Hof Amsterdam, 08-04-2014, nr. 200.107.628/01
ECLI:NL:GHAMS:2014:1235
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
08-04-2014
- Zaaknummer
200.107.628/01
- LJN
BZ0138
- Roepnaam
NRSL/Kompas
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Internationaal privaatrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:1235, Uitspraak, Hof Amsterdam, 08‑04‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:1077, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:GHAMS:2012:2875, Uitspraak, Hof Amsterdam, 16‑10‑2012; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
TvA 2013/52 met annotatie van J.Ph. de Korte
NTHR 2014, afl. 3, p. 152
TvA 2013/52 met annotatie van mr. J.Ph. de Korte
Uitspraak 08‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Hof bekrachtigt vonnis waarbij op grond van artikel 1076 Rv verlof is verleend tot tenuitvoerlegging in Nederland van Russisch arbitraal vonnis. Zie ook: ECLI:NL:GHAMS:2012:2875
Partij(en)
beschikking
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.107.628/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 482043/KG RK 11-362
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 april 2014
inzake:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
OAO SEVERNOE RECHNOE PAROKHODSTVO
(Northern River Shipping Company),
gevestigd te Archangelsk (Russische Federatie),
appellante,
advocaat: mr. M.M. van Leeuwen te Rotterdam,
tegen:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
KOMPAS OVERSEAS INC.,
gevestigd te Panama City (Panama),
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Meijjer te Amsterdam.
Partijen worden hierna weer NRSL en Kompas genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Op 16 oktober 2012 heeft het hof is deze zaak een (tussen)beschikking gegeven, waarnaar het hof verwijst. Bij de tussenbeschikking is de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking geschorst voor de duur van het geding in hoger beroep en is NRSL ontvankelijk verklaard in de hoofdzaak in hoger beroep.
Op 11 januari 2013 heeft Kompas zeven aanvullende producties ingediend ter griffie van het hof.
Op 24 januari 2013 is de mondelinge behandeling van het hoger beroep voortgezet. Bij die gelegenheid is namens NRSL verschenen mw. [A] (juridisch medewerkster) met een tolk, bijgestaan door mr. Van Leeuwen voornoemd, die het standpunt van NRSL nader heeft toegelicht aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota. Namens Kompas is [X] (directeur, hierna: [X]) verschenen met een tolk, bijgestaan door mr. Meijjer voornoemd, die het standpunt van Kompas nader heeft toegelicht aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota. Partijen hebben inlichtingen verschaft. De behandeling van de zaak in aangehouden teneinde een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven.
Op 25 februari 2013 is een faxbericht met bijlagen van Kompas binnengekomen ter griffie van het hof.
Bij faxbericht van 25 maart 2013 heeft Kompas het hof (onder meer) bericht dat een minnelijke regeling tussen partijen niet tot stand is gekomen en dat partijen een inhoudelijke (eind)beslissing van het hof wensen.
Vervolgens is uitspraak nader bepaald op heden.
2. Feiten
2.1
Het gaat hier, samengevat en voor zover van belang, om het volgende.
2.1.1
NRSL is een rivierrederij. Haar schepen varen op de grote Russische rivieren, maar ook naar bestemmingen in onder meer Europa.
2.1.2
Op 17 september 1997 hebben Kompas en NRSL een koopovereenkomst (hierna: de koopovereenkomst) gesloten met betrekking tot een schip (de “Volgo-Balt -153”, hierna: het schip). Op 21 oktober 1997 heeft NRSL het schip aan Kompas geleverd.
2.1.3
[X] is directeur van Kompas. [X] heeft de Russische nationaliteit en was tot eind 2004 woonachtig in de Russische Federatie. Daarna is [X] het land ontvlucht. Op 20 april 2006 heeft de United Nations High Commissioner for Refugees (UNCHR) [X] de status van vluchteling verleend. Thans woont [X] in Nederland.
2.1.4
Op 5 oktober 2001 heeft Kompas op de voet van het in de koopovereenkomst opgenomen arbitraal beding (het hierna: arbitraal beding) tegen NRSL een arbitraal geding aanhangig gemaakt bij de Internationale Commerciële Arbitragerechtbank in Moskou, Russische Federatie (hierna: het scheidsgerecht). Dit geding betrof een vordering van Kompas voor door haar gederfde winst door het mislopen van een charter (hierna: de charterovereenkomst) van Amador Enterprises Inc. (hierna: Amador). Het scheidsgerecht had ook al op 5 november 1998 en 22 juli 1999, althans 27 juli 1999, geschillen tussen partijen op grond van de koopovereenkomst beslecht. Deze geschillen betroffen klachten van Kompas over de kwaliteit van het schip die hebben geresulteerd in toekenning van schadevergoeding aan Kompas, die NRSL heeft betaald, en de teruglevering van het schip door Kompas aan NRSL.
