Hof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2021, nr. 21-003432-16
ECLI:NL:GHARL:2021:865
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
28-01-2021
- Zaaknummer
21-003432-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:865, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 28‑01‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:340
Uitspraak 28‑01‑2021
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt veroordeeld als medepleger van een drietal feiten, twee autodiefstallen en een poging daartoe, tot een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarbij bij de strafoplegging rekening is gehouden met overschrijding van de redelijke termijn.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003432-16
Uitspraak d.d.: 28 januari 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 7 juni 2016 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-930258-15 en 18-186065-15, tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] ,
thans gedetineerd in de P.I. Leeuwarden te Leeuwarden.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 oktober 2018 en 14 januari 2021 en overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde in de zaak onder parketnummer 18-930258-15 en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens heeft de advocaat-generaal de verbeurdverklaring gevorderd van de onder verdachte in beslaggenomen bestelauto Volkswagen LT 35 TD (kenteken [kenteken1] ). Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij1] geheel toe te wijzen en de benadeelde partij [benadeelde partij2] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. B.J. de Pree, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het tenlastegelegde in de zaak onder parketnummer 18-186065-15, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen, nu daartegen op grond van het bepaalde in artikel 404, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep mogelijk is. Het hof zal de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.
Het vonnis waarvan beroep
In de zaak onder parketnummer 18-930258-15 heeft de rechtbank verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft als bijzondere voorwaarden opgelegd een meldplicht bij de reclassering en medewerking aan een gedragsinterventie, te weten een COVA(+) training. Voorts heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] hoofdelijk toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Parketnummer 18-930258-15: 1.
hij op of omstreeks 06 oktober 2015 te [plaats1] , althans in de gemeente [gemeente1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Volkswagen Passat), staande aan/nabij de [adres1] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam1] en/of [benadeelde partij1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen auto/goed onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
2.
hij op of omstreeks 07 oktober 2015 te [plaats2] , althans in de gemeente [gemeente2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een auto (Volkswagen Golf), staande aan/nabij de [adres2] , geheel of ten dele toebehorende aan [naam2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen auto/goed onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, een ruit van die auto hebben/heeft vernield en/of bezig zijn/is geweest die auto op een autoambulance/vrachtauto te plaatsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;3.
hij op of omstreeks 07 oktober 2015 te [plaats3] , althans in de gemeente [gemeente3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Renault Twingo), staande aan/nabij de [adres3] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen auto/goed onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
4. primair
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2015 tot en met 8 september 2015 te [plaats4] , althans in de gemeente [gemeente4] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen en/of te laten komen met een bumper, althans een brandbaar onderdeel, van een auto (Mercedes), staande aan/nabij de [adres4] , ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor een op korte afstand van die auto aanwezig tuinhek, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
4. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2015 tot en met 8 september 2015 te [plaats4] , althans in de gemeente [gemeente4] , openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [adres4] , in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een auto (Mercedes), welk geweld bestond uit het in brand steken van een bumper, althans een onderdeel van die auto, terwijl dit door hem gepleegde geweld vernieling ten gevolge heeft gehad;
4. meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2015 tot en met 8 september 2015 te [plaats4] , althans in de gemeente [gemeente4] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Mercedes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 11 augustus 2015 te [plaats4] , althans in de gemeente [gemeente4] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een zitmaaier, staande bij een woning aan/nabij de [adres5] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat het dossier geen blijk geeft van een (intellectuele) bijdrage van verdachte aan het delict dat van voldoende gewicht is. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan derhalve niet bewezen worden verklaard. De raadsman heeft zich, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, ten aanzien van de onder 4 primair en 5 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt hiertoe als volgt. Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Feiten 1, 2 en 3
Feit 1 - Diefstal in vereniging met braak van Volkswagen Passat
Blijkens het proces-verbaal van aangifte van [naam1] , namens [benadeelde partij1] , is op 6 oktober 2015 de Volkswagen Passat met kenteken [kenteken2] van aangever(s) weggenomen. De auto stond geparkeerd op een carpoolplaats te [plaats1] . De Volkswagen Passat wordt gedeeltelijk gestript aangetroffen in de loods van verdachte te [gemeente4] .
