Besluit nr. 1386/2013/EU inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 'Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet'
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 17-01-2014
- Bronpublicatie:
20-11-2013, PbEU 2013, L 354 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 1386/2013/EU)
- Inwerkingtreding
17-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2013, PbEU 2013, L 354 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 1386/2013/EU)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Milieurecht / Algemeen
(Voor de EER relevante tekst)
Besluit van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 ‘Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet’
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Unie heeft zichzelf tot doel gesteld om tegen 2020 uitgegroeid te zijn tot een slimme, duurzame en inclusieve economie, middels een reeks beleidsmaatregelen en acties gericht op een koolstofarme en hulpbronnenefficiënte economie (4).
- (2)
De opeenvolgende milieuactieprogramma's voorzien al sinds 1973 in een kader voor actie van de Unie op het gebied van het milieu.
- (3)
Het zesde communautaire milieuactieprogramma (‘6e MAP’) (5) is in juli 2012 afgelopen, maar veel van de maatregelen en acties die uit hoofde van het programma zijn gestart, worden nog steeds uitgevoerd.
- (4)
In de eindbeoordeling van het 6e MAP werd geconcludeerd dat het programma een gunstige uitwerking heeft op het milieu en heeft voorzien in een overkoepelende strategische richting voor het milieubeleid. Ondanks deze resultaten zijn er nog altijd onduurzame trends binnen de vier prioritaire gebieden die in het 6e MAP zijn vastgesteld: klimaatverandering, natuur en biodiversiteit, milieu alsmede gezondheid en levenskwaliteit, en natuurlijke rijkdommen en afval.
- (5)
In de eindbeoordeling van het 6e MAP werd gewezen op bepaalde tekortkomingen. Daarom is voor het halen van de doelstellingen die zijn bepaald in het zevende milieuactieprogramma (‘7e MAP’) het volledige engagement vereist van de lidstaten en de relevante instellingen van de Unie, alsmede de wil om verantwoordelijkheid op te nemen voor de realisatie van de voordelen die met het programma worden beoogd.
- (6)
Volgens het verslag van het Europees Milieuagentschap getiteld ‘Het milieu in Europa — stand van zaken en vooruitzichten 2010’ zijn er nog belangrijke uitdagingen op milieugebied blijven bestaan die ingrijpende gevolgen zullen hebben, indien niets wordt ondernomen om deze aan te pakken.
- (7)
Mondiale systeemtrends en problemen met betrekking tot de bevolkingsdynamiek, verstedelijking, ziektes en pandemieën, steeds snellere technologische verandering en onduurzame economische groei dragen stuk voor stuk bij aan de complexiteit van het oplossen van de ecologische problemen en het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling op de lange termijn. Om de welvaart van de Unie op lange termijn te waarborgen, moet verdere actie worden ondernemen om die problemen aan te pakken.
- (8)
Het is van cruciaal belang dat er prioritaire doelstellingen van de Unie voor 2020 worden vastgesteld, in overeenstemming met een duidelijke langetermijnvisie voor 2050. Zo kan ook worden gezorgd voor een stabiele omgeving voor duurzame investeringen en groei. Het 7e MAP moet voortbouwen op de beleidsinitiatieven van de Europa 2020-strategie (6), met inbegrip van het klimaat- en energiepakket van de Unie (7), de mededeling van de Commissie met een routekaart voor een koolstofarme economie in 2050 (8), de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 (9), het stappenplan voor een efficiënt hulpbronnengebruik in Europa (10), het vlaggenschipinitiatief Innovatie-Unie (11) en de strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling.
- (9)
Het 7e MAP moet met name bijdragen aan de verwezenlijking van de milieu- en klimaatdoelstellingen waarover de Unie reeds is overeengekomen en aan de identificatie van beleidslacunes waar bijkomende doelstellingen nodig kunnen zijn.
- (10)
De Unie is overeengekomen uiterlijk in 2020 een emissiereductie in de Unie van de broeikasgassen met ten minste 20 % te verwezenlijken (30 % op voorwaarde dat overige ontwikkelde landen zich verbinden tot vergelijkbare emissiereducties en dat ontwikkelde landen voldoende bijdragen overeenkomstig hun verantwoordelijkheden en respectieve mogelijkheden); te zorgen dat uiterlijk in 2020 20 % van het energieverbruik afkomstig is uit hernieuwbare bronnen, en een besparing van 20 % te verwezenlijken op het primaire energieverbruik ten opzichte van het verwachte niveau, door verbeterde energie-efficiëntie (12).
- (11)
De Unie is overeengekomen het biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van ecosysteemdiensten in de Unie uiterlijk in 2020 een halt toe te roepen en zo veel mogelijk ongedaan te maken, en tevens de bijdrage van de Unie tot het verhoeden van het wereldwijde biodiversiteitsverlies op te voeren (13).
