NJ 1990, 103
HR, 03-05-1989, nr. 26001
HR 03-05-1989, ECLI:NL:HR:1989:AB8421, m.nt. E.A.A. Luijten
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
3 mei 1989
- Magistraten
Van Dijk, Stoffer, Mijnssen, Wildeboer, Urlings
- Zaaknummer
26001
- Noot
E.A.A. Luijten
- LJN
AB8421
- JCDI
JCDI:ADS64841:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1989:AB8421, Uitspraak, Hoge Raad (Belastingkamer), 03‑05‑1989
- Wetingang
BW art. 1:100; BW art. 1112; BW art. 1113; BW art. 1114; BW art. 1115; BW art. 1116; BW art. 1117; BW art. 1118; BW art. 1119; BW art. 1120; BW art. 1121; BW art. 1122; BW art. 1123; BW art. 1124; BW art. 1125; BW art. 1126; BW art. 1127; BW art. 1128; BW art. 1129; BW art. 1130; BW art. 1131
Essentie
Huwelijksgoederengemeenschap. Boedelscheiding. Toedeling voormalige echtelijke woning.
Samenvatting
De tussen partijen gesloten overeenkomst, krachtens welke de vrouw gerechtigd was om tot een bepaalde datum zich de woning te laten toescheiden tegen betaling aan de man van een ‘rente’ over het dan wegens overbedeling eveneens door haar aan de man uit te keren bedrag, houdt geen voorwaardelijke overeenkomst tot toedeling in maar een aanbod. Na toescheiding verschuldigde ‘rente’ is dan ook geen vergoeding voor een ten tijde van die overeenkomst ter beschikking gestelde ‘hoofdsom’.
Uitspraak
Arrest gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.