Medeverdachte [medeverdachte1] heeft verklaard dat hij samen met verdachte op 6 oktober 2015 rondreed en dat zij op een carpoolplaats te [plaats1] een Volkswagen Passat zagen staan. Daarop heeft verdachte met medeverdachte [medeverdachte2] gebeld. Medeverdachte [medeverdachte3] heeft verklaard dat [medeverdachte2] en hij met de auto-ambulance naar de carpoolplaats te [plaats1] zijn gekomen, waar [medeverdachte1] en verdachte op hen stonden te wachten. [medeverdachte2] heeft verklaard dat hij de Volkswagen Passat vervolgens in opdracht van verdachte heeft gestolen, hetgeen bevestigd wordt door de zoon van verdachte, [medeverdachte3] , die heeft verklaard dat zijn vader tegen [medeverdachte2] had gezegd ‘dat hij die Passat moest pakken’. De Volkswagen Passat wordt door [medeverdachte2] en [medeverdachte3] naar de loods van verdachte gebracht. [medeverdachte1] en verdachte arriveren kort daarna in de loods. Aldaar heeft [medeverdachte2] samen met [medeverdachte4] de Volkswagen Passat gestript. Dit gebeurde in opdracht van verdachte, aldus [medeverdachte4] . Verdachte erkent [medeverdachte2] te hebben getipt omtrent de Volkswagen Passat op de carpoolplaats te [plaats1] . Verdachte heeft verklaard dat toen [medeverdachte2] en [medeverdachte3] op de carpoolplaats waren gearriveerd, hij en [medeverdachte1] vervolgens zijn weggereden, ‘zodat de jongens hun werk konden doen en [medeverdachte1] en ik niet het risico hadden om te worden gepakt’.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende en nauwe samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Verdachte heeft een actieve rol in de uitvoering en afhandeling van het feitencomplex met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde gehad: hij heeft samen met medeverdachte [medeverdachte1] rondgereden en heeft, bij het zien van de Volkswagen Passat, medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte4] gebeld en gezegd dat zij met de auto-ambulance van verdachte naar [plaats1] moesten komen. Na het opladen van de auto door [medeverdachte2] en [medeverdachte3] , wordt de Volkswagen Passat vervolgens naar de loods van verdachte gebracht en door [medeverdachte2] en [medeverdachte4] in opdracht van verdachte gestript. Daar komt bij dat sprake is geweest van een kort tijdsverloop tussen feiten 1, 2 en 3. Uit de bewijsmiddelen, die hierna zijn opgenomen, blijkt bovendien van een vaste modus operandi van verdachte en zijn mededaders: verdachte en [medeverdachte1] gaan op zoek naar geschikte auto’s om te stelen, verdachte schakelt [medeverdachte2] en [medeverdachte4] in, die met de auto-ambulance ter plekke komen, verdachte en [medeverdachte1] zijn bij de feitelijke uitvoering aanwezig en verrichten uitvoeringshandelingen en de gestolen auto’s worden naar de loods van verdachte gebracht. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is van een intense samenwerking, een duidelijke taakverdeling en is de rol van verdachte in de voorbereiding en afhandeling van doorslaggevend belang. Het onder 1 tenlastegelegde medeplegen kan daarmee naar het oordeel van het hof bewezen worden verklaard.
Feit 3 - Diefstal in vereniging met braak van Renault Twingo
Blijkens het proces-verbaal van aangifte van [naam3] , namens [naam6] , is in de nacht van 6 op 7 oktober 2015 de Renault Twingo van [naam6] weggenomen. De auto stond geparkeerd op een parkeerplaats te [plaats3] . In de loods die verdachte huurt aan de [adres6] te [gemeente4] , worden de kentekenplaten van de gestolen Renault Twingo later aangetroffen.
Medeverdachte [medeverdachte4] heeft verklaard dat verdachte hem en medeverdachte [medeverdachte2] in de nacht van 6 op 7 oktober 2015 heeft gebeld om de Renault Twingo op de parkeerplaats in [plaats3] te komen halen. Daarop zijn [medeverdachte4] en [medeverdachte2] met de auto-ambulance van verdachte naar [plaats3] gereden. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte1] zijn aldaar aanwezig. [medeverdachte1] heeft verklaard de ruit van de Renault Twingo te hebben ingegooid. [medeverdachte2] , [medeverdachte4] en [medeverdachte1] hebben verklaard dat ze vervolgens met z’n vieren de Renault Twingo naar een andere parkeerplaats hebben gedrukt. Daarop heeft [medeverdachte2] samen met [medeverdachte4] de Renault Twingo op de auto-ambulance geladen. [medeverdachte2] , [medeverdachte4] , [medeverdachte1] en verdachte zijn toen naar [gemeente2] gereden om de Renault Twingo bij een afnemer af te leveren. [medeverdachte1] heeft verklaard dat verdachte aan hem had verteld dat de auto op bestelling was gestolen, hetgeen door [medeverdachte4] wordt bevestigd. Ook heeft [medeverdachte1] verklaard dat de kentekenplaten van de Renault Twingo door verdachte in zijn loods in een bak met rommel zijn gegooid. Verdachte erkent de auto in [gemeente2] te hebben afgeleverd. Hij heeft verklaard dat hij gebeld was door iemand die hem vroeg een Twingo te stelen. Over de diefstal van de Renault Twingo heeft verdachte verklaard dat de diefstal zijn idee was en dat hij het geregeld had. De anderen stemden ermee in. Verdachte heeft het naar eigen zeggen samen met [medeverdachte1] , [medeverdachte2] en [medeverdachte4] gedaan.