2.1.5
Bij arbitraal vonnis van 26 maart 2002 heeft het scheidsgerecht NRSL veroordeeld tot betaling aan Kompas van een bedrag van in totaal US$ 909.461,97 (hierna: het arbitraal vonnis). NRSL heeft tot op heden een bedrag van US$ 1.000 aan Kompas voldaan.
2.1.6
Op 20 juni 2002 heeft het Moscow City Court Kompas verlof verleend voor de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis en het verzoek van NRSL tot vernietiging van het arbitraal vonnis afgewezen.
2.1.7
Op 13 augustus 2002 heeft het Supreme Court of the Russian Federation het door NRSL ingestelde hoger beroep tegen het verlof tot tenuitvoerlegging afgewezen en de beslissing van het Moscow City Court bekrachtigd.
2.1.8
In november 2002 heeft NRSL het scheidsgerecht verzocht het arbitraal vonnis te vernietigen op grond van nieuwe feiten (kort gezegd: vervalsing van stukken door Kompas). Dit verzoek heeft het scheidsgerecht op 31 januari 2003 afgewezen. Bij brief van 25 maart 2003 heeft het scheidsgerecht dit aan NRSL bevestigd. In deze brief schrijft het scheidsgerecht verder dat de zaak conform het reglement van het scheidsgerecht als gesloten dient te worden beschouwd na de definitieve uitspraak in de zaak en dat het reglement niet voorziet in de mogelijkheid van heropening van de zaak, behalve in gevallen waarin het gaat om correctie, interpretatie of een aanvulling van de uitspraak.
2.1.9
In februari 2003 heeft NRSL het Moscow City Court verzocht het door haar op 20 juni 2002 verleende verlof tot tenuitvoerlegging te vernietigen, omdat Kompas een in de arbitrageprocedure ingediend bewijsstuk ter onderbouwing van haar schadeclaim zou hebben vervalst. Op 14 april 2003 heeft het Moscow City Court dit verzoek gehonoreerd en partijen verwezen naar het Arbitrazh (Commercial) Court of the City of Moscow (het Arbitration Court te Moskou).
2.1.10
Het Arbitration Court te Moskou heeft op 16 januari 2004 het vonnis van het Moscow City Court weer vernietigd en het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis (alsnog) toegewezen en het verzoek tot vernietiging van het arbitraal vonnis afgewezen.
2.1.11
Op 24 maart 2004 heeft het Federal Arbitrazh (Commercial) Court te Moskou het vonnis van het Arbitration Court bekrachtigd.
2.1.12
Op 26 oktober 2004 heeft het High Arbitrazh (Commercial) Court of the Russian Federation (het HAC) het verlof tot tenuitvoerlegging (gedeeltelijk) vernietigd op grond van mogelijke strijd met de openbare orde en het verzoek tot tenuitvoerlegging teruggewezen naar het Arbitration Court te Moskou. Het Arbitration Court kreeg de opdracht het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging opnieuw te beoordelen.
2.1.13
Kompas heeft haar verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging in december 2004 ingetrokken.
2.1.14
In een uitspraak van het Arbitration Court te Moskou van 15 december 2004 is bevestigd dat Kompas het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging heeft ingetrokken.
2.1.15
Op 19 mei 2005 heeft het scheidsgerecht schriftelijk bericht aan Kompas dat het arbitraal vonnis in kracht van gewijsde was gegaan.
3. Beoordeling
3.1
Bij de in dit hoger beroep bestreden beschikking heeft de voorzieningenrechter Kompas op grond van artikel 1076 Rv verlof verleend tot tenuitvoerlegging in Nederland van het op 26 maart 2002 door het scheidsgerecht gewezen arbitraal vonnis, waarbij NRSL is veroordeeld tot betaling aan Kompas van in totaal USD 909.461,97, met dien verstande dat hierop het reeds door NRSL betaalde bedrag van USD 1.000,- in mindering moet worden gebracht. NRSL is tevens veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.2
Bij tussenbeschikking heeft het hof overwogen dat Kompas in overeenstemming met artikel III lid 1 van het Verdrag van New York gebruik heeft gemaakt van een gunstiger bepaling in nationale wetgeving, artikel 1076 Rv, voor het verkrijgen van verlof tot tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis en ontvankelijk is in het hoger beroep. Reeds op grond daarvan faalt het betoog van NRSL in grief V dat in de gegeven omstandigheden toepassing van artikel 1076 Rv in strijd is met het Verdrag van New York.
