Hof Amsterdam, 14-12-2018, nr. 001204-18
ECLI:NL:GHAMS:2018:4637
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
14-12-2018
- Zaaknummer
001204-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:4637, Uitspraak, Hof Amsterdam, 14‑12‑2018; (Rekestprocedure)
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑12‑2018
Inhoudsindicatie
Beklag tegen beslag - proportionailteit - zekerheidstelling
Partij(en)
beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
rekestnummer: 001204-18 (552a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-001035-16
Beschikking op het klaagschrift op de voet van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. B.J.W. Tijkotte, [adres].
1. Inhoud klaagschriftHet klaagschrift is gericht tegen het uitblijven van teruggave aan klager van het hierna genoemde voorwerp:
- personenauto met kenteken [kenteken].
Op dit voertuig is op 3 september 2018 beslag gelegd op de voet van artikel 94a Sv.
2. 2. ProcesgangOp 6 augustus 2015 is onder de naam 10Ajaccio een strafrechtelijk onderzoek gestart naar onder anderen klager.
Op 1 maart 2016 heeft de rechtbank Noord-Holland in de zaak tegen klager vonnis gewezen in de strafzaak. Van dit vonnis is klager op 14 maart 2016 in hoger beroep gekomen.
Op 11 december 2017 heeft de rechtbank Noord-Holland in de ontnemingszaak tegen klager vonnis gewezen. Van dit vonnis is klager op 20 december 2017 in hoger beroep gekomen.
Op 3 september 2018 is conservatoir beslag gelegd op de personenauto waar het beklag op ziet.
Op 12 september 2018 heeft dit hof arrest gewezen in de strafzaak tegen klager. Van dit arrest heeft klager eveneens op 12 september 2018 beroep in cassatie ingesteld.
Het klaagschrift is op 18 oktober 2018 bij het hof ingekomen.
Op 21 november 2018 heeft de advocaat-generaal zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken in de strafzaak onder bovengenoemd parketnummer en heeft de advocaat-generaal en de waarnemend raadsvrouw van klager, mr. S. Langeweg, op 30 november 2018 ter gelegenheid van de openbare behandeling van het klaagschrift in raadkamer gehoord. De klager is niet verschenen.
3. 3. Overwegingen
De raadsvrouw van klager heeft teruggave aan klager bepleit en daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat de personenauto van klager in conservatoir beslag is genomen en dat klager heeft aangeboden zekerheid te stellen voor een bedrag van € 15.000,00, zijnde volgens klager en het Openbaar Ministerie (ongeveer) de dagwaarde van de inbeslaggenomen personenauto. Het Openbaar Ministerie wil evenwel slechts zekerheidstelling aanvaarden ter hoogte van het verschil tussen de betalingsverplichting uit het ontnemingsvonnis van de rechtbank, en de waarde van hetgeen overigens in conservatoir is genomen. Dit verschil bedraagt € 35.446,00. De raadsvrouw stelt dat het Openbaar Ministerie een disproportioneel hoge zekerheidstelling eist als voorwaarde voor teruggave van de personenauto in kwestie. Daarmee zou sprake zijn van misbruik van recht Voorts heeft de raadsvrouw gesteld dat de klager zijn auto nodig heeft om naar zijn werk te gaan.
De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat conservatoir beslag kan worden gelegd tot het bedrag waarvan de rechtbank de betaling aan de Staat heeft gelast en dat voorts geen rechtsregel verbiedt een hogere zekerheidstelling te verlangen dan de dagwaarde van het beslagen goed.
Het hof overweegt als volgt.
Het beslag is gelegd op de voet van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering.
Blijkens de inhoud van het dossier en van het ontnemingsvonnis van de rechtbank is sprake van een verdenking van de vijfde categorie en doet zich niet het geval voor dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal opleggen.
Het hof is van oordeel dat de onderhavige inbeslagneming, en in het bijzonder het uitblijven van de teruggave van de personenauto vanwege een hogere verlangde zekerheidstelling dan de dagwaarde van die auto, niet zonder meer disproportioneel is, in aanmerking genomen dat de verhaalspositie van het Openbaar Ministerie in de onderhavige zaak niet uitgaat boven het bij ontnemingsvonnis bepaalde, aan de Staat te betalen bedrag. Bovendien betreft de teruggave onder zekerheidstelling als bedoeld in artikel 118a Sv, gelet op de bewoordingen van dat artikel, een discretionaire bevoegdheid van het Openbaar Ministerie. Daaraan doet niet af dat het aan de Staat te betalen bedrag in hoger beroep lager kan worden vastgesteld.
Evenmin wordt klager door het beslag op onevenredig zware wijze in zijn belangen getroffen nu slechts is gesteld dat de klager zijn auto nodig heeft om naar zijn werk te gaan zonder dat de dringendheid van dat belang nader is gemotiveerd.
Het hof zal het klaagschrift dan ook ongegrond verklaren.
4. 4. BeslissingHet hof:
Verklaart het klaagschrift ongegrond.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan klager.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, M. Iedema en M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 14 december 2018.