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte1] , [medeverdachte2] en [medeverdachte4] gezamenlijk hebben gehandeld ter uitvoering van het plan een Twingo te stelen. Verdachte heeft verklaard te zijn benaderd door een afnemer en is daarop naar eigen zeggen met het idee gekomen om de betreffende Renault Twingo te stelen. Verdachte heeft het idee vervolgens voorgelegd aan de andere medeverdachten, die met het plan hebben ingestemd. Verdachte was verder bij het wegnemen van de auto op de parkeerplaats te [plaats3] betrokken en heeft samen met medeverdachten [medeverdachte1] , [medeverdachte2] en [medeverdachte4] de auto naar een andere parkeerplaats geduwd om de Renault Twingo op zijn auto-ambulance te takelen. Daar komt bij dat verdachte contact heeft onderhouden met de afnemer en heeft gezorgd voor de uiteindelijke overdracht van de Renault Twingo aan de afnemer in [gemeente2] . Gelet op het als gezamenlijk aan te merken plan en verdachtes aandeel in de uitvoering van dat plan is het hof van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en derhalve van medeplegen van dit feit.
Feit 2 - Poging diefstal in vereniging met braak van Volkswagen Golf
Blijkens het proces-verbaal van aangifte van [naam2] is in diezelfde nacht van 6 op 7 oktober 2015 een poging gedaan om de aan aangever toebehorende Volkswagen Golf weg te nemen. De auto stond geparkeerd op een carpoolplaats in [plaats2] . Getuigen [getuige1] en [getuige2] hebben verklaard dat, toen zij die nacht de carpoolplaats in [plaats2] opreden, zij vier mannen hebben gezien die bezig waren om een Volkswagen Golf op een auto-ambulance te laden. Getuige [getuige2] heeft gezien dat de ruit van de Volkswagen Golf kapot was. Zodra de vier mannen de auto van getuigen [getuige1] en [getuige2] de carpoolplaats op zien rijden, stoppen ze met opladen. De vier mannen stappen vervolgens snel in de twee auto’s waar ze mee gekomen zijn en rijden hard weg. Het kenteken van de auto-ambulance, [kenteken1] , wordt door [getuige1] en [getuige2] aan de politie doorgegeven.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat, nadat de Renault Twingo in [gemeente2] was afgeleverd, verdachte met [medeverdachte1] , [medeverdachte2] en [medeverdachte4] had afgesproken om uit te kijken of er nog een auto was die ze konden stelen. Ze waren die nacht ‘van God los’ zoals verdachte zelf heeft verklaard. Na rond te hebben gereden op zoek naar een auto, zijn verdachte, [medeverdachte1] , [medeverdachte2] en [medeverdachte4] terechtgekomen op carpoolplaats te [plaats2] .
Medeverdachte [medeverdachte2] heeft verklaard dat hij de betreffende nacht van 6 op 7 oktober 2015 samen met medeverdachte [medeverdachte4] , medeverdachte [medeverdachte1] en verdachte op de carpoolplaats te [plaats2] was. Volgens [medeverdachte2] heeft [medeverdachte1] gezegd dat hij de Volkswagen Golf mee wilde nemen, waarop [medeverdachte2] een raam van de auto heeft ingegooid. [medeverdachte2] heeft verklaard dat [medeverdachte1] en verdachte hem de opdracht hadden gegeven om de Volkswagen Golf op de auto-ambulance te laden om de auto naar de loods van verdachte te brengen. [medeverdachte1] heeft verklaard met [medeverdachte2] , [medeverdachte4] en verdachte op de carpoolplaats te [plaats2] te zijn geweest. Verdachte heeft eveneens erkend die desbetreffende nacht met laatstgenoemden op de carpoolplaats te [plaats2] te zijn geweest. Doordat de hiervoor genoemde getuigen [getuige1] en [getuige2] ter plaatste kwamen zijn de verdachten vertrokken met achterlating van de Golf.
Het hof is van oordeel dat voor het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde medeplegen voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Daarbij heeft het hof met name acht geslagen op de verklaringen van getuigen [getuige1] en [getuige2] en de eigen verklaring van verdachte. Getuigen [getuige1] en [getuige2] hebben beiden verklaard gezien te hebben dat vier mannen daar bezig waren met het opladen van een Volkswagen Golf. Er is derhalve sprake geweest van een gezamenlijk plan, waarbij verdachte bij de feitelijke uitvoering aanwezig is geweest en ook uitvoeringshandelingen heeft verricht. Het hof verwerpt dan ook het verweer van de raadsman en acht het onder 2 tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachten overweegt het hof het volgende. Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank waar de rechtbank overweegt:
‘De rechtbank constateert dat medeverdachten [medeverdachte1] , [medeverdachte2] en [medeverdachte4] bij de politie meerdere keren zijn gehoord en dat zij tijdens deze verhoren belastende verklaringen ten aanzien van verdachte [verdachte] en zichzelf hebben afgelegd. De rechtbank acht de bij de politie afgelegde, belastende verklaringen van [medeverdachte1] , [medeverdachte2] en [medeverdachte4] betrouwbaar. De verklaringen zijn ten aanzien van het merendeel van de feiten consistent. Zij belasten bovendien niet alleen [verdachte] maar ook zichzelf. Niet valt in te zien waarom [medeverdachte1] , [medeverdachte2] zichzelf valselijk zouden belasten. Zoals hiervoor is aangegeven, vinden de belastende verklaringen ook steun in de overige bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte dat hij bij de diefstallen aanwezig was.’
