Rb. 's-Gravenhage, 22-09-2009, nr. 09/522529-09
ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ8877
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage (Politierechter)
- Datum
22-09-2009
- Zaaknummer
09/522529-09
- LJN
BJ8877
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ8877, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 22‑09‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑09‑2009
Inhoudsindicatie
Aangifte doen van een strafbaar feit terwijl het feit niet was gepleegd. afwijzing vordering art 51a, eerste lid Sv. op grond van: In de onderhavige zaak maken de door de politie verrichte werkzaamheden deel uit van de uitvoering van zijn wettelijke taak. Strafvordering is een overheidstaak die in beginsel uit de algemene middelen betaald dient te worden
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Politierechter
Parketnummer 09/522529-09
Datum uitspraak: 22 september 2009
(Verkort vonnis)
De politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1961,
adres: [adres], [woonplaats].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 september 2009.
De verdachte is niet verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Van der Zwan heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 24 uren subsidiair 12 dagen hechtenis.
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 156,00 met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De tenlastelegging.
Aan bovengenoemde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 18 december 2008 te Alphen aan den Rijn aangifte heeft
gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was
gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [benadeelde partij],
hoofdagent van politie Hollands Midden, opzettelijk in strijd met de waarheid
aangifte gedaan van diefstal met geweld;
art 188 Wetboek van Strafrecht.
De bewijsmiddelen.
De politierechter grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Ten laste van de verdachte wordt bewezenverklaard dat hij op 18 december 2008 te Alphen aan den Rijn aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [benadeelde partij], hoofdagent van politie Hollands Midden, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal met geweld.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft aangifte gedaan van een strafbare feit, terwijl hij wist dat dit strafbare feit niet was gepleegd. Verdachte heeft door zijn handelen de politie onnodig belast en aan het werk gezet.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het verdachte betreffend Uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d. 11 mei 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Gezien de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan acht de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij.
Politie Hollands Midden heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 156,00. De gevorderde schadevergoeding heeft betrekking op door de politie bestede werkuren aan de aangifte van verdachte welke aangifte achteraf bezien vals bleek te zijn, omdat de door de verdachte gestelde feiten en omstandigheden nooit hadden plaatsgevonden.
Art. 51a, eerste lid, Sv bepaalt: 'Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces.'
De vraag rijst wat onder het begrip schade in art. 51a, eerste lid, Sv dient te worden verstaan.
De in art, 51a, eerste lid, Sv bedoelde vordering is een civiele vordering uit onrechtmatige daad (art. 6:162) die wordt beheerst door de regels van het materiële burgerlijke recht. Een van deze regels is neergelegd in art. 6:163 BW waarin wordt bepaald: 'Geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden.'
Aan dit vereiste is in casu niet voldaan. Dit soort schade valt niet onder het bereik van de bescherming van art. 188 Sr. In de onderhavige zaak maken de door de politie verrichte werkzaamheden deel uit van de uitvoering van zijn wettelijke taak. Strafvordering is een overheidstaak die in beginsel uit de algemene middelen betaald dient te worden. Vergelijk in deze zin ook de toenmalige Minister van Justitie naar aanleiding van kamervragen over het in rekening brengen van kosten die verband houden met door de politie verricht werk aan plegers van een strafbaar feit. (Kamerstukken II, 1998-1999, Aanhangsel, p. 1711).
Naar het oordeel van de politierechter is de door Politie Hollands Midden gevorderde schade derhalve geen schade in de zin van art. 51a, eerste lid, Sv.
De politierechter zal de vordering van de benadeelde partij derhalve afwijzen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22c, 22d, 188 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De politierechter,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een werkstraf voor de duur van 24 UREN;
bepaalt dat de werkstraf bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 12 dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij af.
Dit vonnis is gewezen door
mr Veldt-Foglia, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr Kovacevic, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van
22 september 2009.