3.3
Grief IV is ingetrokken en zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
3.4
In grief I heeft NRSL zich op het standpunt gesteld dat het procesverloop van de eerste aanleg onjuist in de bestreden beschikking is weergegeven, omdat Kompas productie 8 (de tweede met dat nummer) tot en met 21 niet bij haar inleidend verzoekschrift, maar pas bij de schriftelijke reactie op het verweer van NRSL heeft ingediend, waardoor NRSL niet (voldoende) op genoemde producties heeft kunnen reageren. NRSL heeft echter, zowel bij nader verweer in eerste aanleg als in hoger beroep gelegenheid gehad op genoemde producties te reageren, zodat grief I bij gebrek aan belang faalt.
3.5
In grief II heeft NRSL aangevoerd dat de voorzieningenrechter ten onrechte essentiële (feitelijke) stellingen van NRSL onbesproken heeft gelaten. Nu NRSL haar stellingen in het onderhavige hoger beroep (alsnog) naar voren heeft kunnen brengen, heeft zij onvoldoende belang bij grief II, zodat deze eveneens faalt.
3.6
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of de voorzieningenrechter het verzochte verlof terecht heeft verleend op grond van artikel 1076 Rv, dat luidt als volgt:
“Is geen erkennings- en tenuitvoerleggingsverdrag van toepassing of laat een toepasselijk verdrag toe, zich te beroepen op de wet van het land waar de erkenning of tenuitvoerlegging wordt verzocht, dan kan een in een vreemde Staat gewezen arbitraal vonnis in Nederland worden erkend en kan daarvan in Nederland de tenuitvoerlegging worden verzocht, tegen overlegging van het origineel of een gewaarmerkt afschrift, van de overeenkomst tot arbitrage en van het arbitraal vonnis, tenzij:
A. de partij tegen wie de erkenning of tenuitvoerlegging wordt verzocht, stelt en bewijst dat:
a. een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt onder het op die overeenkomst toepasselijke recht;
b. het scheidsgerecht in strijd met de daarvoor geldende regelen is samengesteld;
c. het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden;
d. tegen het arbitraal vonnis hoger beroep bij arbiters of de rechter openstaat in het land waar het arbitraal vonnis is gewezen;
e. het arbitraal vonnis is vernietigd door een bevoegde autoriteit van het land waar dat vonnis is gewezen;
B. de rechter oordeelt dat de erkenning of tenuitvoerlegging strijdig is met de openbare orde.”
Tenuitvoerlegging arbitraal vonnis strijdig met de openbare orde
3.7
De kern van het betoog van NRSL (grief X) is dat Kompas haar vordering in de derde arbitrale procedure heeft gebaseerd op een vervalst stuk (de charterovereenkomst), dat Kompas daarmee het scheidsgerecht valselijk heeft voorgelicht en dat tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis om die reden strijdig is met de openbare orde. In grief IX heeft NRSL aangevoerd dat het scheidsgerecht de charterovereenkomst ten onrechte niet op echtheid heeft onderzocht.
3.8
Volgens NRSL is sprake van (een begin van bewijs van) vervalsing van de charterovereenkomst. Zij heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd. De charterovereenkomst werd beweerdelijk gesloten op 31 oktober 1997, maar Amador is pas kort voor de aanvang van de derde arbitrageprocedure op 10 mei 2001 opgericht. Uit een brief van D.J. Rothstein (advocaat te New York (VS), hierna: Rothstein) van 3 augustus 2012 blijkt dat een onderneming gevestigd te Delaware (VS), zoals Amador, niet gebonden kan worden aan een overeenkomst die reeds vóór oprichting is gesloten tenzij deze na oprichting wordt bekrachtigd, waarvan niet is gebleken. Uit de nadere opinie van Rothstein van 10 januari 2013 blijkt dat Amador nooit haar bijdragen aan het equivalent van de Kamer van Koophandel in Delaware heeft voldaan noch jaarstukken heeft gedeponeerd, Amador (daarom) in 2005 is opgeheven en dat geen bedrijfsactiviteiten van Amador in de periode tussen 1997 en haar opheffing bekend zijn geworden. Er bestaan aldus voldoende twijfels over het bestaan van Amador en (dus) over de echtheid van de charterovereenkomst. Daarnaast is de charterovereenkomst, hoewel dat voor de hand had gelegen, niet in de eerdere procedures aan de orde gekomen. Kompas heeft de charterovereenkomst (pas) aan het scheidsgerecht laten zien tijdens een zitting waarbij NRSL niet aanwezig was en NRSL heeft het origineel daarvan dan ook nooit gezien. In de derde arbitrale procedure heeft NRSL de bevoegdheid van het scheidsgerecht betwist en zij is daarom (tweemaal) niet ter zitting verschenen. Er is aldus sprake van een soort verstekvonnis, waarbij NRSL is veroordeeld tot betaling van een veelvoud van wat het schip waard was (circa USD 330.000,-), waarvan Kompas overigens slechts USD 50.000,- aan NRSL had betaald. Een en ander nadat NRSL naar aanleiding van de eerdere twee arbitrale procedures al een bedrag van circa USD 230.000,- aan Kompas had voldaan. De hoogste Russische instantie, het HAC, heeft geoordeeld dat mogelijk sprake is geweest van misbruik van procesrecht door Kompas en dat, zonder nader onderzoek door een feitenrechter, tenuitvoerlegging in strijd is met de Russische openbare orde. Kompas heeft vervolgens haar verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging ingetrokken om het debat over de vervalsing uit de weg te gaan. In de Russische Federatie loopt nog een strafrechtelijk onderzoek naar [X] in verband met de vervalsing van documenten, maar dit onderzoek ligt stil, omdat [X] het land is ontvlucht voordat een inhoudelijke behandeling kon plaatsvinden en een behandeling van zijn strafzaak niet zonder aanwezigheid van [X] kan plaatsvinden, nu veroordelingen bij verstek in de Russische Federatie niet mogelijk zijn.
