HR, 18-09-2012, nr. 10/04376
ECLI:NL:HR:2012:BX4566
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18-09-2012
- Zaaknummer
10/04376
- Conclusie
Mr. Silvis
- LJN
BX4566
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BX4566, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑09‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BX4566
ECLI:NL:HR:2012:BX4566, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑09‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BX4566
- Vindplaatsen
Conclusie 18‑09‑2012
Mr. Silvis
Partij(en)
Nr. 10/04376
Mr. Silvis
Zitting 12 juni 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is bij arrest van 5 oktober 2010 door het Gerechtshof te Arnhem wegens 1. "diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" en 2. "schuldheling" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek. Het Hof heeft voorts de vordering van de benadeelde partij toegewezen en een daarmee corresponderende schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
2.
Namens verdachte heeft mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam, een middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat het Hof de benadeelde partij ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard.
4.
In de toelichting op het middel wordt daartoe aangevoerd dat zich als benadeelde partij [betrokkene 1] heeft gevoegd. Het voegingsformulier is echter ondertekend door [betrokkene 2], blijkens het voegingsformulier is zij de echtgenote van [betrokkene 1]. Nu niet blijkt van een schriftelijke volmacht aan [betrokkene 2], had het Hof haar niet als gevolmachtigd vertegenwoordiger van de benadeelde partij mogen aanmerken. Het Hof had de benadeelde partij ambtshalve niet-ontvankelijk moeten verklaren.
5.
De benadeelde is [A]. [Betrokkene 1] heeft, als eigenaar, namens haar aangifte gedaan van de diefstal met braak en heeft zich namens haar gevoegd als benadeelde partij. Het voegingsformulier is ondertekend door [betrokkene 2], de echtgenote van [betrokkene 1].
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg houdt ten aanzien van die vordering benadeelde partij het volgende in:
"De officier van justitie voert het woord (...)
Hij deelt daarbij mede, zakelijk weergegeven:
(...)
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend. Het kleingeld is teruggegeven, maar er is wel glasschade. Daarvan is een specificatie bijgevoegd. Ik acht € 465,59 voor toewijzing vatbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en 9 dagen hechtenis als verdachte dit bedrag niet betaalt.
De raadsvrouw van verdachte voert het woord zakelijk weergegeven:
(...)
De benadeelde partij dient echter niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het formulier is door de echtgenote ondertekend en de handtekening van de aangever ontbreekt. De echtgenote beschikt niet over zijn volmacht in de zin van artikel 51 e van het Wetboek van Strafvordering. Nadien is deze volmacht evenmin overgelegd. Ik verwijs daarvoor naar het arrest van de Hoge Raad met nummer: HR 5-2-2002, LJN: AD5371.
(...)
De officier van justitie voert andermaal het woord, zakelijk weergegeven:
(...)
Ten aanzien van de benadeelde partij heeft de echtgenote de vordering namens haar man ondertekend. Ze hebben samen een bedrijf. Ik denk dat het formeel niet juist is ingevuld, maar het gaat mij te ver, wanneer het zo dicht bij elkaar zit, om het daarop kapot te laten gaan. Het punt van de raadsvrouw is terecht, maar in deze omstandigheden zou ik de vordering toch willen toewijzen.
De raadsvrouw voert dupliek, zakelijk weergegeven:
(...)
Ten aanzien van de benadeelde partij ben ik van mening, dat uit het voegingsformulier blijkt hoe het formulier dient te worden ingevuld. De gemachtigde had dit gemakkelijk in kunnen vullen en het verzuim had gemakkelijk hersteld kunnen worden. Er is sprake van een formeel gebrek, dus ik verzoek de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren."
7.
De politierechter heeft in zijn vonnis het volgende ten aanzien van de vordering overwogen:
"Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu er sprake is van een formeel gebrek. Het voegingsformulier is niet ondertekend door de echtgenote en de handtekening van de aangever ontbreekt. De echtgenote beschikt niet over een volmacht in de zin van artikel 51e van het Wetboek van Strafvordering en deze volmacht is nadien ook niet overgelegd.
De politierechter is van oordeel dat het formulier formeel niet goed is ingevuld en dat dat mooier had gekund. Desondanks is hij van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen. Naar het oordeel van de politierechter zijn er geen redenen om aan te nemen dat de vordering materieel gezien niet in orde is."
8.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt ten aanzien van de vordering benadeelde partij het volgende in:
"De verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- als volgt:
(...)
De vordering van de benadeelde partij kan ik op dit moment niet betalen.
(...)
De advocaat generaal voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan het hof over.
De advocaat-generaal deelt daarbij mede, zakelijk weergegeven:
(...)
