NJ 1932, p. 413
Arbeidswet 1919. Begrip „arbeid". Het wachten v. e. winkelbediende op klanten is arbeid.
HR 26-10-1931, ECLI:NL:HR:1931:80
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 oktober 1931
- Magistraten
Mrs. Taverne, Schepel, de Menthon Bake, Fick en Meckmann
- Zaaknummer
[26101931/NJ_1932,_p._413]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS128626:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1931:80, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑10‑1931
- Wetingang
(ARW art. 1.)
Essentie
Arbeidswet 1919. Begrip „arbeid". Het wachten v. e. winkelbediende op klanten is arbeid.
Samenvatting
De strekking van de Arbeidswet 1919 is niet alleen den arbeider voor overmatige vermoeidheid te behoeden, doch ook om hem de vrije beschikking over een voldoend deel van zijn tijd te geven, ten behoeve van eigen ontwikkeling en ontspanning en in het belang van zijn gezin. In overeenstemming daarmede zijn in die wet onder „werkzaamheden" niet slechts te verstaan verrichtingen, die krachtsinspanning vormen, doch ook moet daaronder worden begrepen het op eenigerlei wijze besteden van tijd, ongeacht of daarmede al dan niet inspanning van lichamelijken ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.