NJ 2017/154
EEX-Verordening. Rechterlijke bevoegdheid. Temporeel toepassingsgebied. Begrip ‘tegenvordering’ in de zin van art. 6 punt 3; autonome uitleg.
HvJ EU 12-10-2016, ECLI:EU:C:2016:763, m.nt. L. Strikwerda (Kostanjevec)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
12 oktober 2016
- Magistraten
L. Bay Larsen, M. Vilaras, J. Malenovský, M. Safjan, D. Šváby
- Zaaknummer
C-185/15
- Conclusie
A-G J. Kokott
- Noot
L. Strikwerda
- Roepnaam
Kostanjevec
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124305:1
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2016:763, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 12‑10‑2016
ECLI:EU:C:2016:397, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal), 02‑06‑2016
- Wetingang
Art. 6 punt 3 Brussel I
Essentie
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door de Vrhovno sodišče (Republiek Slovenië) bij beslissing van 15 januari 2015.
EEX-Verordening. Rechterlijke bevoegdheid. Temporeel toepassingsgebied. Begrip ‘tegenvordering’ in de zin van art. 6 punt 3; autonome uitleg.
Samenvatting
Art. 6 punt 3 EEX-Verordening moet aldus worden uitgelegd dat het door deze bepaling aangewezen gerecht inzake tegenvorderingen bevoegd is om kennis te nemen van een dergelijke vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking, die strekt tot terugbetaling van een bedrag dat overeenstemt met het bedrag dat werd overeengekomen in een kader van een buitengerechtelijke schikking, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.