HR, 05-01-2007, nr. 42.861
ECLI:NL:HR:2007:AZ5557
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-01-2007
- Magistraten
Mrs. P.J. van Amersfoort, P. Lourens, C.B. Bavinck
- Zaaknummer
42.861
- LJN
AZ5557
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2007:AZ5557, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑01‑2007; (Cassatie)
- Vindplaatsen
V-N 2007/5.3 met annotatie van Redactie
NTFR 2007/84 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Uitspraak 05‑01‑2007
Inhoudsindicatie
Artikel 6:15 Algemene wet bestuursrecht. Is met brief aan inspecteur beoogd rechtsmiddel aan te wenden?
Mrs. P.J. van Amersfoort, P. Lourens, C.B. Bavinck
Partij(en)
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van
X B.V. te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 januari 2006, nr. 04/03901, betreffende na te melden navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Navorderingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 1.312.850.
De Inspecteur heeft bij uitspraak het tegen de aanslag gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. F.A. Piek, advocaat te Amsterdam.
3. Beoordeling van de middelen
3.1
De middelen I, II en IV kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2
Hetgeen hiervoor onder 3.1 is overwogen, brengt mee dat belanghebbende de aan haar gemachtigde gerichte brief van de Inspecteur van 7 juni 2004 als uitspraak op haar bezwaarschrift tegen de onderhavige aanslag moest beschouwen.
3.3
In zijn brief van 29 juni 2004 schreef belanghebbendes gemachtigde aan de Inspecteur, voorzover in cassatie van belang:
‘Teneinde een kostbare en tijdrovende beroepsprocedure te voorkomen, wilde ik bij deze toch reageren op uw brieven van 7 en 8 juni jl. omdat er naar mijn mening sprake is van een misverstand.
(…)
Ik verzoek u vriendelijk, bovenstaand beziend, uw uitspraak te herzien en de aanslag en de in rekening gebrachte heffingsrente alsnog te verminderen tot nihil.’
3.4
De bewoordingen van deze brief laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat belanghebbende welbewust met die brief beoogde dat deze anders zou worden behandeld dan als een rechtsmiddel tegen de uitspraak op bezwaar. Op een dergelijk geschrift is het bepaalde in artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht noch naar zijn bewoordingen noch naar zijn strekking van toepassing. Middel III, dat van een andere opvatting uitgaat, faalt derhalve eveneens.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2007.