Hof 's-Gravenhage, 17-08-2010, nr. 200.010.004/01
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN4180
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
17-08-2010
- Magistraten
Mr. M.C.M. van Dijk
- Zaaknummer
200.010.004/01
- LJN
BN4180
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN4180, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 17‑08‑2010
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BW6744, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BW6744
Uitspraak 17‑08‑2010
Inhoudsindicatie
Weigeren pleidooiverzoek.
Mr. M.C.M. van Dijk
Partij(en)
arrest van de eerste enkelvoudige civiele kamer d.d. 17 augustus 2010
inzake
- 1.
[Naam],
- 2.
[Naam],
beiden wonende te [plaats],
appellanten,
hierna te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens te 's‑Gravenhage,
tegen
- 1.
[Naam],
- 2.
[Naam],
beiden wonende te Dordrecht,
geïntimeerden,
hierna te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. E. Grabandt te 's‑Gravenhage .
Het geding
Het hof heeft arrest gewezen tussen partijen op 15 december 2009. Voor de loop van het geding tot deze datum wordt verwezen naar dit arrest. Thans ligt voor het verzoek van appellanten hun zaak te bepleiten. Mr. Grabandt heeft bezwaar gemaakt tegen het pleidooi verzoek.
Beoordeling van het verzoek
In deze zaak hebben partijen op 9 oktober 2009 hun zaak bepleit. Op 15 december 2009 heeft het hof tussenarrest gewezen, waarbij een bewijsopdracht is geformuleerd voor [appellanten] De enquête op 8 februari 2010 is niet gehouden. De enquête heeft vervolgens op 4 maart 2010 alsnog plaatsgevonden. Mr. Duijsens heeft bij die gelegenheid afstand gedaan van de getuige […]. Gehoord zijn toen mevr. [T], de zoon van [T], mevr. [R], dhr. [J], dhr. [A] en dhr. [T]. Vervolgens heeft mr. Duijsens verklaard dat het getuigenverhoor kan worden gesloten, hetgeen de raadsheer-commissaris heeft gedaan. Op 15 april 2010 heeft de contra-enquête plaatsgevonden. Gehoord zijn dhr. [A] en dhr. [H]. Mr. Meijer heeft verklaard dat de contra-enquête kan worden gesloten, hetgeen de raadsheer-commissaris heeft gedaan. In overleg met beide advocaten is de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van memorie na enquête. Op 25 mei 2010 heeft mr. Duijsens van memorie na enquête gediend. De antwoordmemorie is van 22 juni 2010.
Ter rolle van 6 juli 2010 heeft mr. Duijsens (voor de tweede maal) pleidooi gevraagd.
Als reden voor het pleidooi verzoek heeft mr. Duijsens opgegeven dat bij memorie na enquête is verzocht nog getuigen te laten horen die relevant zijn voor het bewijsthema en dat [appellanten] nog een aantal bescheiden hebben weten te verkrijgen die in het geding gebracht dienen te worden en bespreking verdienen. Mr. Grabandt heeft bezwaar gemaakt tegen dit verzoek. Hij heeft erop gewezen dat de zaak al jaren loopt en de bewijsopdrachten betrekking hebben op de situatie in 2007. Het hof begrijpt dit bezwaar aldus dat de procedure door het (tweede) pleidooi onredelijk wordt vertraagd.
Vooropgesteld moet worden dat er op grond van fundamentele beginselen van procesrecht — mede ontleend aan art. 6 EVRM — vanuit moet worden gegaan, dat een procespartij recht heeft op pleidooi. Een verzoek om pleidooi kan slechts worden afgewezen indien door de wederpartij klemmende redenen tegen toewijzing worden aangevoerd of toewijzing in strijd is met de eisen van een goede procesorde (HR 3 oktober 2003, NJ 2004, 3 en HR 11 juli 2003, NJ 2003,567). De rolraadsheer heeft aldus (in zekere mate) het recht het verzoek te toetsen. Daarnaast zij opgemerkt dat een pleidooi in het algemeen dient om — nadat partijen hun standpunten schriftelijk hebben uiteen gezet — die standpunten nog eens mondeling toe te lichten, voorzover dit, met name tegen de achtergrond van nadien nog verkregen inzichten en informatie, redelijkerwijs vereist mocht zijn om tot een juiste beslissing te komen.
In de onderhavige zaak hebben partijen hun zaak kunnen bepleiten en ook bepleit op 9 oktober 2009. Één gelegenheid voor een mondelinge toelichting moet in beginsel voldoende zijn in het licht van de eisen die art. 6 EVRM stelt aan de civiele procedure.
Mr. Duijsens heeft bij memorie na enquête aangevoerd dat hij mevr. [D] en dhr. Van [E] nog wenst te horen als getuigen. Van het horen van dhr. Van [E] heeft mr. Duijsens echter uitdrukkelijk afstand gedaan. Een bijzondere reden om deze getuige alsnog te horen — nadat hier kennelijk bewust afstand van is gedaan — is niet aangevoerd. Bovendien merkt mr. Duijsens in zijn memorie na enquête op dat het bewijs geleverd is. Deze opmerking is — zonder nadere toelichting, die ontbreekt, — niet te rijmen met het horen van nog meer getuigen. Enige verklaring dat en waarom de getuige Driessen niet eerder gehoord had kunnen worden, in het kader van de reeds gehouden getuigenverhoren en enige verklaring dat en waarom de genoemde bescheiden niet bij memorie na enquête in het geding gebracht hadden kunnen worden ontbreekt. Van (andere) redenen om een tweede pleidooi toe te staan is niet gebleken.
Onder deze omstandigheden is het verzoek om pleidooi, mede gelet op het feit dat mr. Grabandt gemotiveerd bezwaar heeft gemaakt, in strijd met de eisen van een goede procesorde.
Beslissing
Het hof:
- —
wijst het verzoek om pleidooi af en verwijst de zaak naar de rol van 7 september 2010 voor dagbepaling arrest (mr Grabandt heeft reeds gefourneerd op 29 juni 2010);
- —
ingevolge art. 337, lid 2 Rv staat van dit arrest alleen beroep in cassatie open tezamen met het eindarrest.
Dit arrest is gewezen door mr. M.C.M. van Dijk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 augustus 2010 in aanwezigheid van de griffier.