NJB 2019/1276
Grondslag van de ontnemingsbeslissing, art. 511e lid 1 aanheft en onder a Sv: anders dan in de hoofdzaak, waarin op de grondslag van de tenlastelegging moet worden beraadslaagd en beslist, vormt volgens voormelde bepaling in ontnemingszaken de ontnemingsvordering niet de grondslag waarop de rechter heeft te beslissen, maar slechts de aanleiding voor zijn beslissing over de ontneming. Ingevolge datzelfde voorschrift gaat die beraadslaging in ontnemingszaken over de vraag of de in art. 36e Sr bedoelde maatregel moet worden opgelegd en zo ja, op welk bedrag de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel is te schatten. De rechter kan ter zake van de betalingsverplichting als bedoeld in art. 36e Sr een hoger bedrag vaststellen dan door het openbaar ministerie is gevorderd. Wel art. 6 EVRM meebrengen dat het de ontnemingsrechter pas vrijstaat bepaalde feiten en omstandigheden te betrekken in zijn beraadslaging over de ontnemingsvordering nadat hij de partijen in de gelegenheid heeft gesteld zich daarover uit te laten. In casu kon het hof een in zijn schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel een ruimere handelsperiode in aanmerking nemen dan de periode waarop de ontnemingsvordering zag. A-G: anders
HR 21-05-2019, ECLI:NL:HR:2019:771
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 mei 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink en A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
17/03546
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Sancties
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:771, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑05‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:205, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑03‑2019
- Wetingang
Essentie
Grondslag van de ontnemingsbeslissing, art. 511e lid 1 aanheft en onder a Sv: anders dan in de hoofdzaak, waarin op de grondslag van de tenlastelegging moet worden beraadslaagd en beslist, vormt volgens voormelde bepaling in ontnemingszaken de ontnemingsvordering niet de grondslag waarop de rechter heeft te beslissen, maar slechts de aanleiding voor zijn beslissing over de ontneming. Ingevolge datzelfde voorschrift gaat die beraadslaging in ontnemingszaken over de vraag of de in art. 36e Sr bedoelde maatregel moet worden opgelegd en zo ja, op welk bedrag de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel is te schatten. De rechter kan ter ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.