NJ 2013/321
Prejudiciële vraag op de voet van art. 392 Rv. Is het mogelijk pandrecht op assurantieportefeuille te vestigen?; vereiste dat antwoord op vraag nodig is om op de eis of het verzoek te beslissen; Hoge Raad ziet voorshands af van behandeling.
HR 31-05-2013, ECLI:NL:HR:2013:CA1614
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
31 mei 2013
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, M.A. Loth, G. de Groot, M.V. Polak
- Zaaknummer
13/02008
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Noot
Red. Aant.
- LJN
CA1614
- JCDI
JCDI:ADS96937:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Arbitrage
EU-recht / Rechtsbescherming
Onteigeningsrecht / Onteigening
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:CA1614, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑05‑2013
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële vraag op de voet van art. 392 Rv. Is het mogelijk pandrecht op assurantieportefeuille te vestigen?; vereiste dat antwoord op vraag nodig is om op de eis of het verzoek te beslissen; Hoge Raad ziet voorshands af van behandeling.
De door de rechtbank gestelde vraag luidt: "Is het mogelijk om een pandrecht op een assurantieportefeuille te vestigen, ofwel: is een assurantieportefeuille een vermogensrecht in de zin van art. 3:6 BW?" De vraag naar de verpandbaarheid van de assurantieportefeuilles is niet meer ter zake dienende indien doel treft het verweer dat de verpanding nietig ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.