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 06 oktober 2015 te [plaats1] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Volkswagen Passat), staande aan de [adres1] , toebehorende aan [naam1] en [benadeelde partij1] , waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen auto onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
hij op 07 oktober 2015 te [plaats2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een auto (Volkswagen Golf), staande aan de [adres2] , toebehorende aan [naam2] , en die weg te nemen auto onder hun bereik te brengen door middel van braak, een ruit van die auto hebben vernield en bezig zijn geweest die auto op een autoambulance/vrachtauto te plaatsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 07 oktober 2015 te [plaats3] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Renault Twingo), staande aan de [adres3] , toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen auto onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
4. primair
hij in de periode van 7 september 2015 tot en met 8 september 2015 te [plaats4] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een bumper van een auto (Mercedes), staande aan de [adres4] , ten gevolge waarvan die auto is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor een op korte afstand van die auto aanwezig tuinhek te duchten was;
5.
hij op 11 augustus 2015 te [plaats4] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een zitmaaier, staande bij een woning aan de [adres5] , toebehorende aan [benadeelde partij2] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
Het hof past bij de beoordeling van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 mei 2016 in eerste aanleg, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde feit:
We waren op de carpoolplaats. Ik heb met [medeverdachte2] gebeld en ik heb tegen hem gezegd dat er een Volkswagen Passat stond. Toen is [medeverdachte2] gekomen en heeft de auto opgehaald. [medeverdachte2] heeft de Passat in mijn loods geparkeerd. Hij kon erin want de sleutel lag onder een beeldje bij de loods.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit:
We kwamen uit [gemeente2] . [medeverdachte2] reed op de vrachtwagen. Ik zat met [medeverdachte1] in de auto. Ik reed achter de vrachtwagen naar de carpoolplaats. Daar heeft [medeverdachte2] een Golf aangehaakt. We werden gestoord door een auto die er aan kwam.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde feit:
Die Twingo stond in [plaats3] . [medeverdachte2] zocht specifiek zo’n auto. [medeverdachte2] reed in het rond met de vrachtwagen. Ik heb [medeverdachte2] getipt over deze auto en ik heb hem laten zien waar deze stond. [medeverdachte2] en [medeverdachte4] hebben die Twingo op de vrachtwagen getrokken. [medeverdachte1] en ik waren erbij.
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde feit:
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 07 oktober 2015, opgenomen op pagina 78 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, inhoudende de verklaring van aangever [naam1] , namens [benadeelde partij1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 06 oktober 2015 omstreeks 17:30 uur heb ik de personenauto, merk Volkswagen, type Passat, met kenteken [kenteken2] , geparkeerd aan de [adres1] te [plaats1] . Ik heb de auto afgesloten middels de sleutels of de daartoe bestemde handzender en ik heb gecontroleerd of de auto was afgesloten. Toen ik op 06 oktober 2015 omstreeks 21:30 uur de auto weer in gebruik wilde nemen zag ik dat deze door onbekenden was weggenomen. In de auto waren aanwezig een paspoort en rijbewijs ten name van [benadeelde partij1] , een paspoort en rijbewijs ten name van [naam1] , huissleutels en een fietsendrager.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit:
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 07 oktober 2015, opgenomen op pagina 163 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, inhoudende de verklaring van aangever [naam2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 06 oktober 2015 om 20:50 uur stond mijn personenauto, merk Volkswagen, type Golf, met kenteken [kenteken3] , geparkeerd op de carpoolplaats aan de [adres7] in [plaats2] . Ik heb mijn auto afgesloten en onbeschadigd neergezet. Toen ik op woensdag 07 oktober 2015 om 06:40 uur bij mijn auto kwam zag ik dat het raam aan de bijrijderskant, rechts, was ingeslagen. Ik zag dat het dashboardkastje was doorzocht en dat de inhoud voor de stoel op de grond lag. Ik zag en merkte dat de auto van het slot was toen ik wilde instappen.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde feit:
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 07 oktober 2015, opgenomen op pagina 251 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, inhoudende de verklaring van aangever [naam3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De auto is eigendom van mijn vader [naam6] . Op 06 oktober 2015, omstreeks 20:00 uur, heb ik de auto, merk Renault, type Twingo, met kenteken [kenteken4] , nog zien staan op het [adres3] te [plaats3] . De auto stond geparkeerd op de parkeerplaats naast de seniorenflat waar mijn vader woont. Mijn vader heeft de auto afgesloten middels de daarvoor bestemde handzender en hij heeft gecontroleerd of de auto was afgesloten. Op 07 oktober 2015, omstreeks 09:00 uur, kwam mijn vader terug bij de plaats waar de auto stond geparkeerd en zag dat deze door onbekenden was weggenomen. Hij heeft ter plaatse glasscherven aangetroffen.