- (12)
De Unie steunt de doelstellingen dat er uiterlijk 2030 een eind moet komen aan het verlies van bosareaal op wereldschaal en dat uiterlijk 2020 de bruto-ontbossing in de tropen met ten minste 50 % ten opzichte van het niveau van 2008 moet worden gereduceerd (14).
- (13)
De Unie is overeengekomen voor alle wateren in de Unie, met inbegrip van zoet water (rivieren en meren, grondwater), overgangswateren (riviermondingen/delta's) en de kustwateren binnen één zeemijl van de kust, uiterlijk in 2015 een goede toestand tot stand te brengen (15).
- (14)
De Unie is overeengekomen uiterlijk in 2020 een goede milieutoestand in alle mariene wateren van de Unie tot stand te brengen (16).
- (15)
De Unie is overeengekomen niveaus van luchtkwaliteit te bereiken die niet leiden tot een aanzienlijk negatief effect op, en een gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu (17).
- (16)
De Unie is overeengekomen de doelstelling te verwezenlijken dat uiterlijk in 2020 chemische stoffen worden geproduceerd en gebruikt op manieren die de significante nadelige effecten op de menselijke gezondheid en het milieu zo veel mogelijk beperken (18).
- (17)
De Unie is overeengekomen het milieu en de menselijke gezondheid te beschermen door de schadelijke effecten van het genereren en beheren van afvalstoffen te voorkomen of te beperken en de algehele impact van het gebruik van hulpbronnen te beperken en de efficiëntie van dergelijk gebruik te verhogen, door de volgende afvalhiërarchie toe te passen: preventie, voorbereiding voor hergebruik, recycling, overige nuttige toepassing, en verwijdering (19).
- (18)
De Unie is overeengekomen de overgang te stimuleren naar een groene economie en te streven naar een volledige ontkoppeling van economische groei en ecologische achteruitgang (20).
- (19)
De Unie is overeengekomen in de context van duurzame ontwikkeling te streven naar een wereld zonder landdegradatie (21).
- (20)
Overeenkomstig artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) streeft de Unie in haar milieubeleid naar een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Unie en berust haar beleid op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden en het beginsel dat de vervuiler betaalt.
- (21)
Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moet op verschillende bestuursniveaus actie worden ondernomen om de prioritaire doelstellingen van het 7e MAP te verwezenlijken.
- (22)
Om het welslagen van het 7e MAP en de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen te waarborgen, is het van belang niet-gouvernementele actoren op transparante wijze te betrekken.
- (23)
Niet alleen hebben biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van ecosystemen in de Unie ingrijpende gevolgen voor het milieu en het welzijn van de mens, maar zij hebben ook gevolgen voor toekomstige generaties en zijn kostbaar voor de samenleving als geheel, in het bijzonder voor economische actoren in sectoren die rechtstreeks afhankelijk zijn van ecosysteemdiensten.
- (24)
Er is aanzienlijke ruimte voor het reduceren van de emissie van broeikasgassen en het verbeteren van de energie- en hulpbronnenefficiëntie van de Unie. Hierdoor wordt de druk op het milieu verlicht en wordt gezorgd voor meer concurrentievermogen en nieuwe bronnen van groei en banen door middel van kostenbesparingen op basis van verbeterde efficiëntie, de commercialisering van innovaties en beter beheer van de hulpbronnen gedurende de gehele levenscyclus ervan. Om dit potentieel te benutten moet in het kader van een alomvattender beleid van de Unie op het gebied van klimaatverandering worden erkend dat alle sectoren van de economie een bijdrage moeten leveren om de klimaatverandering aan te pakken.
- (25)
Milieuproblemen en -gevolgen vormen nog altijd een aanzienlijk gevaar voor de gezondheid en het welzijn van de mens, terwijl maatregelen ter verbetering van de toestand van het milieu daaraan ten goede kunnen komen.
- (26)
Een volledige en evenwichtige uitvoering van het milieu-acquis in de gehele Unie is een verstandige investering voor het milieu en de menselijke gezondheid, alsook voor de economie.
- (27)
Het milieubeleid van de Unie moet gestoeld blijven op een degelijk kennisbestand en er moet met dit beleid voor worden gezorgd dat de gegevens waarop de beleidsvorming is gebaseerd, inclusief de gevallen waar is verwezen naar het voorzorgsbeginsel, beter kan worden begrepen op alle niveaus.
- (28)
De milieu- en klimaatdoelstellingen moeten worden ondersteund door adequate investeringen en de middelen moeten op doeltreffender wijze overeenkomstig deze doelstellingen worden besteed. Het gebruik van publiek-private initiatieven moet worden aangemoedigd.
