Rb. Groningen, 01-12-2005, nr. 82312HARK05-314
ECLI:NL:RBGRO:2005:AV1008
- Instantie
Rechtbank Groningen
- Datum
01-12-2005
- Zaaknummer
82312HARK05-314
- LJN
AV1008
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGRO:2005:AV1008, Uitspraak, Rechtbank Groningen, 01‑12‑2005; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JOR 2006/87
Uitspraak 01‑12‑2005
Inhoudsindicatie
art. 67 en 69 FW. De rechter-commissaris heeft een machtiging aan de curator afgegeven om in rechte op te treden tegen appellanten. Appelanten komen hier tegen op. De curator heeft een beroep op niet-ontvankelijkheid gedaan, stellende dat appellanten geen "partij" waren bij de beschikking van de r-c. De rechtbank oordeelt dat appellanten als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, zodat zij ex art. 67 FW hoger beroep kunnen instellen tegen voornoemde beschikking van de r-c.
RECHTBANK GRONINGEN
SECTOR CIVIEL RECHT
MEERVOUDIGE KAMER
Reg.nr.: 82312 HA RK 05-314
Datum: 1 december 2005
B E S C H I K K I N G
EX ARTIKEL 67 FAILLISSEMENTSWET
in de zaak van:
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats],
2. [appellant 2],
hierna gezamenlijk te noemen: appellanten,
procureur mr. W.A. Verbeek,
en
[curator],
in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschappen Thuiszorg Buro Holding B.V., Uitleen Thuiszorg B.V., Thuiszorg Buro Haren B.V., Thuiszorg Buro Westergo B.V., Thuiszorg Buro Buinerveen B.V. en Thuiszorg Buro Roden B.V.,
hierna te noemen: de curator,
procureur mr. R.G. Holtz.
PROCESVERLOOP
Bij faxbrief van 7 oktober 2005 hebben appellanten een beroepschrift ingediend.
Appellanten en de curator zijn opgeroepen te verschijnen ter terechtzitting van 7 november 2005.
Van de zijde van appellanten is verschenen [appellant 1], vergezeld van mr. Verbeek. [de curator] is verschenen, vergezeld van mr. Holtz. Zowel appellanten als de curator hebben, onder overlegging van pleitnotities, hun standpunten toegelicht. De curator heeft geconcludeerd appellanten niet-ontvankelijk te verklaren in hun beroep, althans het beroep te verwerpen.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Vaststaande feiten
a. Op 10 februari 2004 is Thuiszorg Buro Holding B.V. (verder te noemen TBH) in staat van faillissement verklaard met aanstelling van [curator] tot curator.
Vanaf medio 2003 tot de datum van het faillissement heeft [appellant 1] TBH bijgestaan in een geschil tussen TBH en Multimedia Partners B.V. te Putten, aanvrager van het faillissement.
b. De curator heeft in juni 2005 de rechter-commissaris verzocht haar te machtigen om een procedure aanhangig te maken tegen appellanten. De rechter-commissaris heeft, eveneens in juni 2005, de verzochte machtiging mondeling verleend.
c. In oktober 2005 hebben [curator] -in haar hoedanigheid van curator van de besloten vennootschappen Thuiszorg Buro Holding B.V., Uitleen Thuiszorg B.V., Thuiszorg Buro Haren B.V., Thuiszorg Buro Westergo B.V., Thuiszorg Buro Buinerveen B.V. en Thuiszorg Buro Roden B.V.- en Multimedia Partners B.V. (verder te noemen Multimedia) een concept-dagvaarding gezonden aan appellanten. Uit deze concept-dagvaarding blijkt dat de curator voornemens is in rechte -kort gezegd- primair van appellanten betaling te vorderen van € 90.000,-- op grond van wanprestatie danwel onrechtmatig handelen en subsidiair betaling te vorderen van € 38.858,50 op grond van paulianeus handelen.
d. Bij brief van 5 oktober 2005 hebben appellanten de rechter-commissaris verzocht de curator geen toestemming te verlenen appellanten in rechte te betrekken alsmede de curator te verplichten de afspraken die zij met Multimedia heeft gemaakt te onthullen.
e. Op 6 oktober 2005 heeft de rechter-commissaris het verzoek van appellanten afgewezen, waarbij hij [appellant 1], voor zover hier van belang, als volgt heeft bericht:
U en de [appellant 2] kunnen niet als belanghebbende worden beschouwd in de zin van artikel 69 Fw. De rechtsgang van artikel 69 Fw staat alleen open voor de schuldeisers en de gefailleerde en heeft enkel als doel om fouten in het beheer van de boedel te voorkomen of te herstellen. U kunt derhalve niet langs deze weg tegen het handelen van de curator ageren. Ik zie echter ook geen mogelijkheid om op andere gronden op uw verzoek in te gaan. ...
f. Op 7 oktober 2005 hebben appellanten de rechtbank verzocht "de beschikking van de rechter-commissaris te vernietigen en de aan de curator gegeven machtiging voor het voeren van een procedure tegen appellanten alsnog in te trekken".
