HR, 15-06-1994, nr. 28840
ECLI:NL:HR:1994:ZC5687
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-06-1994
- Zaaknummer
28840
- LJN
ZC5687
- Roepnaam
Ongelijke verdeling
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Schenk- en erfbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1994:ZC5687, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑06‑1994; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:1994:51
- Wetingang
- Vindplaatsen
NJ 1995, 577 met annotatie van W.M. Kleijn
BNB 1994/261 met annotatie van G. Laeijendecker
FED 1994/514 met annotatie van J.W. Zwemmer
WFR 1994/977
V-N 1994/2327, 17 met annotatie van Redactie
Uitspraak 15‑06‑1994
Inhoudsindicatie
Schenkbelasting. Is de overbedeling uit huwelijksgemeenschap van de man, waar de vrouw op morele gronden mee heeft ingestemd, een schenking? Voor het aannemen van vrijgevigheid is voldoende dat degene die is verarmd, de verrijking van de andere partij heeft gewild.
Hoge Raad der Nederlanden
derde kamer
nr. 28.840
15 juni 1994
TB
ARREST
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 januari 1992 betreffende de aan hem ter zake van de hierna vermelde verkrijging voor het jaar 1990 opgelegde aanslag in het recht van schenking.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is een aanslag in het recht van schenking opgelegd ter zake van een hem door [A] gedane schenking naar een verkrijging van f 18.938.880, -- , welke aanslag, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak gehandhaafd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft het beroep bij vertoogschrift bestreden.
Belanghebbende heeft zijn zaak doen toelichten door mr. L.F. van Kalmthout, advocaat te Rotterdam.
De Advocaat-Generaal Moltmaker heeft op 4 januari 1994 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende is in 1969 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met [A], die toen evenmin als belanghebbende vermogen van enige betekenis bezat. Het huwelijk is op 20 november 1989 ontbonden. Bij het in verband daarmee gesloten echtscheidingsconvenant is de ontbonden huwelijksgemeenschap gescheiden en gedeeld, waarbij belanghebbende is overbedeeld met een bedrag van f 20.178.540, --. Aan de gewezen echtgenote van belanghebbende, die zich van deze overbedeling bewust is geweest maar op morele gronden een groot deel van het haar toekomende vermogen niet toegescheiden wenste te krijgen, zijn diverse vermogensbestanddelen toebedeeld, waaronder een bedrag in contanten van f 5.000.000, --.
3.2. Belanghebbende heeft zich voor het Hof op het standpunt gesteld dat de overbedeling met f 20.178.540, -- niet voortkomt uit vrijgevigheid maar uit Egels' op morele gronden berustende wens om dat, haar toekomende, bedrag niet toegescheiden te krijgen, zodat van een schenking in de zin van artikel i, lid 2, van de Successiewet 1956 geen sprake is.
3.3. Het Hof heeft, uitgaande van zijn - in cassatie niet bestreden - vaststellingen dat het hier een bewuste bevoordeling van belanghebbende door Egels betreft, waarbij deze heeft gehandeld uit niet-zakelijke oogmerken en anders dan ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis, geoordeeld dat moet worden aangenomen dat Egels de bevoordeling gewild heeft, dat de bevoordeling uit vrijgevigheid heeft plaatsgehad, en dat haar motief voor die bevoordeling aan vrijgevigheid niet in de weg staat. Op grond hiervan heeft het Hof het standpunt van belanghebbende verworpen.
3.4. Onderdeel 1 van het middel richt zich tegen het oordeel van het Hof, dat onder de in 3.3 vermelde omstandigheden moet worden aangenomen dat van bevoordeling uit vrijgevigheid sprake is, met het betoog dat daarmee wordt miskend dat in een geval als dit nog feitelijk onderzocht had. moeten worden of ook het oogmerk - waaronder blijkens de toelichting op het middel te verstaan is: de bij de vermogensverschuiving voorop staande, door belanghebbende als "Leitmotiv" aangeduide, bedoeling - tot bevoordeling bestaat. Dit laatste is onjuist. Voor het aannemen van vrijgevigheid is voldoende dat, gelijk naar het oordeel van het Hof in de verhouding van Egels ten opzichte van haar gewezen echtgenoot het geval is geweest, degene die verarmd is de verrijking van de andere partij heeft gewild. Uit het vorenstaande volgt dat zowel de in onderdeel 1 van het middel vervatte rechtsklacht als de in onderdeel 2 verwoorde motiveringsklacht faalt.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Urlings, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Zandhuis, in raadkamer van 15 juni 1994.