Met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde:
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 7 oktober 2015, opgenomen op pagina 98 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 oktober 2015 waren wij ter plaatse bij het bedrijfspand [adres8] te [gemeente4] . Tevens zagen wij dat er een autoambulance in het pand stond, voorzien van het kenteken [kenteken1] . Geheel links achter in de schuur, achter meerdere motorvoertuigen en een heftruck troffen wij een gedeeltelijk gestripte VW Passat aan. Ik, verbalisant [verbalisant1] , kon via het chassisnummer op een sticker, welke bevestigd zat aan de bestuurderszijde van de VW Passat, achterhalen dat het om een ontvreemde VW Passat ging. Deze Passat is ontvreemd te [plaats1] op 6 oktober 2015 en zou moeten zijn voorzien van het kenteken [kenteken2] en is zwart van kleur.
Door mij, verbalisant [verbalisant1] , werden in een afvalbak in het achterste gedeelte van het perceel, nabij de aangetroffen VW Passat, twee kentekenplaten aangetroffen voorzien van het kenteken [kenteken4] . Door mij, verbalisant [verbalisant2] , werd dit kenteken nagetrokken en mij bleek dat deze kentekenplaten behoren bij een witte Renault Twingo die in de nacht van 6 op 7 oktober 2015 is ontvreemd te [plaats3] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 27 november 2015, opgenomen op pagina 342 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit diverse verklaringen van verdachten en getuigen komt naar voren dat de Volkswagen voorzien van kenteken [kenteken1] is gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Met dit voertuig werden gestolen voertuigen vervoerd naar de loods gelegen aan de [adres8] te [gemeente4] .
De zwarte Volkswagen transporter, type LT 35 TD, voorzien van kenteken [kenteken1] , bouwjaar 1993, is een zogenaamde auto-ambulance en is bij de RDW ten naam gesteld van [naam7] . [naam7] heeft verklaard dat hij deze transporter begin 2015 heeft verkocht aan [verdachte] . [verdachte] heeft verklaard dat hij de auto begin 2015 heeft gekocht van [naam7] , maar nog niet afbetaald. Daarom staat hij nog niet op zijn naam.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 10 oktober 2015, opgenomen op pagina 540 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, inhoudende de verklaring van verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Nog even voor de duidelijkheid jij gebruikt een loods aan de [adres8] te [gemeente4] . Op wie zijn naam staat deze loods?
A: [naam4] .
V: [naam4] huurt dus de loods zeg jij. Wie betaald de huur van deze loods?
A: Ik.
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde:
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 17 oktober 2015, opgenomen op pagina 643 e.v. en een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 18 oktober 2015, opgenomen op pagina 654 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wie waren er allemaal mee om de Volkswagen Passat op te halen?
A: [medeverdachte2] vroeg aan mij of ik mee wilde helpen om een auto op te halen en we zijn toen met de vrachtwagen, vanaf de loods in [plaats5] heengereden.
V: Toen jij en [medeverdachte2] op de carpoolplaats aankwamen stonden je vader [verdachte] en [medeverdachte1] daar al?
A: Ja zij stonden er al.
V: Wie zei wat tegen elkaar dan?
A: Ja mijn vader zei tegen [medeverdachte2] dat hij die Passat moesten pakken.
Met betrekking tot de onder 3 tenlastegelegde:
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 07 oktober 2015, opgenomen op pagina 166 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, inhoudende de verklaring van getuige [getuige1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 07 oktober 2015, omstreeks 03:00 uur, reed ik samen met [getuige2] in mijn personenauto. We kwamen aan bij de carpool te [plaats2] . Toen zag ik dat er vier mannen bezig waren om een Volkswagen Golf op een auto-ambulance te takelen. Het was een vrij grote auto-ambulance, er konden volgens mij wel twee auto’s op staan. Ik heb het kenteken aan de politie doorgegeven. Toen ik de schrikreactie zag bij de vier mannen wist ik dat het mis was. Eén van deze personen had halflang blond haar. Hij was met kettingen bezig samen met nog een ander. Ik zag dat de auto-ambulance achteruit het gras op reed om te keren. Ik zag en hoorde dat de bestuurder veel gas gaf. Ik zag dat de bestuurder de carpoolplaats met hoge snelheid verliet. Ik zag dat een Mercedes Benz S-klasse nog op de carpoolplaats stond. Ik zag dat er een man op de bestuurdersstoel zat. Ineens kwam die Mercedes hard op ons af rijden. Ik had de indruk dat de bestuurder ons wilde aanrijden. [getuige2] had iets in zijn hand wat hij tegen de Mercedes aangooide. Ik zag dat hij het tegen de linkerkant aangooide. Ik hoorde een doffe klap toen het voorwerp de Mercedes raakte.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 7 oktober 2015, opgenomen op pagina 176 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 7 oktober 2015 omstreeks 03:00 uur kregen wij, verbalisanten [verbalisant3] en [verbalisant4] , de opdracht om te gaan naar de carpoolplaats aan de A37 te [plaats2] / [plaats6] . Aldaar zou zojuist een poging diefstal van een voertuig gepleegd zijn. De verdachte(n) zou rijden in een voertuig met het kenteken [kenteken1] dit zou, volgens de meldkamer, een Volkswagen LT betreffen.
