Rb. Den Haag, 09-07-2020, nr. C/09/590285 / FA RK 20-1680
ECLI:NL:RBDHA:2020:6235
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
09-07-2020
- Zaaknummer
C/09/590285 / FA RK 20-1680
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2020:6235, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 09‑07‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 09‑07‑2020
Inhoudsindicatie
machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/590285 / FA RK 20-1680
Datum beschikking: 24 juni 2020
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[de vrouw] ,
hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1995, [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.I. Echteld te Gouda.
ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 18 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 28 februari 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 26 februari 2020;
- een zorgplan van 31 januari 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 2 maart 2020;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 juni 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene,
- de advocaat,
- de [psychiater 2] en
- de [sociaal psychiatrisch verpleegkundige 1] .
Verder was bij mondelinge behandeling aanwezig: de [sociaal psychiatrisch verpleegkundige 2] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.
Standpunten ter zitting
Betrokkene heeft verklaard dat zij zich niet kan vinden in een zorgmachtiging. Volgens de betrokkene gaat het met medicatie de goede kant op. Dit wil zij ook zo houden en hiervoor zal zij ook haar best doen. Ook blijft betrokkene medicatie gebruiken.
De advocaat heeft ter zitting afwijzing van het verzoek bepleit. Zij heeft verklaard dat betrokkene meent dat het veel beter met haar gaat en dat zij geen verplichte zorg nodig heeft of wil. Zij verzet zich hier ook tegen. Volgens de advocaat is het uitgangspunt van de Wvggz het voorkomen van verplichte zorg. Daarnaast is de medische verklaring gedateerd en die behoort op grond van de wet de actuele toestand weer te geven. De zaak heeft lang gelegen bij de rechtbank en wordt ook te laat behandeld. De advocaat voert verder aan dat de bedoeling is dat ambulante zorg wordt verleend en daarom kan de verplichte zorg van opname in een accommodatie niet worden toegewezen.
Van de zijde van de behandelaars van betrokkene is verklaard dat betrokkene de afgelopen maanden inderdaad is opgeknapt, onder andere door het gebruik van medicatie. Dit wordt haar nog iedere avond aangeboden door de thuiszorg. Betrokkene is bereid tot samenwerking, haar gewicht is toegenomen en zij zondert zich minder af. De zorgmachtiging is aangevraagd omdat betrokkene nu vijf jaar in beeld is bij Parnassia, maar de behandeling eigenlijk nooit goed van de grond is gekomen. De behandelaren willen betrokkene een kans geven haar leven op de rit te krijgen. Zij hebben een paar keer op het punt gestaan om betrokkene op te nemen, maar steeds is het – door de dwang van opname – niet nodig geweest. Hoewel betrokkene aangeeft dat zij haar medicatie wil blijven innemen, is zij hier volgens de psychater minder stellig in en twijfelt zij daar steeds aan. Gevreesd wordt dat betrokkene zich zonder zorgmachtiging uit de behandeling zal terugtrekken en weer afglijdt, met alle gevolgen van dien.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in het verzoek.
Op 11 september 2018 heeft de rechtbank op grond van de Wet Bopz een voorlopige machtiging verleend tot en met 11 november 2018.
De rechtbank ziet geen aanleiding om - zoals door de advocaat is verzocht - het verzoek af te wijzen op grond van het feit dat de medische verklaring is gedateerd, nu de psychiater ter zitting de actuele stand van zaken heeft toegelicht en niet gebleken is van een wijziging in de stoornis en het daaruit voortvloeiende ernstige nadeel.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en depressieve stemmingsstoornissen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Om het ernstig nadeel af te wenden, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene. Hoewel opname in een accommodatie op dit moment niet noodzakelijk is omdat de ambulante behandeling op dit moment goed verloopt, acht de rechtbank deze vorm van verplichte zorg toch noodzakelijk vanwege het gebrek aan ziektebesef en -inzicht bij betrokkene, haar zorgmijdende houding in het verleden en haar intrinsieke weerstand tegen de medicatie. Uit het verleden is genoegzaam gebleken dat betrokkene zich uitsluitend ambulant kan laten begeleiden wegens de mogelijkheid tot inzet van verplichte zorg in de vorm van een opname. Dat maakt dat deze vorm van verplichte zorg reeds daarom passend en doelmatig.
De rechtbank zal alle vormen van verplichte zorg toewijzen, behoudens het insluiten, omdat hiervan onvoldoende is gesteld dat dit nodig is.
Met betrekking tot de opname overweegt de rechtbank dat de geneesheer-directeur slechts kan beslissen tot opname als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en er dientengevolge ernstig nadeel dreigt, dan wel er op andere wijze ernstig nadeel dreigt dat voortkomt uit de stoornis. De geneesheer-directeur zal – alvorens tot opname te beslissen – de betrokkene (doen) horen en de opname zal alsdan niet langer duren dan nodig is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
Beslissing
De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[de vrouw] ,
geboren op [geboortedag] 1995, [geboorteplaats]
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 24 december 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door P.A. Kok als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2020. | ||
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 juli 2020 | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||