NJ 1994, 300
Vennootschapsrecht / ontvankelijkheid in verzoek tot enquête; schriftelijke bezwaren (2:349 BW) / verband tussen die bezwaren en gegronde redenen in 2:350 / geen misbruik van enquêterecht / verzoek in cassatie tot uitvoerbaar bij voorraad-verklaring; belang
HR 06-10-1993, ECLI:NL:PHR:1993:AB9529, m.nt. J.M.M. Maeijer (Bobel)
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
6 oktober 1993
- Magistraten
R.J.J. Jansen, Van der Linde, Bellaart, C.H.M. Jansen, Van der Putt-Lauwers, Verburg
- Zaaknummer
39
- Noot
J.M.M. Maeijer
- LJN
AB9529
- Roepnaam
Bobel
- JCDI
JCDI:ADS67194:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:AB9529, Uitspraak, Hoge Raad (Belastingkamer), 06‑10‑1993
ECLI:NL:PHR:1993:AB9529, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑10‑1993
- Wetingang
BW art. 2:346; BW art. 2:349; BW art. 2:358; Rv (oud) art. 53
Essentie
Vennootschapsrecht. Ontvankelijkheid in verzoek tot enquête; schriftelijke bezwaren in art. 2:349 BW. Verband tussen die bezwaren en gegronde redenen in art. 2:350. Geen misbruik van enquêterecht. Verzoek in cassatie tot uitvoerbaar bij voorraad-verklaring; belang.
Samenvatting
Gelet op de strekking van de art. 2:346 en 349 BW, is aan de eis van art. 349 voldaan, indien op grond van de inhoud van de schriftelijke bezwaren, alsmede de omstandigheden waaronder en de wijze waarop zij naar voren zijn gebracht, voor de vennootschap duidelijk moest zijn dat deze bezwaren de grondslag zouden kunnen vormen voor een door een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.