De vordering van de benadeelde partij is ondertekend door de echtgenote. Daar hoeven niet te zware consequenties aan vast te zitten omdat de echtgenote ook is benadeeld. Ik vraag de vordering voor het hele bedrag toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen."
9.
Hierna voert de raadsman het woord tot verdediging, doch gaat daarbij niet in op de vordering van de benadeelde partij. Door of namens verdachte wordt derhalve niet geklaagd over de ondertekening van het voegingsformulier, ondanks dat de advocaat-generaal die omstandigheid uitdrukkelijk noemt.
10.
Het Hof wijst, zonder verder in te gaan op ondertekening van het voegingsformulier, de vordering van "de benadeelde partij [A], t.a.v. [betrokkene 1]" toe en legt een daarmee corresponderende schadevergoedingsmaatregel op.
11.
In zijn arrest van 5 februari 2002, LJN AD5371, heeft de Hoge Raad overwogen:
" 4.6. Beginselen van een behoorlijke procesorde brengen mee dat in een geval als het onderhavige, waarin ten aanzien van de opgave als bedoeld in art. 51b, eerste lid, Sv niet is voldaan aan het door art. 51e, tweede lid, Sv gestelde vereiste van een bijzondere schriftelijke volmacht, de benadeelde partij niet op die grond niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, dan nadat haar door het openbaar ministerie dan wel door de rechter de gelegenheid is geboden dat verzuim te herstellen en die gelegenheid niet is benut. Daarom zal de Hoge Raad, na de uit de gegrondheid van het middel voortvloeiende vernietiging van het bestreden arrest, de zaak terugwijzen, mede opdat de benadeelde partij die gelegenheid alsnog kan worden geboden."
12.
In het hiervoor aangehaalde arrest was de vordering evenmin betwist. Niet is gebleken dat de rechter of het openbaar ministerie de benadeelde partij in de gelegenheid heeft gesteld het geconstateerde verzuim aangaande het verlenen van een bijzondere volmacht voor de ondertekening van de vordering van de benadeelde partij te herstellen. Het ligt daarom in de rede dat de Hoge Raad, het arrest zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen, opdat de benadeelde partij die gelegenheid alsnog kan worden geboden.
13.
Het middel slaagt.
14.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
15.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde maatregel en terugwijzing opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Uitspraak 18‑09‑2012
Inhoudsindicatie
Vordering b.p. Tardief verweer. Uit de stukken blijkt niet dat de in het middel betrokken stelling door of namens verdachte in h.b. is ingenomen.
Partij(en)
18 september 2012
Strafkamer
nr. S 10/04376
SG/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 5 oktober 2010, nummer 21/003363-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde maatregel, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel bevat de klacht dat het Hof de benadeelde partij ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard in zijn vordering.
2.2.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van de zaak, waaronder
(...)
- -
een map met stukken betreffende de benadeelde partij [betrokkene 1] namens [A];
(...)
De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
(...)
De vordering van de benadeelde partij kan ik op dit moment niet betalen.
(...)
De advocaat-generaal voert het woord (...).
De advocaat-generaal deelt daarbij mede, zakelijk weergegeven:
(...)
De vordering van de benadeelde partij is ondertekend door de echtgenote. Daar hoeven niet te zware consequenties aan vast te zitten omdat de echtgenote ook is benadeeld. Ik vraag de vordering voor het hele bedrag toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdachte en de raadsman voeren het woord tot verdediging. De raadsman voert aan, zakelijk weergegeven: (...)"
2.2.2.
De bestreden uitspraak houdt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij het volgende in:
"De vordering van de benadeelde partij [A], t.a.v. [betrokkene 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 465,59 (vierhonderdvijfenzestig euro en negenenvijftig cent). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen."
2.3.
In het middel wordt aangevoerd dat zich als benadeelde partij [betrokkene 1] heeft gevoegd, doch dat "[h]et voegingsformulier van deze benadeelde partij is ondertekend door '[betrokkene 1]', blijkens het voegingsformulier de echtgenote van [betrokkene 1]", terwijl niet is gebleken dat aan [betrokkene 1] daartoe een bijzondere schriftelijke volmacht is verleend. Daaraan wordt de conclusie verbonden dat het Hof haar niet als vertegenwoordiger van de benadeelde partij had mogen aanmerken en de benadeelde partij niet-ontvankelijk had moeten verklaren in zijn vordering.
2.4.
Uit de stukken blijkt niet dat de in het middel betrokken stelling door of namens de verdachte in hoger beroep is ingenomen. Omdat de beoordeling van die stelling mede een onderzoek van feitelijke aard zou vergen, kan het middel niet slagen.
2.5.
Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 18 september 2012.