NJ 1996, 4
Belang bij vordering tot onteigening / vordering tot overneming van het overblijvende komt onteigende niet toe indien aan daarvoor bij wet gestelde voorwaarden slechts is voldaan door rechtshandelingen na tervisielegging
HR 04-05-1994, ECLI:NL:PHR:1994:AB8771, m.nt. R.A. Morzer Bruyns
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
4 mei 1994
- Magistraten
Stoffer, Wildeboer, Urlings, Zuurmond, Herrmann, Moltmaker
- Zaaknummer
1171
- Noot
R.A. Morzer Bruyns
- LJN
AB8771
- JCDI
JCDI:ADS116877:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Onteigeningsrecht / Onteigening
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:AB8771, Uitspraak, Hoge Raad (Belastingkamer), 04‑05‑1994
ECLI:NL:PHR:1994:AB8771, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑05‑1994
- Wetingang
Ow art. 17; Ow art. 38 lid 2
Essentie
Onteigening. Belang bij de vordering tot onteigening. Vordering tot overneming van het overblijvende komt de onteigende niet toe indien aan de daarvoor bij de wet gestelde voorwaarden slechts is voldaan door rechtshandelingen na de tervisielegging.
Samenvatting
Aan de vordering tot onteigening is door de onteigende een beroep op niet-ontvankelijkheid tegengeworpen op een tweetal gronden. Voorts is gevorderd dat, bij toewijzing van de onteigening, het overblijvende door de onteigenende partij zal worden overgenomen overeenkomstig art. 18 2e lid Onteigeningswet.
De eerste grond voor niet-ontvankelijkheid, dat de onteigenende partij geen belang heeft bij haar vordering omdat tussen partijen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.