Hof Amsterdam, 30-07-2019, nr. 200.253.498/01
ECLI:NL:GHAMS:2019:2863
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
30-07-2019
- Zaaknummer
200.253.498/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:2863, Uitspraak, Hof Amsterdam, 30‑07‑2019; (Hoger beroep, Beschikking)
Uitspraak 30‑07‑2019
Inhoudsindicatie
Afwijzing verzoek vrouw vervangende toestemming verhuizing. Belangenafweging. Noodzaak tot verhuizing met de kinderen is onvoldoende vast komen te staan. Het belang van de kinderen om in hun huidige vertrouwde omgeving te blijven wonen alsmede het belang van de kinderen en de man, waarbij de man op de huidige wijze invulling kan blijven geven aan zijn vaderrol, wegen zwaarder dan het belang van de vrouw bij verhuizing met de kinderen naar het buitenland.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.253.498/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/652011 / FA RK 18-4830 (ED/PBM/GCLR TM)
Beschikking van de meervoudige kamer van 30 juli 2019 inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verweerster in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. W.A. van der Stroom-Willemsen te Rotterdam,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verzoeker in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M.M. van Maanen te Amsterdam.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [A] (hierna te noemen: [kind A] );
- de minderjarige [B] (hierna te noemen: [kind B] ).
Als informant is aangemerkt: mevrouw D.J.I. Kroezen, de bijzondere curator van [kind A] en [kind B] (hierna te noemen: de bijzondere curator).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.
1. Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 24 oktober 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
De vrouw is op 24 januari 2019 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 24 oktober 2018.
2.2
De man heeft op 12 maart 2019 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De vrouw heeft op 23 april 2019 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de man van 2 mei 2019 met bijlagen, ingekomen op 3 mei 2019;
- een brief van de zijde van de vrouw van 3 mei 2019 met bijlagen, ingekomen op dezelfde datum.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 15 mei 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de bijzondere curator;
- de raad vertegenwoordigd door mevrouw V. Nater;
- mevrouw Keizer, tolk Engels voor de man;
- mevrouw Huigens, tolk Engels voor de vrouw.
De advocaten van de man en de vrouw hebben ter zitting beiden een pleitnotitie overgelegd.
2.6
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting, in aanwezigheid van de griffier, met [kind A] gesproken. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven.
2.7
Ter zitting hebben partijen ingestemd met een (cross border) mediation traject. Partijen hebben het hof bij journaalbericht, van 3 juli 2019 van de zijde van de vrouw en 4 juli 2019 van de zijde van de man, laten weten dat dit traject niet tot overeenstemming tussen hen heeft geleid en zij hebben het hof verzocht om een beschikking te wijzen.
3. De feiten
3.1
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [kind A] , [in] 2007 te [geboorteplaats] , Colorado (Verenigde Staten van Amerika, hierna: VS);
- [kind B] , [in] 2011 te [geboorteplaats] , Illinois (VS) (hierna tezamen ook: de kinderen).
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. Partijen en de kinderen zijn allen Amerikaans burger. Zij wonen sinds mei 2012 in Nederland.
3.2
Bij verzoekschrift van 1 september 2017 heeft de man een verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen aanhangig gemaakt bij de rechtbank. De vrouw heeft verweer gevoerd en zelfstandige tegenverzoeken ingediend.
3.3
Bij beschikking van 12 december 2018 heeft de rechtbank mevrouw H. Posthumus benoemd tot bijzondere curator over de kinderen in de zin van artikel 1:250 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Bij beschikking van 20 februari 2019 is mevrouw mr. D.J.I. Kroezen tot opvolgend bijzondere curator benoemd.
3.4
In het kader van de echtscheidingsprocedure heeft de rechtbank ter zitting van 19 maart 2019 alle beslissingen omtrent de kinderen aangehouden tot na de beschikking in de onderhavige hoger beroepsprocedure.
3.5
De kinderen verblijven op grond van een tussen partijen overeengekomen zorgregeling thans van maandagmorgen tot woensdag naar school bij de man en van woensdag na school tot vrijdag naar school bij de vrouw. In de weekenden (van vrijdag na school tot maandag naar school) zijn de kinderen afwisselend bij de ene dan wel de andere ouder. De vakanties en feestdagen worden gelijk tussen partijen verdeeld.
4. De omvang van het geschil
4.1
Bij de bestreden beschikking is het inleidende verzoek van de vrouw om op de kortst mogelijke termijn met de kinderen naar de VS te mogen verhuizen afgewezen. Tevens is het zelfstandige tegenverzoek van de man om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem is, voor het geval de vrouw zonder de kinderen naar de VS zou verhuizen, afgewezen.