3.9
Het hof stelt voorop dat niet is uitgesloten dat indien vast zou komen te staan dat de veroordeling in het arbitraal vonnis is verkregen op grond van een vervalst document, verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis zou moeten worden geweigerd wegens strijd met de openbare orde. Gelet op het bepaalde in artikel 1076 lid 1 aanhef en onder B Rv is het aan NRSL om haar stelling dat sprake is geweest van een vervalsing voldoende aannemelijk te maken. Mede in het licht van het gemotiveerde verweer van Kompas is het hof van oordeel dat NRSL daarin ook in hoger beroep niet is geslaagd. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.10
Vast staat dat Kompas noch [X] strafrechtelijk is veroordeeld wegens vervalsing van de charterovereenkomst of enig ander strafbaar feit. Voor zover het strafrechtelijk onderzoek naar Kompas en/of [X] in de Russische Federatie nog gaande zou zijn - waarvan overigens onvoldoende is gebleken -, is die omstandigheid ontoereikend om de gestelde vervalsing aannemelijk te achten.Er zijn geen stukken (uit bedoeld strafrechtelijk onderzoek) overgelegd waaruit de vervalsing van de charterovereenkomst of een verdenking daarvan kan volgen. Bovendien is, gelet op de gemotiveerde betwisting van Kompas, niet aannemelijk geworden dat Kompas althans [X] beschikt of nog zou kunnen beschikken over stukken uit dat onderzoek. Evenmin is voldoende aannemelijk geworden dat Amador een fictieve onderneming was en dat de charterovereenkomst (doordat daarbij Amador als een bestaande onderneming is opgevoerd) is vervalst. Amador heeft ingeschreven gestaan in het company register van Delaware (VS) en daarnaast heeft Kompas reeds in eerste aanleg correspondentie tussen Kompas en Amador over de (uitvoering van de) charterovereenkomst overgelegd alsmede een verklaring van [B] van 23 oktober 2003, waarin deze verklaart dat hij Kompas en Amador destijds met elkaar in contact heeft gebracht en bevestigt hoe de charterovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Het hof ziet onvoldoende reden aan de betrouwbaarheid van deze verklaring te twijfelen. Gelet op het voorgaande levert de omstandigheid dat Amador (pas) op 10 mei 2001 is opgericht op zichzelf niet een (voldoende zwaarwegende) aanwijzing op dat de charterovereenkomst een fictieve onderneming vermeldt en dat de charterovereenkomst (dus) moet zijn vervalst. Dit geldt temeer nu uit de door NRSL overgelegde brief en de nadere opinie van Rothstein blijkt dat een onderneming die gevestigd is in Delaware (VS), gebonden kan worden aan een overeenkomst die reeds vóór oprichting is gesloten indien deze na oprichting is bekrachtigd. Dat NRSL niet heeft kunnen vaststellen dat een bekrachtiging van de charterovereenkomst door Amador heeft plaatsgevonden, leidt niet tot de conclusie dat de charterovereenkomst door Kompas is vervalst. Het (nader) onderzoek van NRSL, althans de nadere opinie van Rothstein leidt evenmin tot die conclusie. Voor het verzoek tot nader onderzoek naar de identiteit van de vertegenwoordigers van Amador heeft NRSL in het licht van het gemotiveerde verweer van Kompas onvoldoende onderbouwing gegeven, zodat het hof daaraan voorbij zal gaan. Gelet op de verklaring van [X] tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van het hoger beroep is voorts voldoende aannemelijk geworden dat de reden waarom Kompas haar vordering uit hoofde van de charterovereenkomst niet in de eerdere twee procedures aan de orde heeft gesteld, verband hield met haar pogingen tot een minnelijke regeling met NRSL te komen, zodat ook die omstandigheid niet kan leiden tot voldoende twijfel over de echtheid van de charterovereenkomst. Dat Kompas de procedure voor het HAC om hem moverende redenen niet heeft voortgezet, is onvoldoende om aan te nemen dat Kompas de discussie over de echtheid van de charterovereenkomst uit de weg heeft willen gaan, laat staan dat daarmee voldoende aannemelijk is geworden dat de charterovereenkomst is vervalst. Dat NRSL tweemaal niet ter zitting van het scheidsgerecht in de derde arbitrale procedure is verschenen en geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering van Kompas, omdat zij ervan uitging dat het scheidsgerecht zich onbevoegd zou verklaren of NRSL nog in de gelegenheid zou stellen inhoudelijk verweer te voeren, dient voor rekening van NRSL te blijven. Voor zover het scheidsgerecht de echtheid van de charterovereenkomst niet heeft onderzocht dient ook die omstandigheid, in het licht van het vorenstaande, voor rekening van NRSL te blijven, nu zij van de mogelijkheid daartegen bezwaar te maken bij het scheidsgerecht, geen gebruik heeft gemaakt.
