Voor de uitwerking hiervan verwijst de rechtbank naar de overwegingen onder feit 2.
Rb. Overijssel, 28-11-2013, nr. 07.996568-10
ECLI:NL:RBOVE:2013:2951
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
28-11-2013
- Zaaknummer
07.996568-10
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2013:2951, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 28‑11‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 28‑11‑2013
Inhoudsindicatie
De rechtbank acht verdachte schuldig aan misbruik maken van de kwetsbare positie van zijn oost-europese medewerkers en valsheid in geschrifte. De rechtbank spreekt verdachte wel vrij van uitbuiting. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een werkstraf van 240 uur.
RECHTBANK OVERIJSSEL
Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer te Zwolle
Parketnummer: 07.996568-10
Uitspraak: 19 november 2013
Vonnis in de strafzaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2013. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Y. van der Horst, advocaat te Emmeloord.
De officier van justitie, mr. C.E.J. Backer, heeft ter terechtzitting, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van voorarrest.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 augustus 2010 in de gemeente Steenwijkerland althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) ander(en), te weten één of meer Slowaakse en/of Poolse onderda(a)n(en), (waaronder)
[slachtoffer 1] (G001) en/of
[slachtoffer 2] (G002) en/of
[slachtoffer 3] (G007) en/of
[slachtoffer 4] (G011) en/of
[slachtoffer 5] (G014) en/of
(lid 1 onder sub 1)
door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie van die ander(en), heeft/hebben geworven en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die ander(en),
en/of
(lid 1 onder sub 4)
met één of meer van de onder sub 1 genoemde middel(en), te weten door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie van die ander(en), heeft/hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid dan wel onder de onder sub 1 genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die ander(en), zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid,
en/of
(lid 1 onder sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander(en),
waarbij
(lid 1 onder sub 1 en/of sub 4)
de misleiding en/of misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie van die ander(en) hieruit hebben/heeft bestaan dat:
- de arbeider(s) van Slowaakse en/of Poolse afkomst was/waren en de Nederlandse en/of Engelse en/of Duitse taal onvoldoende machtig was/waren om zelf een slaapplaats te regelen en/of voldoende voor zichzelf op te komen; en/of
- de arbeider(s) bij het verzorgen van hun eigen slaapplaatsen dit ook zelf had(den) moet(en) financieren wat met het door verdachte en/of [bedrijf verdachte] feitelijk uitbetaalde salaris niet mogelijk was; en/of
- de arbeider(s) lange werkdagen maakte(n) (gemiddeld 6 dagen per week, ongeveer 10 en/of 11 uur per dag) en/of verbleven op het terrein van verdachte en/of [bedrijf verdachte], waardoor hij/zij afhankelijk was/waren van verdachte; en/of
- de arbeider(s) bij binnenkomst bij verdachte direct in een afhankelijke positie kwam(en) en hierdoor niet makkelijk andere huisvesting en/of een eerder vertrek naar huis kon(den) regelen; en/of
- verdachte de arbeider(s) in vrijheid beperkte door te bepalen dat hij/zij bij ziekte of onvoldoende werk niet in de slaapvertrekken mocht(en) komen tussen 7.00 uur 's ochtends en 19.00 uur 's avonds, althans gedurende de werktijden; en/of
- verdachte de arbeider(s) instructies gaf over wat hij/zij moest(en) zeggen bij bezoeken van de Arbeids Inspectie;
(lid 1 onder sub 1 en/of sub 4 en/of sub 6)
