Warenwetregeling draagbaar klimmaterieel
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
13-11-2013, Stcrt. 2013, 32282 (uitgifte: 20-11-2013, regelingnummer: 122446-104859-VGP)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-11-2013, Stcrt. 2013, 32282 (uitgifte: 20-11-2013, regelingnummer: 122446-104859-VGP)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
In dit artikel wordt onder reformladder verstaan: draagbaar klimmaterieel dat zowel vrijstaand als aanleunend gebruikt kan worden.
2.
Zowel de bovenzijde van de treden of sporten en het platform als de onderzijde der stijlen of bomen van het draagbare klimmaterieel dienen voldoende stroef te zijn.
3.
De uitwendige breedte van één basisdeel van een reformladder, is gemeten aan de onderzijde minimaal gelijk aan de inwendige breedte ter plaatse van de bovenste sport of trede of het platform, vermeerderd met ten minste 17,5% van de lengte van de boom of stijl, gemeten vanaf de voet tot aan het scharnierpunt voor 2-delige en 3-delige reformladders.
4.
Voor al het overige draagbare klimmaterieel, bedoeld om vrijstaand te worden opgesteld, dient de in het derde lid bedoelde basisverbreding ten minste 12,5% van de lengte van de boom of stijl, gemeten vanaf de voet tot aan het scharnierpunt, te bedragen. In het geval van een 4-delige reformladder bezitten beide basisdelen deze verbreding.