3.11
De door NRSL aangevoerde omstandigheden kunnen aldus niet tot de conclusie leiden dat voldoende aannemelijk is dat Kompas de charterovereenkomst heeft vervalst en dat de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis om die reden in strijd is met de openbare orde. Ook in onderlinge samenhang bezien, kunnen zij die conclusie niet dragen. Grieven IX en X falen derhalve.
Overlegging van het origineel of een gewaarmerkt afschrift van het arbitraal vonnis
3.12
NRSL heeft voorts in grief III aangevoerd dat de voorzieningenrechter haar ten onrechte geen inzage heeft gegeven in het door Kompas overgelegde origineel van het arbitraal vonnis, waardoor zij dit stuk niet op echtheid heeft kunnen controleren. Reeds omdat niet is gebleken dat NRSL om inzage in het arbitraal vonnis (bij de voorzieningenrechter) heeft verzocht, kan deze grief niet slagen. Dit geldt temeer nu ook in hoger beroep niet is gebleken dat NRSL tijdig om inzage in de door Kompas aan de voorzieningenrechter verstrekte (originele) stukken heeft verzocht.
Een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt /
het scheidsgerecht heeft zich niet aan zijn opdracht gehouden
3.13
Uit het arbitraal beding in de koopovereenkomst blijkt niet dat het scheidsgerecht niet bevoegd zou zijn om op grond van dat beding een derde geschil tussen partijen te beslechten of dat de opdracht aan het scheidsgerecht daar niet toe strekte, hetgeen ook overigens niet voldoende aannemelijk is geworden. De door NRSL aangevoerde omstandigheden kunnen niet tot een ander oordeel leiden, zodat niet kan worden aangenomen dat de arbiters zich niet aan hun opdracht hebben gehouden en evenmin dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt. De omstandigheid dat de charterovereenkomst reeds voor aanvang van de eerste arbitrageprocedure is ondertekend en de derde arbitrageprocedure (dus) niet was gebaseerd op een nieuw document, doet aan het voorgaande niet af, nu niet is gebleken dat op grond van het arbitraal beding van een nieuw document sprake had moeten zijn. De grieven VI en VII falen.
Het scheidsgerecht is in strijd met de daarvoor geldende regelen samengesteld
3.14
NRSL heeft in grief VIII slechts aangevoerd dat, indien het hof zal oordelen dat een geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt en/of de arbiters zich niet aan de opdracht hebben gehouden, de regels van het scheidsgerecht niet van toepassing waren. Nu het hof niet tot dat oordeel komt, faalt ook grief VIII.
Het arbitraal vonnis is vernietigd
3.15
NRSL heeft in grief XI, onder verwijzing naar een legal opinion van Russisch rechtsgeleerde dr. [C], aangevoerd dat de weigering van een Russische rechter om het arbitraal vonnis ten uitvoer te leggen naar Russisch recht hetzelfde effect heeft als een vernietiging van het arbitraal vonnis en dat deze uitspraak extraterritoriale werking heeft, in die zin dat het arbitraal vonnis niet elders ter wereld ten uitvoer kan worden gelegd.