4.2
De vrouw verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar de VS (omgeving [plaats] in de staat Colorado). Tevens verzoekt de vrouw een internationale zorg- en contactregeling vast te stellen zo lang de man nog in Nederland woont, inhoudende acht weken in de zomer in Nederland en twee weken in de kerstvakantie, zomede vrij contact in de VS, bij voorkeur mede in lange weekends en op vrije dagen van de kinderen, met vrij Skype, mail, Facetime en belcontact, waarbij de vrouw de man om de week per mail een update zal zenden aangaande aangelegenheden betreffende de kinderen, inclusief vorderingen van de kinderen op school (sociaal emotioneel en cognitief).
4.3
De man verzoekt het verzoek van de vrouw in het principaal hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
In voorwaardelijk incidenteel hoger beroep verzoekt de man, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor het geval de vrouw zonder de kinderen naar de VS zou verhuizen, te bepalen dat het hoofdverblijf van de kinderen bij hem zal zijn.
4.4
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de man in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen.
5. De motivering van de beslissing
In principaal hoger beroep
5.1
De vrouw betoogt dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar de VS, heeft afgewezen en onderbouwt dit als volgt. De kinderen zijn nog altijd sterk verbonden aan hun geboorteplaats en -land. De voertaal in het gezin is Engels en partijen zijn altijd van plan geweest om terug te keren naar de VS. Aankomende zomer is een geschikt moment voor deze stap, omdat [kind A] dan naar de middelbare school gaat. Er is een goed en ruim schoolaanbod in [plaats] en er zijn voldoende koop- en huurwoningen beschikbaar. De vrouw heeft er concreet baanperspectief op niveau met een substantieel salaris, wat zij in Nederland niet heeft. Daarnaast heeft zij in de VS een netwerk om als werkende moeder op terug te vallen en kent [plaats] een beter leefklimaat dan Nederland, wat gelet op haar gezondheidssituatie extra van belang is. Zij is gediagnosticeerd met een auto immuunziekte, Lichen Planus, en lijdt aan winterdepressie. Wanneer de man (op termijn) ook naar [plaats] terugkeert, kan de bestaande co-ouderschapsregeling direct worden hervat. Voor zolang de man nog in Nederland verblijft, stelt de vrouw de onder 4.2 omschreven internationale zorg- en contactregeling voor waarbij zij de kinderen in de zomer- en kerstvakantie naar Nederland zal brengen. Verder zal zij de man een budget van $ 5.000,- per jaar ter beschikking stellen zodat hij de kinderen kan komen opzoeken in de VS. Tot slot is het afwijzen van haar verzoek in strijd met artikel 6, 8 en 12 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: IVRK) en artikel 27 jo. artikel 17 en 31 Europees Sociaal Handvest (hierna: ESH), aldus de vrouw.
5.2
De man is van mening dat de rechtbank de vrouw terecht geen toestemming heeft verleend voor verhuizing met de kinderen naar de VS en voert daartoe onder andere het volgende aan. De verhuizing is niet in het belang van de kinderen. Zij zijn geworteld in Nederland en wonen hier al het grootste deel van hun leven. De kinderen hebben belang bij rust en stabiliteit in hun dagelijks leven nu de echtscheiding al ingrijpend genoeg is. Verder is het niet zo dat partijen altijd de intentie hadden om terug te keren naar de VS. Ook is de verhuizing niet in zijn eigen belang, omdat hij dan niet zijn huidige actieve rol in de opvoeding en verzorging van de kinderen kan behouden. Bovendien is de verhuizing niet noodzakelijk en niet goed voorbereid. De vrouw heeft niet onderbouwd of bewezen dat zij in [plaats] betere baankansen heeft en meer inkomen kan verwerven, het netwerk in de VS is minder hecht en aanwezig dan zij doet voorkomen en haar gezondheidsklachten waren destijds juist de reden om uit [plaats] weg te gaan. Daarnaast vreest de man dat de vrouw, na een verhuizing naar [plaats] , opnieuw zal verhuizen wat wederom onstabiliteit voor de kinderen zal betekenen. Tot slot dient het advies van de bijzondere curator in de procedure te worden betrokken, omdat zij meer inzicht kan verschaffen over de wensen en belangen van de kinderen, aldus de man.
5.3
De bijzondere curator heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij met partijen en met de kinderen heeft gesproken. De kinderen zijn op zeer jonge leeftijd naar Nederland verhuisd. Zij hebben weliswaar wat wijzigingen in school en woning meegemaakt, maar dat was altijd in de regio [woonplaats] . De bijzondere curator benadrukt dat de kinderen onderling en met hun ouders een goede band hebben, aan hun ouders zijn gehecht en door hen beiden worden verzorgd en opgevoed. Het is in het belang van de kinderen dat hierin continuïteit blijft en dat zij hun beide ouders in de buurt hebben, ongeacht of dit in Nederland of in de VS zal zijn. De bijzondere curator doet een nadrukkelijk beroep op partijen om te kijken naar wat de kinderen nodig hebben. Partijen zitten echter vast in het verleden en de problemen die tijdens hun relatie zijn ontstaan. Het is aan te raden dat partijen hulpverlening inschakelen opdat zij zich op de toekomst kunnen gaan richten, elkaar als ouders van de kinderen weer gaan waarderen en het de kinderen kunnen gunnen om hun beide ouders bij zich te mogen hebben, aldus de bijzondere curator.