- (29)
De integratie van milieuoverwegingen op alle relevante beleidsterreinen is van cruciaal belang om de druk op het milieu als gevolg van de beleidsmaatregelen en activiteiten van overige sectoren weg te nemen en om aan de milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen te voldoen.
- (30)
De Unie is dichtbevolkt en meer dan 70 % van haar burgers woont in steden of stedelijke agglomeraties en heeft te maken met specifieke milieu- en klimaatgerelateerde uitdagingen.
- (31)
Veel milieuproblemen zijn mondiaal van aard en kunnen alleen ten volle worden aangepakt door middel van een integrale mondiale benadering, terwijl andere milieuproblemen een sterke regionale dimensie hebben. Dit vergt samenwerking met partnerlanden, inclusief buurlanden en overzeese landen en gebieden.
- (32)
Het 7e MAP moet de tenuitvoerlegging binnen de Unie en op internationaal niveau van de resultaten van de in 2012 gehouden Conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling (Rio + 20) en de verbintenissen die daar zijn aangegaan, die gericht zijn op het omvormen van de mondiale economie tot een inclusieve en groene economie in de context van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, ondersteunen.
- (33)
Een juiste mix van beleidsinstrumenten zou bedrijven en consumenten in staat stellen de impact van hun activiteiten op het milieu beter te begrijpen en die impact te beheren. Dergelijke beleidsinstrumenten zijn onder meer economische stimuleringsmaatregelen, marktconforme instrumenten, informatievereisten en vrijwillige instrumenten, en maatregelen die de wettelijke kaders aanvullen en belanghebbenden op verschillende niveaus betrekken.
- (34)
Alle maatregelen, acties en doelstellingen die in het 7e MAP uiteen worden gezet, dienen te worden toegepast overeenkomstig de beginselen van slimme regelgeving (22) en, indien van toepassing, onderworpen zijn aan een uitgebreide effectbeoordeling.
- (35)
De vooruitgang op weg naar de verwezenlijking van de doelstellingen van het 7e MAP moet worden gemonitord, beoordeeld en geëvalueerd op basis van overeengekomen indicatoren.
- (36)
Overeenkomstig artikel 192, lid 3, VWEU, worden de prioritaire doelstellingen van het milieubeleid van de Unie vastgelegd in een algemeen actieprogramma.
- (37)
Voor de prioritaire doelstellingen van dit besluit, wordt een aantal maatregelen en acties geïdentificeerd in het 7e MAP, uiteengezet in de bijlage, met het oog op de verwezenlijking van die doelstellingen,
- (38)
Daar de doelstellingen van dit besluit, met name het opstellen van een algemeen milieuactieprogramma van de Unie waarin prioritaire doelstellingen worden vastgelegd, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van dat actieprogramma beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 161 van 6.6.2013, blz. 77.
PB C 218 van 30.7.2013, blz. 53.
Standpunt van het Europees Parlement van 24 oktober 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 15 november 2013.
COM(2010) 2020 en conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010 (EUCO 13/10).
Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).
COM(2010) 2020.
Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1), Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16), Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63), Richtlijn 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG met betrekking tot de specificatie van benzine, dieselbrandstof en gasolie en tot invoering van een mechanisme om de emissies van broeikasgassen te monitoren en te verminderen, tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad met betrekking tot de specificatie van door binnenschepen gebruikte brandstoffen en tot intrekking van Richtlijn 93/12/EEG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 88), Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114), Besluit[lees: Beschikking] nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136).
COM(2011) 112. De routekaart wordt vermeld door de Raad in zijn conclusies van 17 mei 2011 en is goedgekeurd door het Europees Parlement in zijn resolutie van 15 maart 2012 (P7_TA(2012)0086).
COM(2011) 244.
COM(2011) 571.
COM(2010) 546.
Europese Raad van 8 en 9 maart 2007.
Conclusies van de Europese Raad van 25 en 26 maart 2010 (EUCO 7/10) conclusies van de Raad van 15 maart 2010 (7536/10); COM(2011) 244.
Conclusies van de Raad van 4 december 2008 (16852/08).
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).
Besluit nr. 1600/2002/EG; Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152 van 11.6.2008, blz. 1).
Besluit nr. 1600/2002/EG; implementatieplan van Johannesburg (WSSD 2002).
Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
Conclusies van de Raad van 11 juni 2012 (11186/12); COM(2011) 571.
Algemene Vergadering van de Verenigde Naties Resolutie A/Res/66/288 van 27 juli 2012 over de resultaten van de Rio + 20-conferentie, met als titel ‘The future we want’.
COM(2010) 543.