3.16
De voorzieningenrechter heeft in dit kader met juistheid overwogen dat de weigering van de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis in het land waar dat vonnis is gewezen, niet op grond van artikel 1076 Rv lid 1 leidt tot weigering van erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland, tenzij de grond waarop de tenuitvoerlegging in het land waar het arbitraal vonnis is gewezen is geweigerd overeenkomt met één van de weigeringsgronden genoemd in artikel 1076 Rv (MvA, Kamerstukken II 1985/86, 18 464, nr. 6, p. 41). Het HAC heeft bij vonnis van 26 oktober 2004 geoordeeld dat tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis in strijd zou zijn met de Russische openbare orde indien het gebaseerd zou zijn op vervalst bewijs en het scheidsgerecht daarvan niet op de hoogte was, en heeft het verzoek tot tenuitvoerlegging daarom teruggewezen naar het Arbitration Court te Moskou. Nu de procedure voor het Arbitration Court niet is doorgezet, is van strijd met de Russische openbare orde niet voldoende gebleken. In de onderhavige procedure is, zoals hiervoor reeds is overwogen, niet voldoende aannemelijk geworden dat het arbitraal vonnis berust op vervalste stukken. Uit het voorgaande volgt dat de omstandigheid dat het arbitraal vonnis niet in de Russische Federatie ten uitvoer kan worden gelegd, niet aan tenuitvoerlegging in Nederland in de weg staat. Grief XI faalt.
Het recht om het arbitraal vonnis ten uitvoer te leggen is verjaard
3.17
NRSL heeft ten slotte in grief XII aangevoerd dat de voorzieningenrechter ten onrechte Nederlands recht heeft toegepast bij de beantwoording van de vraag of het recht om het arbitraal vonnis ten uitvoer te leggen is verjaard. Volgens NRSL dient deze vraag naar Russisch recht te worden beantwoord, nu partijen in de koopovereenkomst voor de toepasselijkheid van Russisch recht hebben gekozen, en is de vordering tot tenuitvoerlegging op grond van Russisch recht verjaard.
3.18
Deze stelling volgt het hof niet. Artikel 1076 Rv bevat geen weigeringsgrond inhoudende dat verlof tot tenuitvoerlegging niet kan worden verleend indien het recht op tenuitvoerlegging in het land waarin het arbitrale vonnis is gewezen, is verjaard. Daar komt bij dat, nu het onderhavige verzoek is gebaseerd op Nederlands recht, de vraag of het recht op tenuitvoerlegging is verjaard naar Nederlands recht dient te worden beantwoord. De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat in het onderhavige geval van verjaring geen sprake is, omdat het recht op tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis op grond van artikel 3:324 BW eerst door verloop van twintig jaar verjaart. Dit betekent dat ook grief XII faalt.
3.19
De overkoepelende grief van NRSL in de punten 12 en 13 van het beroepschrift is een veeggrief en deelt dus het lot van de overige grieven.
3.20
Nu alle grieven falen, zal de bestreden beschikking worden bekrachtigd.
3.21
NRSL zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de proceskosten van de hoofdzaak in hoger beroep.
3.22
Kompas zal, zoals reeds in de tussenbeschikking is overwogen, worden verwezen in de proceskosten van het incident.
3.23
Dit leidt tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
verwijst NRSL in de proceskosten van de hoofdzaak in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot op heden aan de kant van Kompas gevallen, op € 666,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris advocaat;
verwijst Kompas in de proceskosten van het incident en begroot die kosten, voor zover tot op heden aan de kant van NRSL gevallen, op nihil aan verschotten en € 1.788,- aan salaris advocaat;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.H. de Bock, G.C.C. Lewin en J.C. Toorman en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 april 2014.
Uitspraak 16‑10‑2012
Inhoudsindicatie
Géén appelverbod indien gekozen wordt voor de exequaturprocedure voor buitenlandse arbitrale vonnissen op grond van de nationale wetgeving (artikel 1076 Rv). Het discriminatieverbod van artikel III van het Verdrag van New York geldt voor de tenuitvoerlegging volgens het Verdrag van New York (ex artikel 1075 Rv) en de exequaturprocedure voor nationale arbitrale vonnissen. Dat het discriminatieverbod ook geldt indien gekozen is voor de exequaturprocedure voor buitenlandse arbitrale vonnissen op grond van de nationale wetgeving (artikel 1076 Rv), volgt niet uit artikel III van het Verdrag van New York noch uit de jurisprudentie van de Hoge Raad. Het appelverbod ten aanzien van een verzoek dat op het Verdrag van New York ex artikel 1075 Rv is gebaseerd, geldt derhalve niet ten aanzien van een verzoek ex artikel 1076 Rv. Zie ook: ECLI:NL:GHAMS:2014:1235
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
OAO SEVERNOE RECHNOE PAROKHODSTVO (Northern River Shipping Company),
gevestigd te Archangelsk (Russische Federatie),
APPELLANTE,
advocaat: mr. M.M. van Leeuwen te Rotterdam,
t e g e n
de rechtspersoon naar buitenlands recht
KOMPAS OVERSEAS INC.,
gevestigd te Panama City (Panama),
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M. Meijjer te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna NRSL en Kompas genoemd.
