NJ 1934, p. 788
Gebruik gemaakt van valsche acten, waaruit nadeel kon ontstaan? Verklaringen „de auditu". Een door burgemeester en notaris in den vorm van proces-verbaal en acte opgeteekend relaas van mededeelingen van een derde. Gebruik hiervan als bewijsmiddel?
HR 26-02-1934, ECLI:NL:HR:1934:20
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 februari 1934
- Magistraten
Mrs. Jhr. Feith, Taverne, Schepel, Fick en Donner
- Zaaknummer
[26021934/NJ_1934,_p._788]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS153406:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1934:20, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑02‑1934
- Wetingang
Essentie
Gebruik gemaakt van valsche acten, waaruit nadeel kon ontstaan? Verklaringen „de auditu". Een door burgemeester en notaris in den vorm van proces-verbaal en acte opgeteekend relaas van mededeelingen van een derde. Gebruik hiervan als bewijsmiddel?
Samenvatting
Door eenerzijds te spreken van afschrift van het geschrift rood II en anderzijds van de „verklaring" of van een afschrift van een in req.’s cahier voorkomend geschrift, berust het arrest van het Hof niet op tegenstrijdige gronden, omdat daarmede steeds is aangeduid de door req. met de Wed. v. W. beweerdelijk gesloten arbeidsovereenkomst.
Het door req. doen registreeren van het geschrift ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.