Hof Arnhem-Leeuwarden, 16-12-2016, nr. 21-004572-15
ECLI:NL:GHARL:2016:10171, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
16-12-2016
- Zaaknummer
21-004572-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:10171, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 16‑12‑2016; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:4967, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 16‑12‑2016
Inhoudsindicatie
Voormalig penningmeester van een stichting. Medeplegen van diefstal met valse sleutel en medeplegen witwassen. Bevestiging van het vonnis met uitzondering van de straf en motivering daarvan. Verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004572-15
Uitspraak d.d.: 16 december 2016
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 30 juli 2015 met parketnummer 05-900387-11 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1943] ,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van zijn betrokkenheid bij het tenlastegelegde zaakdossier 10. Gelet op de wijze van ten laste leggen en de ‘en/of-constructie’ in die tenlastelegging is sprake van een impliciet cumulatieve wijze van ten laste leggen. Het hof is van oordeel dat daarmee sprake is van een onherroepelijke deelvrijspraak van zaakdossier 10 waartegen het integraal ingestelde hoger beroep zich niet kan richten. Het hof zal verdachte daarom in zoverre partieel niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen met overneming van die gronden te worden bevestigd, behalve voor zover het betreft de aan de verdachte opgelegde straf en de motivering daarvan.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep op die onderdelen worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Door de raadsvrouw van verdachte is in de tijdig ingediende appelschriftuur opgenomen dat de bezwaren tegen de beslissing van de rechtbank zich uitsluitend richten tegen de hoogte van de opgelegde straf. De verdachte is ter zitting van het hof niet verschenen en van de raadsvrouw van verdachte, mr. J.A. van der Lem is op 18 oktober 2016 bericht ontvangen dat zij verdachte niet meer bijstaat. Onder deze omstandigheden ziet het hof geen aanleiding om een andere straf op te leggen als gevorderd door de advocaat-generaal.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel en medeplegen van witwassen. De ernst van de feiten en de omvang van het weggenomen en witgewassen geldbedrag rechtvaardigen geen andere straf, ook na verloop van een aanzienlijke tijd, dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De stichting [stichting] behoorde de belangen te behartigen van individuele particulieren die juist hadden deelgenomen aan de constructie om het mogelijk te maken onderhoud te plegen aan hun woning. Door nagenoeg al het geld van de stichting weg te nemen en wit te wassen hebben verdachte en medeverdachten aan anderen grote financiële schade en hinder toegebracht. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan.
Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Deze termijn is aangevangen op het moment van de doorzoeking van de woning van verdachte op 22 september 2011. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting is afgerond met een eindvonnis binnen 2 jaar na aanvang van de redelijke termijn. Het vonnis is van 30 juli 2015 waarbij het hof aantekent dat het er sprake is geweest van een grootschalig onderzoek waarbij meerdere verdachten betrokken waren. Voorts zijn er getuigen gehoord door de rechter-commissaris in de zaak tegen verdachte en in de zaken tegen de medeverdachten. Tenslotte is vertraging ontstaan door het opstellen van een reclasseringsrappoort over verdachte. Het hof zal verdachte voor die overschrijding van de redelijke termijn compenseren in de op te leggen straf en één maand gevangenisstraf in mindering te brengen op de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraak van zaakdossier 10.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de administratie onder de nummers C1.01.01, C1.04.01, C1.05.01 tot en met 03, C1.06.01 en 02, C1.07.01, C1.08.01, C1.09.01 en C1.01.02, voor zover hier nog beslag op rust..
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. B.J.J. Melssen, voorzitter,
mr. A.J. Smit en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van K. Elema, griffier,
en op 16 december 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.S. van Duurling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 16 december 2016.
Tegenwoordig:
mr. B.J.J. Melssen, voorzitter,
mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,
mr. M. Nijhuis, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.