Ik, verbalisant [verbalisant4] , hoorde [getuige2] zeggen dat toen zij bij de carpoolplaats in [plaats2] / [plaats6] aankwamen dat zij een voertuig met een auto-ambulance erachter zagen staan. Tevens zag hij dat er een Mercedes personenauto bij stond. Ik hoorde [getuige2] zeggen dat hij zag dat er vier mannen bezig waren om een Volkswagen Golf op een auto-ambulance te takelen. Ik hoorde [getuige2] zeggen dat hij zag dat er een ruitje ingetikt was bij de Volkswagen Golf. Ik hoorde [getuige2] zeggen dat toen [getuige1] en hij de carpoolplaats opreden, de mannen schrokken en stopten met de auto te takelen. De vier mannen sprongen in de auto’s en reden vervolgens weg.
Met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde:
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 11 oktober 2015, opgenomen op pagina 487 e.v. en een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 12 oktober 2015, opgenomen op pagina 494 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat heb je allemaal gedaan op dinsdag 6 oktober 2015?
A: [verdachte] en ik zijn een stukje gaan rijden. Toen kwamen we op die carpoolplaats terecht en daar stond een Volkswagen Passat. [verdachte] heeft die jongens gebeld. Het was in de buurt van [plaats7] of [plaats1] . De Passat is naar de loods gegaan in [plaats5] .
V: We hebben ook gesproken over de diefstal van een voertuig in [plaats3] .
A: Dit was een wit Renaultje. Ik heb het raam ingeflikkerd aan de passagierskant met een stuk van een bougie. Ik was er bij en [verdachte] , [medeverdachte2] en [medeverdachte4] . We hebben de auto weggedrukt naar de straat. Dit lukte goed want we waren met z’n vieren. De auto hebben we voor de achterzijde van de auto-ambulance gezet en [medeverdachte2] en [medeverdachte4] hebben de rest gedaan om hem erop te krijgen. Ik ben toen met [verdachte] met de Mercedes weggegaan. We reden naar [gemeente2] . De auto was op bestelling, dat zei [verdachte] . We gingen voorop en [verdachte] reed rechtstreeks naar het adres van de afnemer in [gemeente2] . Daar hebben we hem van de auto-ambulance gehaald en achter het hek gezet. [verdachte] zei we gaan niet met lege handen terug. Toen zei [medeverdachte2] ik weet nog wel een plek of zo. De jongens, [medeverdachte2] en [medeverdachte4] , rijden dan met de auto-ambulance naar de carpoolplek ergens tussen [gemeente2] en [gemeente4] . De jongens hebben 2 ramen ingeflikkerd met een stuk bougie, een grijze Passat en een Golf type 3 geloof ik. Toen kwamen er mensen aan en zijn we gauw weggereden.
De kenteken van de Renault hebben we in de Mercedes gegooid en in de loods heeft [verdachte] ze in de bak met rommel gegooid.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 08 oktober 2015, opgenomen op pagina 382 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Dus wie geeft jou de opdracht om auto’s te stelen? Dus dat is [verdachte] ?
A: Ja.
V: Heb jij die Passat ook in opdracht gestolen?
A: Ja.
V: Wie zijn er allemaal betrokken geweest bij de diefstal van de Volkswagen Passat vanaf de carpoolplaats in [plaats1] ?
A: Ik, [verdachte] en [medeverdachte1] . Zij waren met de Mercedes. [verdachte] en [medeverdachte1] gaan eerst kijken. Als zij iets gevonden hebben gaan zij weg en lier ik de auto op.
Ik heb de Passat achterin de loods gezet. Ik heb de auto daar gestript.
V: Hoeveel diefstallen hebben jullie op deze manier gepleegd?
A: Twee en één keer een poging. Eerst de Passat, daarna de Twingo en daarna de Golf geprobeerd.
V: Hoe hebben jullie de Twingo meegenomen?
A: [medeverdachte1] heeft het raam eruit gegooid. Vervolgens hebben we met z’n vieren, [medeverdachte4] , [verdachte] , [medeverdachte1] en ik de auto naar de overkant gedrukt naar een parkeerplaats. Bij zo’n bejaardenflat maakt het zo’n lawaai als je de auto op de auto-ambulance zet.
V: Waar is de Twingo gebleven?