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat in deze zaak de kinderen altijd de verliezers zullen zijn. Partijen hebben nu een co-ouderschap afgesproken, waardoor de kinderen hun ouders evenveel zien. Een verhuizing van één van hun ouders naar het buitenland zal altijd een grote ontwrichting voor de kinderen betekenen, ongeacht of zij meeverhuizen of in Nederland blijven, omdat zij een ouder zullen verliezen die nu voor de helft hun verzorging en opvoeding draagt. Partijen moeten vertrouwen krijgen in elkaar als ouders van de kinderen en hun verbroken relatie als partners los gaan laten. Het is van belang dat partijen uit hun onderlinge strijd komen want, los van de huidige verhuiskwestie, brengt een echtscheiding veel veranderingen mee. Het is aan te raden dat partijen hierbij hulp zoeken, bijvoorbeeld bij een centrum voor relationele therapie, om hun onderliggende problemen op te lossen, anders blijven zij hier tegenaan lopen, aldus de raad.
5.5
Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kan een geschil als het onderhavige, omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag, op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. Het hof dient daarin een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient het hof echter ook alle omstandigheden van het geval en de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en mee te wegen. Het belang van de kinderen dient daarbij een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
5.6
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. Het belang van de vrouw bij een verhuizing naar de (omgeving van) [plaats] , Colorado is voor haar zwaarwegend. Duidelijk is geworden dat de vrouw zich ongelukkig voelt in Nederland, zeker ook nu de relatie met de man op een echtscheiding is uitgelopen. Dat zij zich meer thuis voelt in [plaats] waar het gezin voor het vertrek naar Nederland woonde, is dan ook invoelbaar, temeer nu zij daar dichter bij haar familie zal zijn.
De man hecht belang aan zijn huidige actieve rol in het dagelijks leven van de kinderen. Een verhuizing van de vrouw met de kinderen naar de VS betekent een onvermijdelijke en aanzienlijke vermindering van zijn contact met de kinderen en een achteruitgang voor wat betreft zijn dagelijkse betrokkenheid bij hun leven. Een dergelijke verschraling van het contact acht het hof niet in het belang van de kinderen. De door de vrouw voorgestelde zorg- en contactregeling voor de situatie dat de man achterblijft in Nederland acht het hof, gelet op de huidige co-ouderschapsregeling waarbij de kinderen hun ouders nagenoeg evenveel zien, geen gelijkwaardig alternatief, ook niet indien de door de vrouw aan de man aangeboden financiële tegemoetkoming in de kosten daarbij in aanmerking wordt genomen.
Dat neemt niet weg dat genoemde belangen van de kinderen en de man wellicht zouden moeten wijken voor het belang van de vrouw, indien het hof tot de conclusie komt dat een verhuizing van de vrouw met de kinderen naar de VS noodzakelijk is. Daarvan is naar het oordeel van het hof echter onvoldoende gebleken. Duidelijk is dat het voor de vrouw in economisch opzicht veel moeilijker zal zijn haar leven in Nederland voort te zetten dan in [plaats] . Zo acht het hof het aannemelijk dat de vrouw in [plaats] beter in staat zal zijn betaald werk te vinden, gezien onder meer de door haar in hoger beroep overgelegde e-mailcorrespondentie met een recruiter uit [plaats] en het overzicht van haar vruchteloze sollicitaties in Nederland. De door haar gestelde gezondheidsklachten (winterdepressie en Lichen Planus) zijn naar het oordeel van het hof niet zodanig van aard dat die op zichzelf nopen tot de door haar gewenste verhuizing, maar vormen wel een omstandigheid die aan haar zijde meeweegt.
