Rb. Amsterdam, 29-11-2012, nr. 13/671094-11
ECLI:NL:RBAMS:2012:BY4509
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
29-11-2012
- Zaaknummer
13/671094-11
- LJN
BY4509
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2012:BY4509, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 29‑11‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 29‑11‑2012
Inhoudsindicatie
De amateurvoetballer die een 77-jarige supporter vorig jaar een dodelijke trap gaf, is veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. Dat heeft de rechtbank Amsterdam vandaag bepaald.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/671094-11
Datum uitspraak: 29 november 2012
Tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1979],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] te [plaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.L. Kwaspen en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.M. Moszkowicz, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
primair:
hij op of omstreeks 03 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [A] (geboren op [1934]) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (tijdens een sprong) met een of meer gestrekte be(e)n(en) (met kracht) tegen de borstkas, in elk geval tegen het (boven)lichaam van voornoemde [A] getrapt en/of geschopt (een zogenaamde flying kick), tengevolge waarvan voornoemde [A] op (op 4 januari 2012) is overleden;
subsidiair:
hij op of omstreeks 03 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [A] (geboren op [1934]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gescheurde milt en/of bloedverlies en/of gebroken rib en/of verlies bewustzijn) heeft toegebracht, door opzettelijk (tijdens een sprong) met een of meer gestrekte be(e)n(en) (met kracht) tegen de borstkas, in elk geval tegen het (boven)lichaam van voornoemde [A] te trappen en/of te schoppen (een zogenaamde flying kick), tengevolge waarvan voornoemde [A] (op 4 januari 2012) is overleden;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 03 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [A] (geboren op [1934]) heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het (tijdens een sprong) met een of meer gestrekte be(e)n(en) (met kracht) tegen de borstkas, in elk geval tegen het (boven)lichaam van voornoemde [A] te trappen en/of te schoppen (een zogenaamde flying kick), tengevolge waarvan voornoemde [A] (op 4 januari 2012) is overleden, althans zwaar lichamelijk letsel (gescheurde milt en/of bloedverlies en/of gebroken rib en/of verlies bewustzijn) heeft bekomen.
2. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1.
Het primair ten laste gelegde
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde, de doodslag, dient te worden vrijgesproken.. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de heer [A] doelbewust heeft gedood, en evenmin dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de dood van de heer [A] als gevolg van zijn handelen heeft aanvaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft eveneens betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet (ook niet in voorwaardelijke zin) op de dood van de heer [A] heeft gehad en dat ook geen sprake was van een aanmerkelijke kans dat het handelen van verdachte tot de dood van de heer [A] zou leiden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden opgemaakt dat verdachte opzettelijk de dood van de heer [A] heeft veroorzaakt. Evenmin volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de heer [A] als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden.
De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
3.2.
Het subsidiair ten laste gelegde
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – het subsidiair ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de heer [A] kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte willens en wetens zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, althans in elk geval bewust de aanmerkelijke kans op zulk letstel heeft aanvaard en dat er causaal verband bestaat tussen het handelen van verdachte en het overlijden van de heer [A].
