Rb. Haarlem, 15-07-2010, nr. 395168 / CV EXPL 08-10281
ECLI:NL:RBHAA:2010:BN2126
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
15-07-2010
- Magistraten
Mr. C.A. Boom
- Zaaknummer
395168 / CV EXPL 08-10281
- LJN
BN2126
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2010:BN2126, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 15‑07‑2010
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2011:BU6840, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 15‑07‑2010
Inhoudsindicatie
Annulering van een vlucht naar Beijing. Vordering tot betaling van de compensatie als genoemd in artikel 7 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van 11 februari 2004. Vertraging of annulering? Buitengewone omstandigheden? De luchtvaartmaatschappij voert (primair) aan dat geen sprake is van annulering maar van vertraging en beroept zich (subsidiair) op de in artikel 5 lid 3 van de verordening genoemde buitengewone omstandigheden. Geen onderscheid tussen annulering en vertraging, in die zin dat passagiers van vertraagde vluchten naast passagiers van geannuleerde vluchten, ingeval zij hun eindbestemming drie of meer uren na de oorspronkelijk geplande aankomsttijd bereiken, eveneens aanspraak kunnen maken op de compensatieregeling van art. 7 van de Verordering. (Sturgeon arrest). Geen buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de verordening. Geen strijd met het IATA arrest (HVJ EG 10 januari 2006, zaaknummer C-344/04). Geen strijd met het Verdrag van Montreal. Geen aanleiding nieuwe c.q. aanvullende prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie voor te leggen.
Mr. C.A. Boom
Partij(en)
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de besloten vennootschap EUclaim BV
te Brummen
eiseres
hierna te noemen: EUclaim
gemachtigde: Wiggers van Meggelen Gerechtsdeurwaarders en Incasso
tegen
de buitenlandse vennootschap (Limited) China Southern Airlines Company Limited
te Guangzhou City, China, mede kantoor houdende te Luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde partij
hierna te noemen: China Southern Airlines
procederend bij: mr. R.L.S.M. Pessers en mr. A.K. Sjouw
De verdere procedure
De kantonrechter neemt over en verwijst naar hetgeen in de rolbeschikking van 7 maart 2010 is overwogen en beslist. EUclaim heeft vervolgens bij akte gereageerd op de producties die China Southern Airlines bij haar nadere conclusie heeft overgelegd. China Southern Airlines heeft bij brief van 21 mei 2010 verzocht om op die laatste akte van EUclaim te mogen reageren.
De feiten
[XXX], [YYY] en hun minderjarige zoon W. [XXX] (hierna: de passagiers) hebben bij touroperator Kuoni een reis geboekt, met een vlucht van Schiphol naar Beijing.
- 2.
Op basis van de overeenkomst zou China Southern Airlines de passagiers op 13 juli 2007 om 20.55 uur lokale tijd vanuit Schiphol per luchtvaartuig met vluchtnummer CZ 346 vervoeren.
- 3.
De passagiers hebben zich op tijd en in bezit van de juiste reisdocumenten gemeld bij de incheckbalie op het vliegveld. Daar kregen zij te horen dat hun vlucht die dag geen doorgang zou vinden.
- 4.
China Southern Airlines heeft de passagiers een overnachting, telefoonkaarten, eten en drinken aangeboden. De passagiers zijn de volgende dag om 23.30 uur alsnog met China Southern Airlines naar Beijing gevlogen, met vluchtnummer CZ 346d.
De vordering
EUclaim vordert (samengevat) veroordeling van China Southern Airlines tot betaling van € 2.157,00 (bestaande uit € 1.800,00 aan hoofdsom en € 357,00 aan buitengerechtelijke incassokosten). EUclaim stelt daartoe onder meer het volgende.
De passagiers hebben hun aanspraken jegens China Southern Airlines bij onderhandse akte van 11 augustus 2008 overgedragen aan EUclaim. De mededeling van cessie is op 14 augustus 2008 aan China Southern Airlines gedaan.
