltjes op het perceel aan de [locatie 1], kadastraal bekend als sectie H, perceelnummers 64 en 65, te Leende, vastgesteld op een bedrag van € 41.927,56.
Bij besluit van 4 juli 2013 heeft het college, naast het bij het besluit van 24 april 2013 vastgestelde bedrag, nadere kosten vastgesteld op een bedrag van € 21.576,72.
Bij besluit van 15 oktober 2013 heeft het college de door [appellant] tegen de besluiten van 24 april 2013 en 4 juli 2013 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.G.M. Snijders en J.J.M. van Berlo, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. In de inrichting van [appellant] aan de [locatie 2] te Leende is in de nacht van 14 op 15 september 2012 brand ontstaan, waarbij een hoeveelheid asbest is vrijgekomen en verspreid. Dit heeft geleid tot asbestverontreiniging van het perceel aan de [locatie 1]. Het college heeft bij besluit van 30 oktober 2012 een last onder bestuursdwang opgelegd aan [appellant] wegens overtreding van artikel 17.1 van de Wet milieubeheer. De opgelegde last komt erop neer dat [appellant] de asbestdeeltjes op het perceel aan de [locatie 1] door een asbestverwijderingsbedrijf moet laten verwijderen. Voorts is bij dit besluit bepaald dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang op [appellant] verhaald worden.
2. Omdat [appellant] niet binnen de begunstigingstermijn aan de last heeft voldaan, heeft het bedrijf Heezen B.V. in opdracht van het college in de periode van februari tot en met maart 2013 de asbestdeeltjes verwijderd. Daarmee heeft het college de bestuursdwang uitgevoerd. Bij besluiten van 24 april 2013 en 4 juli 2013 heeft het college de voor deze verwijdering gemaakte kosten gespecificeerd vastgesteld.
3. In het eerste lid van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht is neergelegd dat bestuursdwang en kostenverhaal als regel samengaan. Het tweede lid bepaalt dat de last vermeldt in hoeverre de kosten ten laste van de overtreder zullen worden gebracht. Ingevolge het zesde lid stelt het bestuursorgaan de hoogte van de verschuldigde kosten vast.
4. [appellant] betoogt dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang op nihil hadden moeten worden gesteld, omdat bij het ongedaan maken van de gevolgen van de brand het belang van de bescherming van de volksgezondheid was betrokken. Voorts betoogt hij dat het college, vanwege dit belang, de asbestdeeltjes onmiddellijk na de brand had moeten laten verwijderen.
4.1. [appellant] heeft geen rechtsmiddelen ingesteld tegen het besluit van 30 oktober 2012 zodat dat besluit in rechte onaantastbaar is. Voor zover [appellant] aanvoert dat het college de asbestdeeltjes onmiddellijk na de brand had moeten laten verwijderen, heeft dit betoog betrekking op de rechtmatigheid van het besluit van 30 oktober 2012. Dit betoog kan in het kader van de toetsing van de kostenbesluiten niet meer aan de orde komen.
De omstandigheid dat met de ongedaanmaking van de gevolgen van de brand de volksgezondheid is gebaat, is geen bijzondere omstandigheid die het college ertoe had dienen te brengen van invordering van de voor de uitvoering van de bestuursdwang gemaakte kosten af te zien.
5. Het beroep van [appellant] is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2014
163-764.