Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Mexicaanse Staten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 4 Inwoners
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2009
- Bronpublicatie:
11-12-2008, Trb. 2009, 16 (uitgifte: 11-02-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-01-2010, Trb. 2010, 3 (uitgifte: 12-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking ‘inwoner van een van de Staten’ iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Deze uitdrukking omvat echter niet een persoon die in die Staat slechts aan belasting is onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in die Staat.
2.
Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Staten is, wordt zijn positie als volgt bepaald:
- a.
hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waarin hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
- b.
indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarin hij gewoonlijk verblijft;
- c.
indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;
- d.
indien hij onderdaan is van geen van beide Staten of op grond van de Nederlandse wetgeving onderdaan is van beide Staten, regelen de bevoegde autoriteiten van de Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
3.
Indien een lichaam ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Staten is, trachten de bevoegde autoriteiten van de Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming te regelen, met inachtneming van zijn plaats van werkelijke leiding, de plaats waar het is opgericht of anderszins tot stand is gekomen en alle andere ter zake doende factoren. Bij het ontbreken van een dergelijke overeenstemming heeft een dergelijk lichaam geen recht op enig voordeel uit hoofde van dit Verdrag, behalve dat het lichaam aanspraak mag maken op de voordelen van de artikelen 23 (Non-discriminatie) en 24 (Regeling voor onderling overleg).