dat werven en/of huisvesten en/of opnemen en/of dat bewegen van die ander(en) zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of die overige handelingen en/of omstandigheden als omschreven in lid 1 onder sub 1 en/of die uitbuiting hieruit heeft bestaan dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- de arbeider(s) liet overnachten op matrassen in de schuur van verdachte en/of [bedrijf verdachte] en/of in een tent en/of in een container en/of in een huurwoning bij en/of van buren (nr. [huisnummer 1] en/of [huisnummer 2] en/of [huisnummer 3] en/of [huisnummer 4]), welke huisvesting niet overeenkomt met de regels opgesteld door de Stichting Keurmerk Internationale Arbeidsbemiddeling en/of waarvoor de
arbeider(s) als prijs betaalde(n) 2,50 euro per gewerkt uur,
- de arbeider(s) een (gemiddeld) netto uurloon van 5 euro per uur uitbetaalde gekoppeld aan een dagelijks door verdachte te bepalen prestatienorm, waardoor het gemiddelde uurloon lager uit kon vallen; en/of
- de arbeider(s) in een tent liet(en) slapen waarbij er sprake was van kou en/of wateroverlast en/of gevaar voor kortsluiting en/of brand in verband met elektriciteitsnoeren en haspels die (in bakken) op de grond lagen; en/of
- bewust een (niet reëel) salaris aanbood dat aanmerkelijk hoger lag dan het gemiddelde bruto maandsalaris in land van herkomst, waardoor die arbeider(s) al snel genoegen nam(en) met dat wat er uitbetaald werd en geen vragen ging(en) stellen; en/of
- bij verzoek om naar huis en/of weg te mogen bepaalde of dit was toegestaan en bij een negatief antwoord niets voor de arbeider(s) regelde;
- op basis van prestatie uitbetaalde waarbij het voor de arbeider(s) niet duidelijk was wat deze prestatienorm was, daar verdachte dagelijks pas achteraf deze prestatienorm bepaalde; en/of
- minder uren uitbetaalde dan er daadwerkelijk waren gewerkt, door onder meer afroming van de gewerkte uren en/of door toepassen van een prestatienorm; en/of
- feitelijk minder dan het minimumuurloon uitbetaalde; en/of
- iedereen enkel gebruik liet maken van twee vaste toiletten en vijf douches op het terrein van verdachte en/of [bedrijf verdachte] en/of van twee mobile toiletten op het land van verdachte en/of [bedrijf verdachte]; en/of
- niet volgens de algemeen verbindend verklaarde Glastuinbouw CAO heeft gehandeld; en/of
- in geval van ziekte beoordeelde of die arbeider(s) in staat was om te werken; en/of
- in geval van ziekte of onvoldoende werk, de salarissen niet doorbetaalde; en/of
- sancties toepaste(n) indien er niet de bakjes aardbeien niet goed werden geplukt (slechte kwaliteit of alleen maar grote aardbeien) in de vorm van het afpakken van het bakje en/of het hele krat, waardoor het totaal geplukte kilo's van de arbeider(s) minder werd, terwijl de aardbeien wel naar de veiling gingen; en/of
- sancties toepaste(n) indien de gemeenschappelijke ruimten (douche en/of wc en/of kantine) niet goed werden schoongemaakt; en/of
- niet uit eigen beweging de (valselijk opgemaakte) loonstroken verstrekte;
(lid 1 onder sub 6)
dat opzettelijk voordeel trekken uit vooromschreven uitbuiting hieruit heeft bestaan dat verdachte en/of zijn mededader(s) veel lagere loonkosten heeft/hebben gehad dan bij het tewerkstellen van Nederlandse werknemers en/of bij het tewerkstellen van werknemers volgens de Nederlands wet- en regelgeving inzake minimumloon en prestatieloon;
art 273a lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273a lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
2.
de vennootschap onder firma [bedrijf verdachte] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 19 juli 2010 in de gemeente Steenwijkerland en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een groot aantal urenlijsten en/of (telkens) een groot aantal loonstroken, waarvan onder meer,
A. Urenlijsten
1.
urenlijst juni 2005 (D-005-037); en/of
2.
urenlijst december 2005 (D-005-42); en/of
3.
urenlijst april 2006 (D-005-43); en/of
4.
urenlijst november 2006 (D-005-48);en/of
5.
urenlijst mei 2007 (D-005-49); en/of
6.
urenlijst april 2008 (D-005-54); en/of
7.
urenlijst september 2008 (D-005-58); en/of
8.