Beoordeling van het geschil
2. De curator heeft primair gesteld dat appellanten niet ontvankelijk zijn in hun beroep. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De brief van de rechter-commissaris van 6 oktober 2005 is geen beschikking. Het door de rechter-commissaris verlenen van toestemming aan de curator om in rechte op te treden was een beschikking. Deze beschikking is gegeven in juni 2005. Daartegen stond binnen 5 dagen hoger beroep open, echter niet voor appellanten aangezien zij geen "partij" waren bij de beschikking. Ook indien appellanten wel kunnen worden ontvangen in hun beroep dan waren zij in het destijds bij de rechter-commissaris ingediende inleidende verzoek niet ontvankelijk aangezien appellanten geen schuldeisers zijn in de zin van artikel 69 Fw.
3. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de ontvankelijkheid als volgt.
De brief van de rechter-commissaris d.d. 6 oktober 2005 kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een beschikking ex artikel 69 Fw. Daargelaten de vraag of appellanten behoren tot de in artikel 69 Fw. genoemde kring van personen, zijn appellanten niet opgekomen tegen een handeling van de curator, noch hebben zij een bevel uitgelokt dat ertoe strekt dat de curator een bepaalde handeling dient te verrichten dan wel na te laten. Weliswaar stellen appellanten in hun beroepsschrift dat het beroep gericht is tegen de beslissing van de rechter-commissaris d.d. 6 oktober 2005, echter naar de rechtbank begrijpt richt het beroep zich feitelijk tegen de door de rechter-commissaris in juni 2005 gegeven beschikking waarbij de curator is gemachtigd om in rechte op te treden tegen appellanten. Tegen deze beschikking stond ex artikel 67 Fw beroep open voor degene die de beschikking heeft gevraagd en voor degene tegen wie zij is gevraagd en die zich door de gegeven beschikking bezwaard acht. Naar het oordeel van de rechtbank is de machtiging van de rechter-commissaris om een procedure tegen appellanten te beginnen "tegen" appellanten gevraagd. Dat appellanten zich bezwaard achten door de beschikking spreekt voor zich. De rechtbank is dan ook van oordeel dat appellanten als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt zodat zij gerechtigd zijn ex artikel 67 lid 1 Fw hoger beroep in te stellen tegen voornoemde beschikking van de rechter-commissaris.
4. De termijn waarbinnen hoger beroep kan worden ingesteld tegen beschikkingen van de rechter-commissaris bedraagt vijf dagen, aan te vangen op de dag dat de beschikking is gegeven. In verband met deze korte beroepstermijn mag van de rechter-commissaris worden gevergd dat hij er op toeziet dat zijn beschikking onverwijld ter kennis wordt gebracht van een hem bekende belanghebbende (HR 10 januari 1992, NJ 1992,195), in dit geval appellanten. Gesteld noch gebleken is dat rechter-commissaris dit heeft gedaan. De regel dat in het belang van een goede rechtspleging aan beroepstermijnen strikt de hand dient te worden gehouden lijdt in dit geval dan ook uitzondering. De vijf dagen termijn vangt in dit geval aan op het moment dat appellanten wisten of redelijkerwijs konden weten van de beschikking. Onweersproken is gebleven dat appellanten eerst wisten van de beschikking op het moment dat zij de concept-dagvaarding ontvingen en dat zij redelijkerwijs niet eerder konden weten dat de rechter-commissaris de litigieuze beschikking had gegeven. Gesteld noch gebleken is dat appellanten niet tijdig na ontvangst van de concept-dagvaarding beroep hebben ingesteld. Appellanten kunnen derhalve in hun beroep worden ontvangen.
5. Thans komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
De vordering van de curator heeft volgens appellanten geen enkele kans van slagen. Zij stellen dat er geen sprake is van wanprestatie noch van onrechtmatig handelen jegens de gefailleerden en evenmin van paulianeus handelen; bovendien is niet gesteld dat gefailleerden schade hebben geleden.
De curator heeft hiertegen verweer gevoerd.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
De curator heeft tot taak de boedel te beheren en te vereffenen, terwijl de rechter-commissaris tot taak heeft daarop toezicht te houden. De rechter-commissaris, evenals de rechtbank in hoger beroep, dient bij zijn toets of de door de curator gevraagde machtiging dient te worden verleend enkel acht te slaan op het belang van de boedel en dat van de schuldeisers; hij behoeft geen rekening te houden met de belangen van de beoogde wederpartij(en) van de curator. Voorts behoort het niet tot de taak van de rechter-commissaris om bij zijn belangenafweging vooruit te lopen op het oordeel van de bodemrechter, die immers beslist nadat er een proces met hoor en wederhoor en mogelijk bewijslevering heeft plaatsgevonden (vgl. rechtbank Roermond 25 februari 2004 JOR 2005,44). De rechter-commissaris zal zich moeten beperken tot een voorlopige inschatting van de kansen van de curator in de procedure. Het is de rechtbank niet gebleken dat de rechter-commissaris op grond van de hem voorgelegde gegevens tot de conclusie had moeten komen dat -zoals appellanten menen- bij voorbaat al vaststaat dat de procedure van de curator tegen appellanten geen enkele kans van slagen heeft.
7. Het vorenstaande brengt met zich dat het beroep ongegrond zal worden verklaard.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beschikking is gegeven op 1 december 2005 door mrs. J.H. Praktiek, voorzitter, M.M.A. Onnes-Wind en J. Smit, in het bijzijn van de griffier.
ldj