NRSL is bij beroepschrift met producties, dat op 30 mei 2012 ter griffie van het hof is ingekomen, in hoger beroep gekomen van een beschikking die de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) onder zaaknummer/rekestnummer 482043/KG RK 11-362 op 10 mei 2012 heeft gegeven tussen Kompas als verzoekster en NRSL als verweerster (hierna: de beschikking). Het beroepschrift strekt ertoe – samengevat - dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, genoemde beschikking zal vernietigen en het inleidende verzoek van Kompas om verlof tot tenuitvoerlegging van een tussen partijen gewezen arbitraal vonnis van de Internationale Commerciële Arbitragerechtbank te Moskou van 26 maart 2002 alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Kompas in de proceskosten van beide instanties. Tevens heeft NRSL op de voet van artikel 360 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een incidenteel verzoek ingediend strekkende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking totdat inhoudelijk op het hoger beroep is beslist, althans tot zekerheidsstelling door Kompas, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
Kompas heeft bij verweerschrift op het incidenteel verzoek met producties, ingekomen ter griffie van het hof op 13 juni 2012, het hof verzocht NRSL niet-ontvankelijk te verklaren in het incidentele verzoek, althans dit verzoek af te wijzen, met veroordeling van NRSL in de kosten van het incident, uitvoerbaar bij voorraad.
Bij verweerschrift in de hoofdzaak, per fax ingekomen ter griffie van het hof op 12 juli 2012, heeft Kompas het hof verzocht NRSL niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans het hoger beroep af te wijzen, met veroordeling van NRSL in de kosten van het hoger beroep, alles uitvoerbaar bij voorraad.
Op 8 augustus 2012 heeft NRSL twee aanvullende producties ter griffie van het hof ingediend.
Op 28 augustus 2012 heeft de mondelinge behandeling van het incidentele verzoek van NRSL plaatsgevonden, en gelijktijdig de behandeling van de hoofdzaak, waarbij de behandeling van de hoofdzaak is beperkt tot de vraag of er sprake is van een appelverbod en zo ja, of dat in casu dient te worden doorbroken. Bij die gelegenheid is namens NRSL mr. Van Leeuwen voornoemd verschenen, die het standpunt van NRSL nader heeft toegelicht aan de hand van de door hem overgelegde pleitnota. Namens Kompas is [X], directeur, verschenen, bijgestaan door een tolk, met mr. Meijjer voornoemd. Laatstgenoemde heeft het standpunt van Kompas nader toegelicht aan de hand van de door hem overgelegde pleitnota.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en meegedeeld dat uitspraak zal volgen.
2. Beoordeling
2.1
Het gaat hier, voor zover in dit stadium van belang, om het volgende. Bij de bestreden beschikking heeft de voorzieningenrechter Kompas op grond van artikel 1076 Rv verlof verleend tot tenuitvoerlegging in Nederland van het op 26 maart 2002 door de Internationale Commerciële Arbitragerechtbank te Moskou (Russische Federatie) gewezen arbitraal vonnis, waarbij NRSL is veroordeeld tot betaling aan Kompas van in totaal USD 909.461,97, met dien verstande dat hierop het reeds door NRSL betaalde bedrag van USD 1.000,- in mindering moet worden gebracht. Tevens is NRSL veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.826,-.
ONTVANKELIJKHEID IN HET HOGER BEROEP
2.2
Kompas heeft als meest verstrekkende verweer – kort weergegeven - aangevoerd dat NRSL niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, omdat tegen een beschikking waarbij verlof is verleend tot tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis geen hoger beroep openstaat op grond van het discriminatieverbod zoals vervat in artikel III van het Verdrag van New York tot erkenning en tenuitvoerlegging van arbitrale uitspraken (1958) (hierna: het Verdrag van New York). Een en ander met analoge toepassing van hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 25 juni 2010 (HR 09/02566, LJN: BM1679) heeft beslist ten aanzien van uitspraken op een verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis volgens het Verdrag van New York ex artikel 1075 Rv.
2.3
Het hof stelt voorop dat zowel Nederland als de Russische Federatie partij is bij het Verdrag van New York. Op grond van artikel VII lid 1 van het Verdrag van New York staat het partijen vrij om voor het verkrijgen van verlof tot tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis gebruik te maken van een daartoe gunstiger bepaling in nationale wetgeving. Van deze mogelijkheid heeft Kompas gebruik gemaakt, door haar inleidende verzoek in te stellen op de voet van artikel 1076 Rv. Artikel 1076 Rv voorziet onder meer in een procedure voor het verkrijgen van verlof tot tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis waarop een verdrag van toepassing is dat toestaat zich te beroepen op de wet van het land waar de erkenning of tenuitvoerlegging wordt verzocht. Ingevolge artikel 1076 lid 6 juncto artikel 989 lid 2 Rv staat tegen een hierop gegeven beslissing hoger beroep (en cassatieberoep) open.
2.4
Artikel III van het Verdrag van New York luidt in de officiële vertaling, voor zover van belang, als volgt.