urenlijst maart 2009 (D-005-60); en/of
9.
urenlijst oktober 2009 (D-005-66); en/of
10.
urenlijst april 2010 (D-005-70);
en/of
B. Loonstroken
1.
loonstrook [slachtoffer 6] juli 2005 (D-025-03); en/of
2.
loonstrook [slachtoffer 7] juni 2006 (D-033-02);en/of
3.
loonstrook [slachtoffer 8] mei 2007 (D-013-11); en/of
4.
loonstrook [slachtoffer 8] augustus 2007 (D-013-14); en/of
5.
loonstrook [slachtoffer 9] mei 2008 (D-011-14); en/of
6.
loonstrook [slachtoffer 10] november 2008 (D-012-20); en/of
7.
loonstrook [slachtoffer 11] april 2009 (D-008-07); en/of
8.
loonstrook [slachtoffer 1] juni 2009 (D-007-07); en/of
9.
loonstrook [slachtoffer 12] april 2010 (D-028-04); en/of
10.
loonstrook [slachtoffer 12] week 18 t/m 21 2010 (D-028-05);
te weten een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen laten opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen laten vervalsen, met het oogmerk om de urenlijst(en) en/of loonstro(o)k(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, immers hebbende de vennootschap onder firma [bedrijf verdachte] en/of haar mededader(s),
ten aanzien van de urenlijsten,
- de daadwerkelijk door de arbeider(s) gewerkte uren omgerekend naar een aantal uren gebaseerd op prestaties, waardoor uiteindelijk de uitbetaalde uren feitelijk lager uitkwamen en deze op de urenlijst(en) vermeld; en/of
- (overige) uren afgeroomd waardoor de arbeider(s) minder uitbetaald kre(e)g(en) dan waarop zij recht zouden hebben en deze uren op de urenlijst(en) vermeld;
althans
- minder dan de feitelijk gewerkte uren op de urenlijsten vermeld;
ten aanzien van de loonstroken,
- één of meer loonstro(o)k(en) opgemaakt en/of laten opmaken op basis van deze onjuist opgemaakte urenlijsten en/of met hierop vermeld een onjuist bedrag aan huisvestingskosten;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
verdachte op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 19 juli 2010 in de gemeente Steenwijkerland en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een groot aantal urenlijsten en/of (telkens) een groot aantal loonstroken, waarvan onder meer,
A. Urenlijsten
1.
urenlijst juni 2005 (D-005-037); en/of
2.
urenlijst december 2005 (D-005-42); en/of
3.
urenlijst april 2006 (D-005-43); en/of
4.
urenlijst november 2006 (D-005-48);en/of
5.
urenlijst mei 2007 (D-005-49); en/of
6.
urenlijst april 2008 (D-005-54); en/of
7.
urenlijst september 2008 (D-005-58); en/of
8.
urenlijst maart 2009 (D-005-60); en/of
9.
urenlijst oktober 2009 (D-005-66); en/of
10.
urenlijst april 2010 (D-005-70);
en/of
B. Loonstroken
1.
loonstrook [slachtoffer 6] juli 2005 (D-025-03); en/of
2.
loonstrook [slachtoffer 7] juni 2006 (D-033-02);en/of
3.
loonstrook [slachtoffer 8] mei 2007 (D-013-11); en/of
4.
loonstrook [slachtoffer 8] augustus 2007 (D-013-14); en/of
5.
loonstrook [slachtoffer 9] mei 2008 (D-011-14); en/of
6.
loonstrook [slachtoffer 10] november 2008 (D-012-20); en/of
7.
loonstrook [slachtoffer 11] april 2009 (D-008-07); en/of
8.
loonstrook [slachtoffer 1] juni 2009 (D-007-07); en/of
9.
loonstrook [slachtoffer 12] april 2010 (D-028-04); en/of
10.
