NJ 1996, 431
Ondernemingskamer / enquête / verhoging kosten onderzoek (2:350 lid 3 BW) / vervolg HR, NJ 1994, 547/548 / hangende onderzoek gedaan verzoek blijft ontvankelijk ook nadat onderzoek als is voltooid
HR 31-01-1996, ECLI:NL:PHR:1996:AD2483, m.nt. J.M.M. Maeijer
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
31 januari 1996
- Magistraten
R.J.J. Jansen, Bellaart, De Moor, Van der Putt-Lauwers, Van Brunschot, Van Soest
- Zaaknummer
53
- Noot
J.M.M. Maeijer
- LJN
AD2483
- JCDI
JCDI:ADS144868:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AD2483, Uitspraak, Hoge Raad (Belastingkamer), 31‑01‑1996
ECLI:NL:PHR:1996:AD2483, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑01‑1996
- Wetingang
BW art. 2:350
Essentie
Ondernemingskamer. Enquête. Verhoging kosten onderzoek (art. 2:350 lid 3 BW). Vervolg HR 2 maart 1994, NJ 1994, 547/548. Hangende onderzoek gedaan verzoek blijft ontvankelijk ook nadat onderzoek al is voltooid.
Samenvatting
De bepaling in art. 2:350 lid 3 BW dat de Ondernemingskamer hangende het onderzoek het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten, op verzoek van de door haar ten behoeve van het onderzoek benoemde personen kan verhogen, strekt ertoe aan die personen, indien het belang van het onderzoek tot het maken van hogere kosten dan de aanvankelijk begrote noopt, de mogelijkheid te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.