Einde inhoudsopgave
Wet primair onderwijs BES
Artikel 117 Discretionaire bevoegdheid minister
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 123.
- Bronpublicatie:
25-02-2021, Stb. 2021, 171 (uitgifte: 07-04-2021, kamerstukken: 35605)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2022, Stb. 2022, 114 (uitgifte: 16-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Primair onderwijs
1.
Het bevoegd gezag van een school die op de teldatum 1 oktober minder dan 23 leerlingen telt, kan Onze Minister verzoeken in afwijking van artikel 116, eerste en tweede lid, die bijzondere school te blijven bekostigen of die openbare school in stand te houden voor een door Onze Minister. te bepalen termijn. Een besluit tot instandhouding wordt in elk geval niet genomen indien het bevoegd gezag tekortschiet in haar zorg voor de kwaliteit van het onderwijs, bedoeld in artikel 13, of geen perspectief bestaat op structurele toename van het aantal leerlingen van de school tot het aantal van ten minste 23 op 1 oktober voorafgaand aan de datum waarop de door Onze Minister. te bepalen termijn eindigt. Het al dan niet aanwezig zijn van basisscholen in de omgeving van de school kan Onze Minister. eveneens betrekken bij zijn besluit.
2.
Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid moet voor 1 februari voorafgaand aan de datum voor de beëindiging van de bekostiging onderscheidenlijk de opheffing schriftelijk worden ingediend bij Onze Minister. De aanvraag gaat vergezeld van gegevens ter onderbouwing van het perspectief, bedoeld in het eerste lid, een beredeneerde leerlingprognose en gegevens over de ligging van de school ten opzichte van de dichtstbijzijnde basisscholen.
3.
Onze minister besluit voor 1 mei, volgend op de aanvraag, bedoeld in het tweede lid, dat:
- a.
met ingang van 1 augustus van het volgende schooljaar de bekostiging van de bijzondere school wordt beëindigd dan wel de openbare school wordt opgeheven, of
- b.
met ingang van 1 augustus van het volgende schooljaar de bekostiging van de bijzondere school wordt voortgezet of de openbare school in stand wordt gehouden.
4.
Onze minister kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, op aanvraag van het bevoegd gezag eenmalig verlengen met maximaal de duur van de termijn die op grond van het eerste lid ten aanzien van de school door hem was bepaald. De tweede en derde volzin van het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing.