NJ 1979, 566
HR, 20-06-1979, nr. 5127
HR 20-06-1979, ECLI:NL:PHR:1979:AD5646, m.nt. J.M.M. Maeijer
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
20 juni 1979
- Magistraten
Vroom, Wiersma, Antal, Stol, Jansen
- Zaaknummer
5127
- Noot
J.M.M. Maeijer
- LJN
AD5646
- JCDI
JCDI:ADS115976:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Financieel recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1979:AD5646, Uitspraak, Hoge Raad (Belastingkamer), 20‑06‑1979
ECLI:NL:PHR:1979:AD5646, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑1979
- Wetingang
Wet JO art. 33 lid 5; BW art. 2:339 lid 5
Essentie
Niet-inachtneming van het voorschrift van art. 33, lid 5, Wet op de jaarrekening van ondernemingen (thans BW Boek 2 art. 339, lid 5).
Samenvatting
Art. 33, lid 5, Wet op de jaarrekening van ondernemingen bepaalt dat de Ondernemingskamer in een o.g.v. die wet aanhangig gemaakte procedure niet beslist dan nadat zij de deskundige die met het onderzoek der jaarrekening is belast geweest, heeft gehoord, althans ten verhoor opgeroepen.
Blijkens de MvT moet dit voorschrift aldus worden verstaan dat de verschenen deskundige bij zijn verhoor in de gelegenheid wordt gesteld omtrent alle door de belanghebbende gestelde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.