A: Ergens in [gemeente2] . Ik ben achter [verdachte] en [medeverdachte1] aangereden. De auto ging naar een afnemer. Vervolgens zijn [medeverdachte1] en [verdachte] voor ons aan weggereden direct naar de carpoolplaats in [plaats2] . Ik en [medeverdachte4] reden weer achter hen aan. Ik wilde al naar huis nadat we de Twingo hadden afgeleverd, maar [medeverdachte1] zei vervolgens: ‘we doen er nog eentje we gaan niet leeg terug’.
V: Hoe ging dat vervolgens op de carpoolplaats in [plaats2] nadat jullie de Twingo hadden afgeleverd?
A: Ja, [medeverdachte1] wilde de Golf meenemen, zo’n oud type 3, vierdeurs donkergrijs van kleur. Ik heb aan de bijrijderskant het raam ingegooid met een deel van een bougie, het witte gedeelte geloof ik heet keramiek ofzo. Ik keek in de auto en er lag verder niets waardevols in en [medeverdachte1] en [verdachte] zeiden allebei dat ik de Golf moest oprijden op de autoambulance en dat we de auto meenamen naar de loods in [plaats5] . Ik had de auto-ambulance voor de Golf gezet en wilde hem net lieren toen opeens die andere Mercedes kwam. Ik dacht ik moet weg en heb de lier op de bak gegooid samen met de oprijplaten en ben ingestapt met [medeverdachte4] . Ik ben vervolgens vol gas over het gras gegaan en door [plaats2] heen naar de loods gereden. Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte1] nog op de carpoolplaats stonden en na mij zijn weggereden. Ik zag hen later terug in de loods in [gemeente4] . [medeverdachte1] en [verdachte] vertelden dat één van de mensen uit de Mercedes een baksteen had gegooid naar de auto van [verdachte] en dat hij aan de bestuurderskant geraakt was. De andere man had het kenteken van de auto van [verdachte] genoteerd.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 09 oktober 2015, opgenomen op pagina 440 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wie heeft de Passat gestolen?
A: [medeverdachte2] en [medeverdachte3] . [medeverdachte2] ging samen met [medeverdachte3] met de auto-ambulance weg.
V: Toen je terugkwam in de loods wat zag je toen?
A: Toen stond de auto-ambulance daar en de roldeuren waren dicht. In de loods stond de Passat op de auto-ambulance.
V: Wie waren in de loods?
A: [verdachte] , [medeverdachte2] , [medeverdachte3] , [medeverdachte1] , [naam4] en ik.
V: Wat deden zij daar?
A: Die auto moest eraf en in de hoek gezet. Ik moest dit doen van [verdachte] samen met [medeverdachte2] . [verdachte] en [medeverdachte1] gingen samen weg.
[medeverdachte2] en ik hebben de Passat gestript.
V: Die Twingo is weggenomen uit [plaats3] , wat kan jij hierover vertellen?
A: Een kameraad van [verdachte] had een auto, een Renault Twingo, nodig. [verdachte] en [medeverdachte1] waren al in [plaats3] met hun eigen auto, een Mercedes S-klasse. [verdachte] heeft naar mij en [medeverdachte2] gebeld om de auto op te halen. Ik en [medeverdachte2] zijn toen met de auto-ambulance naar [plaats3] gereden. [medeverdachte1] heeft met een bougie het raam van de Twingo kapot gemaakt. We hebben de auto tegen de bult omhoog gedrukt bij de parkeerplaats. De auto hebben wij met een lier de vrachtwagen opgetrokken. We hebben de auto naar [gemeente2] gebracht. We hebben de auto achter een hek gezet en zijn er vandoor gegaan.
We werden gebeld door [verdachte] en dat we met de auto-ambulance een auto moesten ophalen bij de carpool. Toen kwam er een andere auto aan, een grote Mercedes. [verdachte] zei dat we weg moesten wezen. [medeverdachte1] en [verdachte] zijn toen weggereden en ik en [medeverdachte2] met de auto-ambulance zijn er vandoor gegaan. Het raam van de auto hadden we toen al stukgemaakt. [verdachte] heeft dit gedaan met een bougie. Hij heeft dit tegen het raam gegooid en toen ging het stuk.
V: Waarom gooide [verdachte] het raam stuk?
A: Om de auto mee te nemen.
V: Waar zijn jullie naar toe gereden?
A: Naar de loods en [verdachte] en [medeverdachte1] waren hier al. [verdachte] heeft nog een steen tegen zijn auto gekregen, vertelde hij.
V: Wie hebben er allemaal een sleutel van de loods aan de [adres8] in [gemeente4] ?
A: Er is één sleutel en die ligt altijd onder een steen, een standbeeld.
Met betrekking tot het onder 2 en 3 tenlastegelegde:
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 21 oktober 2015, opgenomen op pagina 561 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, inhoudende de verklaring van verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat is er met die Twingo gebeurd?
A: Naar [gemeente2] , naar de persoon met wie ik contact heb gehad.
V: Hoe ging dat?
