Einde inhoudsopgave
Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel 3.22 Stichting voor instandhouding samenwerkingsschool
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
30-09-2020, Stb. 2020, 379 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35297)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
Een samenwerkingsschool is een school waarin zowel openbaar onderwijs als bijzonder onderwijs wordt aangeboden. Een samenwerkingsschool kan alleen tot stand komen door samenvoeging van een of meer openbare scholen met een of meer bijzondere scholen en wordt in stand gehouden door een stichting, een stichting als bedoeld in artikel 3.16 of een stichting als bedoeld in artikel 3.10 waarvan het statutaire doel in elk geval is het in stand houden van een samenwerkingsschool.
2.
Artikel 3.33 is van overeenkomstige toepassing.
3.
Een samenwerkingsschool kan alleen tot stand komen indien:
- a.
met die totstandkoming van de samenwerkingsschool de continuïteit van het openbaar of bijzonder onderwijs gehandhaafd kan blijven; en
- b.
de betrokken scholen en scholengemeenschappen alle leerjaren omvatten.
4.
Van een situatie als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, is sprake als een van de betrokken scholen op 1 oktober van het eerste of tweede schooljaar voorafgaand aan de fusiedatum werd bezocht door een aantal leerlingen gelijk aan of minder dan:
- a.
120 leerlingen voor praktijkonderwijs;
- b.
260 leerlingen voor vbo met één profiel;
- c.
160 leerlingen per profiel voor vbo met twee of meer profielen;
- d.
4/3 van het aantal leerlingen voor de overige scholen dat voor de betrokken schoolsoort is genoemd in artikel 4.24, eerste lid, onderdeel e.
5.
Indien sprake is van een scholengemeenschap, is van een situatie als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, sprake indien de betrokken scholen van een van de betrokken scholengemeenschappen op 1 oktober van het eerste of tweede schooljaar voorafgaand aan de fusiedatum werd bezocht door een aantal leerlingen gelijk aan of minder dan:
- a.
3/2 van het aantal leerlingen genoemd in artikel 4.24, tweede lid, voor praktijkonderwijs, mavo en havo;
- b.
130 leerlingen voor een afdeling voor havo;
- c.
293 leerlingen voor vwo; en
- d.
voor scholen voor vbo:
- 1°
195 leerlingen voor een school met één profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid;
- 2°
120 leerlingen per profiel voor een school met twee of meer profielen als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid.