NJ 1994, 485
Uitkoopprocedure aandelen / interventie beslaglegger
HR 16-02-1994, ECLI:NL:PHR:1994:AD2037, m.nt. J.M.M. Maeijer
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
16 februari 1994
- Magistraten
R.J.J. Jansen, Van der Linde, Bellaart, C.H.M. Jansen, Van der Putt-Lauwers, Van Soest
- Zaaknummer
48
- Noot
J.M.M. Maeijer
- LJN
AD2037
- JCDI
JCDI:ADS67196:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Burgerlijk procesrecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:AD2037, Uitspraak, Hoge Raad (Belastingkamer), 16‑02‑1994
ECLI:NL:PHR:1994:AD2037, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑02‑1994
- Wetingang
BW art. 2:201a; Rv (oud) art. 285; Rv (oud) art. 286; Rv (oud) art. 287; Rv (oud) art. 288
Essentie
Uitkoopprocedure aandelen. Interventie beslaglegger.
Samenvatting
De regeling van art. 2:201a voor het geval dat beslaglegging op aandelen heeft plaatsgevonden brengt mee dat voor degene die beslag heeft gelegd op de aandelen, het gevaar bestaat dat zijn recht om zich op die aandelen te verhalen wordt benadeeld ingeval de rechter de overdrachtsprijs op een lager bedrag vaststelt dan de prijs die bij executie zou worden verkregen. Daarom heeft de beslaglegger belang bij tussenkomst in het op de voet van art. 2:201a BW gevoerde geding.
Partij(en)
Franciscus Maria Molenschot, te Breda, eiser tot cassatie, adv. mr. A.L.C.M. Oomen,
tegen
- 1. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.