NJ 2019/297
Afdreiging. Klachtdelict. Overschrijding klachttermijn staat in de weg aan ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in de vervolging.
HR 04-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2242, m.nt. N. Rozemond
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 december 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.J.A. van Dorst, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
17/01187
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Noot
N. Rozemond
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS70126:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2242, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1197, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑11‑2017
- Wetingang
Art. 66 lid 1, art. 318 lid 1 en lid 3 Sr
Essentie
Afdreiging is ingevolge art. 318 lid 3 Sr een klachtdelict. Overschrijding van de in art. 66 lid 1 Sr genoemde klachttermijn staat in de weg aan de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging.
Samenvatting
In het geval dat voor het instellen van een vervolging een klacht is vereist — zoals aan de orde bij afdreiging ingevolge art. 318 lid 3 Sr — en de klacht niet is ingediend binnen de in art. 66 lid 1 Sr genoemde termijn van drie maanden nadat de klachtgerechtigde heeft kennisgenomen van het gepleegde delict, stuit de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.