A: De man belde mij op en vroeg mij of ik een Twingo kon stelen. Ik zei dat ik het met de groep ( [medeverdachte4] , [medeverdachte2] en [medeverdachte1] ) zou overleggen.
V: Wat wil je nog meer vertellen over deze diefstal van de Renault Twingo?
A: Wij hebben dit met zijn vieren gedaan, [medeverdachte2] , [medeverdachte4] , [medeverdachte1] en ik. De diefstal was mijn idee. Ik had dit geregeld. De rest stemde ermee in.
V: Gaan we het nu even hebben over de carpoolplaats in [plaats2] . Wat wilde je daar stelen?
A: Wij reden vanaf [gemeente2] over [plaats8] . Het was een nacht dat we alle vier ‘helemaal van God los waren’. Wij hadden afgesproken om onderweg uit te kijken of er nog een auto stond die wij konden stelen.
Het hof volstaat ten aanzien van het onder 4 primair en 5 bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 mei 2016 in eerste aanleg.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 10 september 2015, opgenomen op pagina 305 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, inhoudende de verklaring van aangever [naam4] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 30 oktober 2015, opgenomen op pagina 331 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015350080 d.d. 30 november 2015, inhoudende de verklaring van aangever [benadeelde partij2] .
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak onder parketnummer 18-930258-15 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in de zaak onder parketnummer 18-930258-15 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in de zaak onder parketnummer 18-930258-15 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in de zaak onder parketnummer 18-930258-15 onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het in de zaak onder parketnummer 18-930258-15 onder 5 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan een aantal vermogensdelicten, waaronder autodiefstallen, en een autobrand in een woonwijk. De autodiefstallen heeft verdachte in een relatief korte periode van twee dagen gepleegd op zeer brutale wijze. Hij was de initiatiefnemer en stal ook auto’s op bestelling. De vermogensdelicten waaraan verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt veroorzaken veel schade en overlast voor de slachtoffers. Ten aanzien van de brandstichting geldt tevens dat dit voor veel onrust en angst zorgt, niet alleen bij het slachtoffer maar eveneens bij de omwonenden. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect voor de eigendomsrechten van een ander te hebben. Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde misdrijven is de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 10 december 2020 - eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelictendelicten. Zo is verdachte in 2018 een gevangenisstraf opgelegd wegens diefstal met braak en heling.
Blijkens de reclasseringsrapportage die in het kader van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris op 2 juni 2020 is opgesteld, staat verdachte sinds 2018 in het kader van een voorwaardelijke veroordeling onder toezicht van de reclassering. Ten tijde van het opstellen van het rapport leek verdachte volgens de reclassering in de voorafgaande maanden een meer positieve lijn te hebben ingezet, waarbij hij zich conformeerde aan de bijzondere voorwaarden en er geen aanwijzingen bestonden voor (nieuw) delictgedrag. Ter terechtzitting is uit hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht, gebleken dat verdachte thans wederom vastzit in verband met een verdenking van diefstal. De verdachte opgelegde voorwaardelijke straf en bijkomende bijzondere voorwaarden hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Tevens houdt het hof rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, bij de strafvervolging van verdachte is geschonden. Deze overschrijding is mede, zij het in mindere mate, veroorzaakt door de uitgevoerde onderzoekswensen van de verdediging. Zonder schending van de redelijke termijn en alles afwegende, zou naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn in hoger beroep is geschonden met ruim 31 maanden - gerekend vanaf de datum van het instellen van het hoger beroep door verdachte op 20 juni 2016 tot de datum van de uitspraak in hoger beroep op 28 januari 2021 - zal het hof een strafvermindering van 2 maanden toepassen en derhalve volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest.
Verbeurdverklaring
Het onder 1, 2, 3 bewezenverklaarde in de zaak onder parketnummer 18-930258-15 is begaan met betrekking tot het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]
Parketnummer 18-930258-15 - Feit 1
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.524,01. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zijn vordering in hoger beroep gehandhaafd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak onder parketnummer 18-930258-15 onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte heeft de vordering inhoudelijk niet weersproken en is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]
Parketnummer 18-930258-15 - Feit 5
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 935,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft haar vordering in hoger beroep gewijzigd in die zin dat de benadeelde partij heeft aangegeven dat het volledige bedrag inmiddels is vergoed in het kader van een niet nader omschreven voorschotregeling.
Het hof is van oordeel dat gezien dit voorschot de benadeelde partij thans niet in haar vordering kan worden ontvangen en zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak onder parketnummer 18-186065-15 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak onder parketnummer 18-930258-15 onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak onder parketnummer 18-930258-15 onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Bestelauto Volkswagen LT 35 TD (kenteken [kenteken1] ).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ter zake van het in de zaak onder parketnummer 18-930258-15 onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.524,01 (duizend vijfhonderdvierentwintig euro en één cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1] , ter zake van het in de zaak onder parketnummer 18-930258-15 onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.524,01 (duizend vijfhonderdvierentwintig euro en één cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 6 oktober 2015.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. L.J. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 28 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. L.J. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.