Artikel 7 van de Verordening Parkeerbelastingen 2019 in samenhang met het Uitvoerings- en aanwijzingsbesluit 2019 met bijbehorende Stratentabel; in de Stratentabel is bij Stadsdeel West, Westerpark vermeld: Van Beuningenstraat, alle huisnummers.
Rb. Amsterdam, 10-08-2020, nr. AMS 19/5895
ECLI:NL:RBAMS:2020:4255
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
10-08-2020
- Zaaknummer
AMS 19/5895
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2020:4255, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 10‑08‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 10‑08‑2020
Inhoudsindicatie
Fiscale parkeerplaats. Laad- en losplek geldt alleen tussen 06.00 en 19.00 uur.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/5895
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , te Amsterdam, eiseres
(gemachtigde: mr. M. Lagas),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: C.D.H. Helder).
Procesverloop
Op 19 januari 2019 heeft de heffingsambtenaar aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd.
In de uitspraak op bezwaar van 23 oktober 2019 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen vanwege de uitzonderlijke omstandigheden in verband met het coronavirus verzocht in te stemmen met het achterwege blijven van een zitting. Partijen hebben daarmee ingestemd. De rechtbank heeft daarom met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat de behandeling van het beroep op de zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1. De naheffingsaanslag is aan eiseres opgelegd, omdat de auto van eiseres met kenteken [kenteken] op 15 januari 2019 om 19:48 volgens de heffingsambtenaar op de locatie [adres] in Amsterdam geparkeerd stond en bij controle is gebleken dat daarvoor geen parkeerbelasting was betaald.
2. Eiseres voert aan dat zij in het bezit is van een geldige gehandicaptenparkeerkaart. Eiseres voert aan dat zij geparkeerd heeft op een laad- en loshaven waarvoor geen parkeerbelasting verschuldigd is tussen bepaalde venstertijden. Zij stond buiten de venstertijden op de laad- en loshaven, maar buiten de venstertijden betreft het geen fiscale parkeerplek. De locatie moet gezien worden als een ander weggedeelte of als onderdeel van de rijbaan, waar vrij geparkeerd mag worden. Dit wordt met name bevestigd door de wijze waarop parkeerplaatsen worden aangeduid, namelijk met belijning en met een specifieke
P-tegel. Deze kenmerken ontbreken op de strook waar eiseres heeft stilgestaan. Nu geen sprake is van een fiscale parkeerplek, was geen parkeerbelasting verschuldigd.
3. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat op het moment van parkeren de parkeerplek geen laad- en losplek betrof en er geen parkeerverbod gold. Er was daarom sprake van parkeren op een reguliere fiscale plek waarvoor eiseres parkeerbelasting was verschuldigd. Of het voertuig al dan niet in een parkeervak stond welke voorzien is van belijning of een parkeertegel, is niet doorslaggevend nu er in de Verordening Parkeerbelastingen 2019 (de Verordening) en in het Uitvoerings- en Aanwijzingsbesluit geen onderscheid wordt gemaakt tussen parkeren in parkeervakken of daarbuiten.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de auto van eiseres op15 januari 2019 om 19:48 uur stilstond op de locatie ter hoogte van de[adres] .
5. Onder ‘parkeren’ wordt verstaan het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen, voor het openbaar verkeer openstaande, terreinen of weggedeelten waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift verboden is.
6. Voor de vraag of eiseres voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd was is bepalend of het laten staan van de auto op de desbetreffende parkeerplaats op grond van een wettelijk voorschrift verboden was. Als parkeren volgens een wettelijk voorschrift verboden is, is geen sprake van een fiscale parkeerplaats en is voor het parkeren geen parkeerbelasting verschuldigd.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiseres heeft geparkeerd op een fiscale parkeerplaats. Het desbetreffende gebied is aangewezen als gebied waarin parkeerbelasting moet worden betaald voor het parkeren van een voertuig.1.Dat geen sprake was van parkeervakken en dat er ook geen belijning was, is voor de vraag of sprake is van een fiscale parkeerplaats niet van belang. In de Verordening (en de daarop gebaseerde overige regelgeving) wordt namelijk geen onderscheid gemaakt tussen parkeren in parkeervakken of daarbuiten.
8. De heffingsambtenaar heeft foto’s overgelegd waarop duidelijk te zien is dat voor de locatie een laad- en losplek geldt, met daarbij een onderbord waarop staat dat dit alleen geldt op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 19.00 uur. Dit betekent dat parkeren op die locatie tussen die tijdstippen verboden is en in dat tijdvak geen sprake is van een fiscale parkeerplaats. Op het tijdstip 19.48 uur geldt dit verbod niet. De rechtbank is daarom van oordeel dat het stilzetten van de auto op dat tijdstip en op die locatie kan worden aangemerkt als parkeren in de zin van de Verordening op een fiscale parkeerplaats. Dit betekent dat eiseres voor dat parkeren parkeerbelasting verschuldigd was. De naheffingsaanslag is dus terecht opgelegd.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid vanmr. L.C. Trommel, griffier, op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 10‑08‑2020