“[…] De erkenning of tenuitvoerlegging van scheidsrechterlijke uitspraken waarop dit Verdrag van toepassing is, zal niet worden onderworpen aan aanzienlijk drukkender voorwaarden of aanzienlijk hogere gerechtskosten dan die waaraan de erkenning of tenuitvoerlegging van de nationale scheidsrechterlijke uitspraken zijn onderworpen.”.
2.5
Anders dan Kompas heeft betoogd, kan artikel III van het Verdrag van New York niet als grondslag dienen voor de uitsluiting van hoger beroep (en cassatieberoep) tegen de verlening van verlof ex artikel 1076 Rv. Het discriminatieverbod van artikel III van het Verdrag van New York geldt voor de tenuitvoerlegging volgens het Verdrag van New York (ex artikel 1075 Rv) en de exequaturprocedure voor nationale arbitrale vonnissen. Dat het discriminatieverbod ook geldt indien gekozen is voor de exequaturprocedure voor buitenlandse arbitrale vonnissen op grond van de nationale wetgeving (artikel 1076 Rv), volgt niet uit artikel III van het Verdrag van New York noch uit de jurisprudentie van de Hoge Raad. Het appelverbod ten aanzien van een verzoek dat op het Verdrag van New York ex artikel 1075 Rv is gebaseerd, geldt derhalve niet ten aanzien van het verzoek van Kompas ex artikel 1076 Rv.
2.6
Uit het voorgaande volgt dat er in dit geval geen appelverbod geldt. Het hof zal een datum bepalen voor voortzetting van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak.
2.7
Het hof houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan, totdat in hoger beroep een eindbeslissing is gegeven.
IN HET INCIDENT
2.8
Het hof komt vervolgens toe aan een beoordeling van het incidentele verzoek van NRSL tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking. Daarbij stelt het hof voorop dat de bestreden beschikking op grond van artikel 988 lid 2 Rv van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad is. Het verweer van Kompas, dat op grond van artikel 360 lid 2 Rv slechts de schorsing van de tenuitvoerlegging kan worden verzocht van een beslissing die door de rechter uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, en niet van een beslissing waarbij dit uit de wet volgt, zoals de onderhavige, vindt geen steun in de wet.
2.9
Kompas heeft gesteld dat sprake is van rechtsverwerking en heeft daartoe verwezen naar de tussen de raadslieden van partijen gevoerde correspondentie, die Kompas in hoger beroep heeft overgelegd. Uit de bedoelde correspondentie volgt naar het oordeel van het hof niet dat NRSL afstand heeft gedaan van het recht de schorsing van de tenuitvoerlegging te verzoeken, of dat Kompas hier, op grond van die correspondentie, redelijkerwijs van uit heeft mogen gaan. Ook dit verweer van Kompas kan niet tot een afwijzing van de primaire incidentele vordering van NRSL leiden.
2.10
Ter onderbouwing van haar incidentele verzoek heeft NRSL voorts gemotiveerd aangevoerd dat Kompas thans geen bedrijfsactiviteiten (meer) uitvoert of bedrijfsmiddelen bezit, hetgeen door Kompas onvoldoende is weersproken. Gelet hierop is voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een zodanig restitutierisico dat dit de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking rechtvaardigt. Daar komt bij dat Kompas ter zitting in hoger beroep heeft meegedeeld voornemens te zijn beslag te doen leggen op de door NRSL geëxploiteerde schepen, zodra deze Nederland aandoen. Volgens NRSL zal zij hierdoor niet op Nederland kunnen varen, hetgeen voor haar, vooral in de wintermaanden, zeer bezwaarlijk is. Naar het oordeel van het hof is, gelet op al het voorgaande, gebleken van een voldoende zwaarwegend belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking aan de zijde van NRSL. Een daartegenover staand belang bij het uitblijven van de schorsing in niet aangevoerd of gebleken. Het hof zal de primaire incidentele vordering derhalve toewijzen.
2.11
Gelet op deze uitkomst behoeft het subsidiaire verzoek van NRSL tot zekerheidsstelling geen nadere bespreking.
2.12
Kompas zal, als in het ongelijk gestelde partij, bij de eindbeslissing in de hoofdzaak worden verwezen in de kosten van dit incident.
3. Beslissing
Het hof:
in het incident:
schorst de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beslissing waarvan beroep totdat op de hoofdzaak in hoger beroep is beslist;
houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan totdat in de hoofdzaak in hoger beroep een eindbeslissing is gegeven;
in de hoofdzaak:
verklaart NRSL ontvankelijk in het hoger beroep;
verstaat dat een mondelinge behandeling van de hoofdzaak in hoger beroep zal worden bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.H. de Bock, G.C.C. Lewin en J.C. Toorman en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 oktober 2012.