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte de heer [A] opzettelijk heeft getroffen en dat de aan dat handelen verbonden gevolgen - ook in causale zin - aan verdachte kunnen worden toegerekend. Hij heeft geconcludeerd dat een en ander zou kunnen worden gezien als zware mishandeling in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht, met het in het tweede lid van die bepaling bedoelde gevolg.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 3 december 2011 te Amsterdam aan [A], geboren op [1934], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, een gescheurde milt en bloedverlies en een gebroken rib en verlies van bewustzijn, heeft toegebracht, door opzettelijk tijdens een sprong met één of meer gestrekte be(e)nen met kracht tegen de borstkas van voornoemde [A] te trappen, tengevolge waarvan voornoemde [A] op 4 januari 2012 is overleden.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is na het nemen van een snelle aanloop van enkele meters over het om het voetbalveld geplaatste hek gesprongen en heeft tijdens zijn sprong, met een geschoeide voet, (verdachte droeg voetbalschoenen met noppen) frontaal tegen de borstkas van de heer [A] getrapt. De borstkas is een deel van het lichaam waarin zich vitale organen bevinden. Het betrof een slachtoffer van gevorderde leeftijd, te weten ruim 77 jaar, waardoor deze extra kwetsbaar was. Onder deze omstandigheden heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Voorts bestaat er, gezien de zich in het dossier bevindende medische gegevens, in het bijzonder de brief van anesthesioloog J.W. Smeets van 4 januari 2012 en de verklaring van deze arts, afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 10 juli 2012, grond om de in het ziekenhuis ontstane medische complicaties leidende tot het overlijden van de heer [A] op 4 januari 2012 aan verdachte toe te rekenen als gevolg van het door hem toegebrachte letsel op 3 december 2011.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit (het subsidiair ten laste gelegde feit) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest, met eventueel daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf, volstaat.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft als deelnemer aan een voetbalwedstrijd het slachtoffer - een toeschouwer van die voetbalwedstrijd - onverhoeds een trap gegeven en heeft daardoor aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toegebracht, hetgeen uiteindelijk in de dood van het slachtoffer heeft geresulteerd. De opmaat voor deze trap vormde een opmerking van het slachtoffer over een overtreding van verdachte, waarvoor verdachte een gele kaart kreeg. Toen verdachte jegens het slachtoffer verbaal op deze opmerking reageerde, gaf de scheidsrechter hem vanwege die reactie een rode kaart. Daarmee werd verdachte te kennen gegeven dat hij het spel en het veld diende te verlaten. Verdachte werd kwaad op de scheidsrechter en wilde bij deze verhaal halen. Toen dat niet lukte omdat hij werd tegengehouden door zijn teamgenoten, richtte verdachte vervolgens zijn woede op het slachtoffer. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op dat moment het slachtoffer verantwoordelijk hield voor de hem toegekende rode kaart.
Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een daad van grof en excessief geweld tegen het nietsvermoedend slachtoffer. Deze actie had uiteindelijk zeer ernstige en onomkeerbare gevolgen. Het slachtoffer heeft gedurende ongeveer een maand op de Intensive Care-afdeling van het ziekenhuis gelegen en heeft, hoewel er kortstondig sprake was van een opleving, gedurende die periode niet alleen lichamelijk, maar ook psychisch ernstig geleden, zoals uit onder meer de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt. Bovendien moeten de nabestaanden van het slachtoffer hun echtgenoot respectievelijk vader en grootvader missen. Het leed van de nabestaanden heeft verdachte veroorzaakt en kan hem worden toegerekend.
Geweld, ook tijdens sportwedstrijden, veroorzaakt veel beroering. Daarbij heeft het publieke karakter van dit strafbare feit, in samenhang met de aard en de geringe aanleiding, in het bijzonder bijgedragen aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Naar het oordeel van de rechtbank volstaat uit het oogpunt van vergelding dan ook alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zo een gevangenisstraf dient tevens het strafdoel van generale preventie - als waarschuwing voor anderen - en het strafdoel van speciale preventie - als waarschuwing voor verdachte, die, zoals uit de psychologische rapportage blijkt, zijn agressieve gevoelens minder goed onder ogen kan zien.
Wat betreft de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank ten voordele van verdachte meegewogen dat verdachte vrijwel direct na het plegen van het strafbare feit contact heeft opgenomen met de zoon van het slachtoffer om zijn spijt te betuigen en zich als dader kenbaar te maken. Verdachte heeft zich in het voorbereidend onderzoek en ook ter terechtzitting coöperatief en schuldbewust opgesteld. Met dit handelen en met deze opstelling strookt dat verdachte ook bij de politie vanaf zijn eerste verhoor zijn spijt heeft betuigd, zodat zijn spijtbetuiging op de rechtbank als oprecht overkomt. Een dermate heftige, zij het kortstondige, impulsdoorbraak lijkt bovendien niet te passen bij hetgeen over verdachte uit de stukken blijkt, zoals de omstandigheid dat verdachte niet eerder wegens een geweldsmisdrijf is veroordeeld en dat verdachte juist bekend stond als een rustige voetballer die zijn teamgenoten vaak tot kalmte maande. In het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt, staat vermeld dat er sprake lijkt te zijn van een tragische samenloop van omstandigheden die, bevorderd door verschillende stresserende factoren, een uitbraak van agressie bij verdachte heeft teweeggebracht, maar dat er geen sprake is van structurele problemen in de agressieregulatie. De rechtbank heeft goede nota genomen van de opmerking van verdachte ter zitting dat hij, ook zonder dat de rechtbank hem daartoe verplicht, nader onderzoek wil laten doen naar de oorzaken van zijn - ook voor hem onbegrijpelijke - impulsdoorbraak.
