NJ 1991, 51
HR, 09-07-1990, nr. 26
HR 09-07-1990, ECLI:NL:PHR:1990:AC0960, m.nt. J.M.M. Maeijer
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
9 juli 1990
- Magistraten
Royer, Jansen, Baardman, Bellaart, Korthals Altes
- Zaaknummer
26
- Conclusie
A-G Verburg
- Noot
J.M.M. Maeijer
- LJN
AC0960
- JCDI
JCDI:ADS127101:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Corporate governance
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1990:AC0960, Uitspraak, Hoge Raad (Belastingkamer), 09‑07‑1990
ECLI:NL:PHR:1990:AC0960, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑07‑1990
- Wetingang
BW art. 2:7; BW art. 2:45; BW art. 2:130; BW art. 2:240; BW art. 2:292; BW art. 2:350; BW art. 1374
Essentie
Enquêterecht. Vertegenwoordiging rechtspersoon. Gegronde redenen om aan juist beleid te twijfelen (art. 2:350 lid 1 BW).
Samenvatting
Indien degenen die een rechtspersoon volgens haar statuten kunnen vertegenwoordigen, namens die rechtspersoon een rechtshandeling verrichten, geldt deze handeling als rechtshandeling van de rechtspersoon, ook als de statutair aangewezen vertegenwoordigers aldus in strijd zouden hebben gehandeld met een binnen de interne verhoudingen van de rechtspersoon geldende regel om een dergelijke rechtshandeling slechts te verrichten op grond van een — geldig tot stand gekomen — ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.