Waar aldus duidelijk is dat er voor de vrouw (aanzienlijk) meer perspectief is in de Verenigde Staten dan in Nederland, is echter niet komen vast te staan dat het in het belang van de kinderen wenselijk, laat staan noodzakelijk, is dat zij met de vrouw meeverhuizen. Gebleken is dat beide ouders adequate en liefdevolle opvoeders en verzorgers voor de kinderen zijn, die de zorg voor de kinderen thans op co-ouderschapsbasis hebben verdeeld. Wat er zij van de stelling van de vrouw dat zij in het verleden het grootste deel van de zorgtaken had, vast staat dat dit thans in elk geval niet meer zo is. Het hof acht beide ouders in staat waar nodig het leeuwendeel van die zorgtaken op zich te nemen. Hoewel aannemelijk is dat de kinderen het goed zouden kunnen hebben in de VS, is niet gebleken dat de kinderen het minder goed zullen hebben, indien zij in Nederland blijven. Duidelijk is dat het vroegere gezin van partijen in wezen Amerikaans was, zij allen de Amerikaanse nationaliteit bezitten en onderling Engels spreken. Daartegenover staat echter dat de kinderen al vanaf jonge leeftijd in Nederland wonen (toen partijen naar Nederland verhuisden was [kind A] vier jaar oud en [kind B] vijf maanden oud), Nederlands spreken en naar een Nederlandse school gaan. Zij doen het op school goed, hebben hier vriendjes en doen aan sport in clubverband. Nu tussen de ouders sprake is van de nodige spanningen rond hun scheiding, is er te minder aanleiding om de kinderen ook nog eens uit hun vertrouwde (school)omgeving te halen. Dat [kind B] enige moeite heeft met de Nederlandse taal, zoals de vrouw aanvoert, heeft hem niet verhinderd een goede CITO-score te behalen. De vrouw heeft voorts nog gewezen op e-mailcorrespondentie, waaruit blijkt dat [kind A] op school werd gepest. Die correspondentie is echter uit april 2018 en daaruit rijst de indruk dat de school adequaat heeft ingegrepen.
5.7
Alle belangen en omstandigheden in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat de noodzaak tot verhuizing met de kinderen onvoldoende is vast komen te staan en dat tegen die achtergrond het belang van de kinderen om in hun huidige vertrouwde omgeving te blijven wonen alsmede het belang van de kinderen en de man, waarbij de man op de huidige wijze invulling kan blijven geven aan zijn vaderrol, zwaarder wegen dan het belang van de vrouw bij verhuizing met de kinderen naar de VS. Het hof zal het verzoek tot vervangende toestemming dan ook afwijzen en de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
5.8
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt het beroep van de vrouw op artikel 6, 8 en 12 IVRK niet. Zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, kan het hof niet inzien op welke wijze deze beslissing inbreuk maakt op het recht op leven en op ontwikkeling van de kinderen dan wel op behoud van hun identiteit. De vrouw heeft onvoldoende aangevoerd, waaruit zou volgen dat de (identiteits)ontwikkeling van de kinderen bij een voortgezet verblijf in Nederland bij de man in het gedrang komt. Die identiteit omvat meer dan alleen de afkomst of de nationaliteit van de kinderen; zij leven immers inmiddels al het langste deel van hun leven in Nederland. Evenmin is aannemelijk geworden dat de mogelijkheid voor de kinderen zich een mening te vormen en die te uiten onder druk staat. Daarbij komt dat [kind A] door de voorzitter is gehoord en de kinderen ook via de bijzondere curator hun mening kenbaar hebben kunnen maken. Ook het beroep op artikel 27 jo. artikel 17 en 31 ESH kan de vrouw niet baten. Daargelaten de vraag of partijen in hun onderlinge verhouding een beroep toekomt op het ESH, is niet gebleken dat sprake is van een schending van genoemde bepalingen. Het door de vrouw genoemde recht op een zekere levensstandaard van de kinderen kan ook in Nederland gerealiseerd worden.
In voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
5.9
In voorwaardelijk incidenteel hoger beroep verzoekt de man om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen, mocht de vrouw zonder de kinderen naar de VS verhuizen.
5.10
De vrouw stelt dat de man onvoldoende belang heeft bij zijn verzoek tot voorwaardelijke vaststelling van het hoofdverblijf van de kinderen bij hem en daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat het verzoek dient te worden afgewezen nu reeds over het hoofdverblijf van de kinderen zal worden beslist in de echtscheidingsprocedure.
5.11
Het hof overweegt als volgt. Tijdens de behandeling ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de vrouw op korte termijn van plan is naar de VS te verhuizen. Nu het hof het verzoek van de vrouw in principaal hoger beroep tot verlening van vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar de VS zal afwijzen en in de echtscheidingsprocedure alle beslissingen omtrent de kinderen zijn aangehouden tot na de beschikking in de onderhavige hoger beroepsprocedure, acht het hof het in het belang van de kinderen reeds nu te bepalen dat, indien de vrouw zonder de kinderen naar de VS verhuist, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man zal zijn. Het hof zal het verzoek van de man in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep dan ook toewijzen.
5.12
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
6. Beslissing
Het hof:
in principaal hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, mocht de vrouw zonder de kinderen naar de VS verhuizen, is afgewezen en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat, indien de vrouw zonder de kinderen naar de VS verhuist, de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de man zullen hebben;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. Sturhoofd, mr. A.V.T. de Bie en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. J. van den Wildenberg als griffier, en is op 30 juli 2019 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.