Op de tussen de passagiers en China Southern Airlines gesloten overeenkomst is de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 295/91 (PbEG 2004, L 46/1) (hierna: de verordening) van toepassing. Op grond van artikel 5 van de verordening dient China Southern Airlines de passagiers conform artikel 7 van de verordening te compenseren. De vlucht moet immers als geannuleerd worden beschouwd nu de vlucht na de geplande volgende schemavlucht heeft plaatsgevonden en de nieuwe aankomsttijd 26 uren en 35 minuten later lag ten opzichte van de oorspronkelijke aankomsttijd. Nu de afstand van de vlucht 7.836 km is dient de compensatie € 1.800,00 te bedragen. Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven is China Southern Airlines de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente verschuldigd.
Het verweer
China Southern Airlines betwist de vordering. Zij voert daartoe onder meer het volgende aan.
EUclaim moet niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu er geen sprake is van een rechtsgeldige cessie. Er is geen sprake van overdracht, maar van een incassoregeling. Daarmee valt de cessie onder het fiduciaverbod ex artikel 3:84 lid 3 BW. Ook behartigt EUclaim in deze procedure de rechten van een minderjarige. Zij heeft voor dat optreden geen machtiging van de kantonrechter, als bedoeld in artikel 1:253k jo 1:349 BW, zodat EUclaim voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Subsidiair voert China Southern Airlines aan dat de vlucht van de passagiers niet is geannuleerd, maar vertraagd. De passagiers zijn immers onder hetzelfde vluchtnummer en met de oorspronkelijke instapkaarten uiteindelijk vervoerd. De vertraging werd veroorzaakt door onverwachte, onvoorzienbare en ernstige technische problemen, zodat ook bij annulering geen recht op compensatie zou bestaan.
De beoordeling van het geschil
1.
China Southern Airlines wordt niet in de gelegenheid gesteld om op de laatste akte van EUclaim te reageren, nu die akte slechts een reactie behelst op de eerder door China Southern Airlines in het geding gebrachte producties.
2.
Het verweer dat EUclaim niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat er geen sprake zou zijn van een rechtsgeldige cessie faalt. Of in het onderhavige geval sprake is van overdracht van een vordering of overdracht ter incasso kan in het midden blijven, nu in ieder geval sprake is van lastgeving doordat de passagiers aan EU-claim de last hebben gegeven hun vordering op eigen naam te innen.
3.
Anders dan China Southern Airlines meent, is EUclaim ook ontvankelijk voor het deel van de vordering dat betrekking heeft op de minderjarige. Beoordeeld moet worden of de ouders ten aanzien van hun kind een machtiging nodig hadden voor de hiervoor reeds omschreven lastgeving aan EUclaim. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is, nu als onbetwist vast staat dat de ouders voor hun kind de vlucht hebben geboekt en de verleende lastgeving valt binnen het kader van de verzorging en de opvoeding van hun minderjarige kind. EUclaim is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de verordening in het onderhavige geval van toepassing is. EUclaim stelt zich op het standpunt dat sprake is van annulering en vordert daarom compensatie op basis van de verordening. China Southern Airlines heeft primair als verweer gevoerd dat van een annulering geen sprake was, maar slechts van vertraging en subsidiair dat sprake was van buitengewone omstandigheden, als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de verordening.
5.
In de gevoegde zaken Sturgeon-Condor en Bock-Air France (HVJ EG 19 november 2009 zaaknummers C-402/07 en C-432/07, hierna: het Sturgeon arrest) is beslist dat geannuleerde en vertraagde vluchten twee duidelijk onderscheiden categorieën van vluchten vormen. Er is sprake van annulering in de zin van de verordening wanneer een vlucht wordt vervangen door een andere vlucht, ofwel wanneer de planning van een vlucht wordt opgegeven en de passagiers van deze vlucht zich aansluiten bij de passagiers van een andere geplande vlucht. In genoemde uitspraken is daarnaast vastgesteld dat, hoewel niet uitdrukkelijk uit de tekst voortvloeiend, uitleg van de verordening ertoe leidt dat passagiers van vertraagde vluchten, naast passagiers van geannuleerde vluchten, ingeval zij hun eindbestemming drie of meer uren na de oorspronkelijk geplande aankomsttijd bereiken, eveneens aanspraak kunnen maken op de compensatieregeling van art. 7 van de Verordering.
6.
China Southern Airlines heeft bij haar nadere conclusie na dupliek gesteld dat het Sturgeon arrest onduidelijkheid schept en in strijd is met het recht. China Southern Airlines verzoekt de kantonrechter daarom een aantal prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie voor te leggen. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
7.