Genoemde omstandigheden zijn evenwel niet van dien aard, dat deze zouden moeten leiden tot de oplegging van een gevangenisstraf met een duur gelijk aan het reeds ondergane voorarrest, zoals de raadsman heeft bepleit. Hetzelfde geldt voor de door de raadsman geschetste gevolgen voor het gezin van verdachte. Een gevangenisstraf gelijk aan voorarrest zou naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doen aan de gevolgen van het strafbare feit voor het slachtoffer en zijn nabestaanden en aan de hiervoor genoemde strafdoelen.
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Inhoud van de vordering
De benadeelde partij [B], de weduwe van het slachtoffer, heeft een bedrag van € 12.268,-- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Dit bedrag heeft betrekking op de onder algemene titel verkregen vorderingen inzake de door [A], die als gevolg van het strafbare feit is overleden, geleden materiële en immateriële rechtstreekse schade, te weten:
- -
€ 170,-- eigen risico 2011;
- -
€ 220,-- eigen risico 2012;
- -
€ 832,-- daggeldvergoeding ziekenhuis;
- -
€ 1.046,-- kosten uitvaart;
- -
€ 10.000,-- immateriële schade.
De benadeelde partij heeft zich uitdrukkelijk het recht voorbehouden om eventueel overige, nu nog niet bekende of gevorderde, schade in een later stadium via een civiele procedure van verdachte te vorderen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank deze vordering geheel kan toewijzen en heeft gevorderd dat de rechtbank een schadevergoedingsmaatregel oplegt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft meegedeeld dat verdachte zich aan het oordeel van de rechtbank inzake de opgevoerde schade, ook de immateriële component daarvan, refereert.
Oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [B] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Nu verdachte de gestelde rechtstreekse schade van € 12.268,-- niet heeft betwist, kan de vordering tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, worden toegewezen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [B] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Voorlopige hechtenis
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde, zal de rechtbank het op de zitting van 15 maart 2012 gegeven bevel tot gevangenneming opheffen, omdat dit bevel, gezien de vermelde grond en de vermelde wetsartikelen, uitsluitend betrekking heeft op het primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank, voor zover zij verdachte voor het subsidiaire feit tot een vrijheidsstraf zal veroordelen, bij vonnis de gevangenneming van verdachte zal bevelen, op de grond dat sprake is van recidivegevaar als bedoeld in artikel 67a, tweede lid aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafvordering.
Naar het oordeel van de rechtbank moet er ernstig rekening mee worden gehouden, dat verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en/of waardoor de veiligheid of gezondheid van personen in gevaar kan worden gebracht, gezien de lichtvaardige, willekeurige en impulsieve wijze waarop verdachte het feit heeft begaan en gezien het grove en excessieve geweld dat hij heeft uitgeoefend. De rechtbank zal dan ook ter zake van het bewezen geachte de gevangenneming van verdachte bevelen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor in rubriek 3.2 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [B], wonende op het adres [adres], [postcode] te [plaats], toe tot een bedrag van € 12.268,-- (twaalfduizend tweehonderdenachtenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (op 3 december 2011) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [B] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[B], te betalen de som van € 12.268,-- (twaalfduizend tweehonderdenachtenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (op 3 december 2011) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 96 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het op de terechtzitting van 15 maart 2012 gegeven bevel tot gevangenneming.
Beveelt de gevangenneming van verdachte, welke beslissing afzonderlijk is vastgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Diemer, voorzitter,
mrs. C.F. de Lemos Benvindo en M. Woerdman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.H. Glerum, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2012.