Einde inhoudsopgave
Regeling Wfsv
Artikel 4.9 Intrekking ontheffing
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
01-12-2014, Stcrt. 2014, 35023 (uitgifte: 09-12-2014, regelingnummer: 2014-0000161602)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2014, Stcrt. 2014, 35023 (uitgifte: 09-12-2014, regelingnummer: 2014-0000161602)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
Een ontheffing wordt door de SVB ingetrokken:
- a.
op verzoek van degene, aan wie de ontheffing is verleend;
- b.
indien naar het oordeel van de SVB de gemoedsbezwaren, op grond waarvan de ontheffing is verleend, niet langer geacht kunnen worden te bestaan.
2.
De ontheffing kan worden ingetrokken, indien verplichtingen, die nog op de degene aan wie ontheffing is verleend rusten ingevolge de in artikel 4.1 genoemde wetten, of die hem bij deze regeling zijn opgelegd, niet door hem worden nageleefd.
3.
De SVB kan bij de intrekking tevens bepalen, dat een verzoek om ontheffing gedaan binnen twee jaren na de dagtekening van de intrekking, enkel op die grond niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
4.
Degene, wiens ontheffing is ingetrokken, is verplicht binnen drie dagen na de dagtekening van de desbetreffende kennisgeving, het bewijs van ontheffing terug te geven aan de SVB.
5.
Indien degene, wiens ontheffing is ingetrokken, aan de loonbelasting is onderworpen, doet de SVB van de intrekking mededeling aan degene, die de inhouding verricht.
6.
Ten aanzien van de werknemer, die niet aan de loonbelasting is onderworpen, wordt eenzelfde mededeling als bedoeld in het vorige lid gedaan aan diens werkgever.
7.
Onverminderd het overigens in dit artikel bepaalde vervalt de ontheffing, die is verleend aan een rechtspersoon, na verloop van vijf jaar na de datum van ingang van de ontheffing. Met ingang van de datum, waarop een ontheffing is vervallen, kan een nieuwe ontheffing worden verleend.