Anders dan door China Southern Airlines is aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat van de gestelde strijd met het zogenaamde IATA arrest (HVJ EG 10 januari 2006, zaaknummer C-344/04) geen sprake is. Vooropgesteld wordt dat de in het Sturgeon arrest beantwoorde vraag, namelijk samengevat- of passagiers van vertraagde vluchten, naast passagiers van geannuleerde vluchten eveneens aanspraak kunnen maken op de compensatieregeling van artikel 7 van de verordening, in het IATA arrest niet aan de orde is geweest, zodat reeds hierom geen sprake kan zijn van tegenstrijdigheid op dit punt. Dat in het IATA arrest is overwogen dat artikel 6 van de verordening duidelijk is, maakt nog niet dat de overweging in het Sturgeon arrest dat er samengevat- geen enkele objectieve rechtvaardiging te vinden valt voor het gesignaleerde verschil in behandeling tussen ‘vertraagde’ en ‘geannuleerde’ passagiers en de daaraan in het Sturgeon arrest verbonden conclusies, strijd opleveren met het IATA arrest of anderszins onrechtmatig zouden zijn. Van strijd met het Verdrag van Montreal is evenmin gebleken. In het IATA arrest is uitgemaakt dat de standaard compensatie uit de verordening moet worden onderscheiden van de in het Verdrag van Montreal bedoelde individuele schadevergoeding en dat beide vormen van schadevergoeding naast elkaar kunnen bestaan. Het Sturgeon arrest maakt dit niet anders.
8.
Kortom, het Hof van Justitie is bevoegd de verordening uit te leggen, zij heeft dit in het Sturgeon arrest gedaan en daarbij met inachtneming van het geldende recht — waaronder met name het gelijkheidsbeginsel — aangesloten bij eerdere uitspraken die, evenals de verordening, uitgaan van de bescherming van de passagier. Van strijd met fundamentele rechtsbeginselen of internationale verdragen is niet gebleken. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding nieuwe c.q. aanvullende prejudiciële vragen te stellen.
9.
Het door China Southern Airlines gevoerde verweer dat geen sprake is van annulering, maar van vertraging kan haar dan ook niet baten. De beantwoording van de vraag of sprake is van een annulering of een vertraging kan in het midden blijven. Vast staat immers dat de passagiers ruim 26 uur later dan de oorspronkelijke geplande aankomsttijd op hun eindbestemming zijn aangekomen, zodat zij in beginsel aanspraak kunnen maken op de in artikel 7 van de verordening bedoelde compensatie.
10.
Vervolgens ligt de vraag voor of de door China Southern Airlines gestelde oorzaak van de annulering, een technisch mankement, van de vlucht heeft te gelden als een buitengewone omstandigheid als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de verordening. Dit artikel luidt: ‘Een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, is niet verplicht compensatie te betalen als bedoeld in artikel 7 indien zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.’
11.
Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in het arrest Wallentin v. Alitalia (HVJ EG van 22 december 2008 zaaknummer C-549/07 ) hieromtrent een prejudiciële beslissing gegeven. Daarbij is samenvattend geoordeeld dat een technisch mankement bij een luchtvaartuig dat annulering van een vlucht tot gevolg heeft, niet valt onder het begrip ‘buitengewone omstandigheden’ in de zin van artikel 5 lid 3, tenzij dit probleem voortvloeit uit gebeurtenissen die wegens hun aard of hun oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en waarop deze geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen.
12.
Gelet op dit arrest is de kantonrechter van oordeel dat het door China Southern Airlines gedane beroep op buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de verordening niet kan slagen. De door China Southern Airlines aangevoerde technische mankementen zijn inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van China Southern Airlines en niet gebleken is dat zij hierop geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen.
13.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de gevorderde hoofdsom moet worden toegewezen. Tegen de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten is geen verweer gevoerd, zodat deze eveneens zullen worden toegewezen.
14.
De proceskosten komen voor rekening van China Southern Airlines omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
Beslissing
De kantonrechter:
- —
veroordeelt China Southern Airlines tot betaling aan EUclaim van € 2.157,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 augustus 2007 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- —
veroordeelt China Southern Airlines tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van EUclaim tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding
€
74,30
vastrecht
€
201,00
salaris gemachtigde
€
375,00;
- —
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- —
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Boom en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.