Wet foetaal weefsel
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2002
- Bronpublicatie:
08-11-2001, Stb. 2001, 573 (uitgifte: 04-12-2001, kamerstukken: 26639)
- Inwerkingtreding
01-09-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-07-2002, Stb. 2002, 365 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een instelling waar foetaal weefsel ter beschikking komt, stelt een reglement vast betreffende de wijze waarop in de instelling toepassing wordt gegeven aan deze wet. Het reglement heeft in ieder geval betrekking op de volgende onderwerpen:
- a.
de keuze van de vrouwen aan wie toestemming voor het gebruik van foetaal weefsel wordt gevraagd;
- b.
de wijze waarop de noodzakelijke inlichtingen worden gegeven en de toestemming wordt gevraagd;
- c.
de wijze waarop en de voorwaarden waaronder het foetaal weefsel aan de gebruiker ter beschikking wordt gesteld;
- d.
de openbare verslaglegging over toepassing van de onderdelen a, b en c.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de inhoud van het in het eerste lid bedoelde reglement. Een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.