loonstrook [slachtoffer 12] week 18 t/m 21 2010 (D-028-05);
te weten een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen laten opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen laten vervalsen, met het oogmerk om de urenlijst(en) en/of loonstro(o)k(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, immers hebbende verdachte en/of zijn mededader(s),
ten aanzien van de urenlijsten,
- de daadwerkelijk door de arbeider(s) gewerkte uren omgerekend naar een aantal uren gebaseerd op prestaties, waardoor uiteindelijk de uitbetaalde uren feitelijk lager uitkwamen en deze op de urenlijst(en) vermeld; en/of
- (overige) uren afgeroomd waardoor de arbeider(s) minder uitbetaald kre(e)g(en) dan waarop zij recht zouden hebben en deze uren op de urenlijst(en) vermeld;
althans
- minder dan de feitelijk gewerkte uren op de urenlijsten vermeld;
ten aanzien van de loonstroken,
- één of meer loonstro(o)k(en) opgemaakt en/of laten opmaken op basis van bovenvermelde onjuist opgemaakte urenlijsten en/of met hierop vermeld een onjuist bedrag aan huisvestingskosten;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
BEWIJS
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, gemotiveerd op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem onder 1 ten laste gelegde integraal dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Aan de verdachte is onder 1 ten laste gelegd overtreding van artikel 273f lid 1 sub 1, sub 4 en sub 6 van het Wetboek van Strafrecht.
Art. 273f Sr, waarop de tenlastelegging is toegesneden, luidt, voor zover hier van belang, als volgt:"1. Als schuldig aan mensenhandel wordt (…) gestraft:(...)
1º. Degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander (…);
4º. degene die een ander met een van de onder 1º genoemde middelen dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar te stellen dan wel onder de onder 1º genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten
(…);6º. degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander.”
Ten aanzien van het onder 1º ten laste gelegde:
De rechtbank ziet zich in het kader van het onder 1º ten laste gelegde gesteld voor de volgende vragen:
1.Heeft verdachte (onder meer) de in de tenlastelegging genoemde personen geworven, gehuisvest of opgenomen? (de zogenaamde handelingen);
2.
Is sprake van misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of misbruik van een kwetsbare positie? (de zogenaamde middelen);
3.
Heeft verdachte gehandeld met het oogmerk van uitbuiting?
Ten aanzien van de onder 1 genoemde vraag overweegt de rechtbank als volgt.
Werven
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte actief heeft gehandeld bij het werven van de bij hem werkzame seizoensarbeiders. Hij heeft de in Slowakije woonachtige [slachtoffer 7] die eerder bij hem werkzaam is geweest als aardbeienplukker benaderd om arbeiders voor hem te vinden. [slachtoffer 7] heeft op verdachtes verzoek deze arbeiders vervolgens uit zijn omgeving dan wel door middel van het plaatsen van advertenties in Slowakije gerekruteerd.
Huisvesten en opnemen:
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de arbeiders vervolgens in de directe omgeving van zijn bedrijf heeft gehuisvest of heeft gezorgd dat zij elders een slaapplaats kregen.
Op de actiedag op 10 augustus 2010 werden 26 arbeiders aangetroffen in een tent op het terrein van de buurman [betrokkene 1] gelegen aan de [adres 2]. Daarnaast werden 8 arbeiders aangetroffen in een woonunit op het terrein van buurman [betrokkene 2] gelegen aan de [adres 3]. Daarvoor had verdachte de arbeiders ondergebracht in door hem gehuurde huizen aan de overkant van zijn bedrijf, op een camping, in portocabins en boven de kantine en in de schuur van zijn bedrijf.
Gelet op het voorgaande kunnen de onder 1º genoemde handelingen (het werven, huisvesten en opnemen) bewezen worden verklaard en is de onder 1 gestelde vraag in positieve zin beantwoord.
Ten aanzien van de onder 2 genoemde vraag overweegt de rechtbank als volgt.
Misleiding:
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte de arbeiders heeft misleid zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Het is niet gebleken dat de informatie die door de tussenpersoon [slachtoffer 7] met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden aan de arbeiders is verstrekt, (wezenlijk) afweek van de feitelijke situatie in de onderneming. Dit is ook door een aantal arbeiders zelf verklaard.
Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat de arbeiders vooraf zijn geïnformeerd over de omstandigheden dat de werkdagen lang zouden zijn, dat 6 dagen per week zou worden gewerkt, dat de arbeiders € 7,50 per uur konden verdienen waarvan € 2,50 aan inhoudingen zou plaatsvinden, dat prestatieloon werd gehanteerd en dat de huisvesting in Nederland zou worden geregeld. In die zin rijmde de feitelijke situatie dan ook met de bij de arbeiders geschepte verwachtingen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte weliswaar een ingewikkelde administratieve constructie heeft gehanteerd waardoor hij de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag heeft ontdoken, maar dat zulks nog niet zonder meer inhoudt dat de arbeiders zijn misleid. In dit kader overweegt de rechtbank dat verdachte zijn werknemers in een bij de oproepovereenkomst gevoegde prestatiebijlage (dossierpagina 1877) heeft gewezen op de omstandigheid dat zij geen aanspraak konden maken op het minimumloon (wat er overigens ook zij van de omstandigheid dat een dergelijke bepaling nietig is).
Ook de omstandigheid dat ter naleving van het contract € 100,- aan [slachtoffer 7] moest worden betaald van welk bedrag € 40,- zou worden terugbetaald, kan niet als misleiding worden aangemerkt omdat deze omstandigheid vooraf tussen partijen overeen was gekomen en ook in een contract is vastgelegd.
Uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht: Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden vastgesteld dat verdachte overwicht had op de (veelal jeugdige) arbeiders. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verdachte eenzijdig besliste wat de dagnorm voor het uit te betalen loon was en welke uren werden gewerkt, hij de huisvesting regelde en verdachte tijdens het gehele woon- en werktraject ook controles uitvoerde en daarbij ook sancties oplegde en boetes kon opleggen.
Kwetsbare positie: Voorts kan worden vastgesteld dat de medewerkers zich in een kwetsbare positie bevonden. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de betreffende werknemers zich bevonden in een economisch kwetsbare en zwakke positie. De levensstandaard en lonen liggen in het land van herkomst aanzienlijk lager dan in Nederland. Voorts waren zij de Nederlandse taal niet machtig, verkeerden zij door hun lange werkdagen en verblijfsplaats in een relatief sociaal isolement, hadden zij in de beginfase weinig financiële middelen, verkeerden zij in onzekerheid over het door hen te verdienen loon en waren zij slecht op de hoogte van de hier te lande geldende wet- en regelgeving.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht/kwetsbare positie:
Voor het bewijs dat verdachte misbruik van dit overwicht en die kwetsbare positie heeft gemaakt, is toereikend dat kan worden vastgesteld dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden waaruit het overwicht voortvloeit dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat voorwaardelijk opzet aanwezig moet zijn.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich ervan bewust is geweest dat de arbeiders zich ten opzichte van hem in een volstrekt ongelijkwaardige en kwetsbare positie bevonden.
De arbeiders accepteerden de slechte arbeidsomstandigheden vanwege de financiële beloning die hun in het vooruitzicht werd gesteld. Dit is verklaarbaar tegen de achtergrond van hun economische/financiële situatie. Dit geldt ook voor de geboden huisvesting. Een mondige Nederlandse werknemer had met deze omstandigheden niet ingestemd. Verdachte wist dat de arbeiders financieel van hem afhankelijk waren.
Naar het oordeel van de rechtbank kan onder genoemde omstandigheden bewezen worden verklaard dat verdachte bij het werven, huisvesten en tewerkstellen van de arbeiders misbruik heeft gemaakt van hun zwakkere/kwetsbare positie en het overwicht dat verdachte op grond van de feitelijke omstandigheden op hen had.
Hiermee is ook de hierboven onder 2 gestelde vraag in positieve zin beantwoord.
Oogmerk van uitbuiting:
Ten aanzien van het onder 1º ten laste gelegde dient ten slotte te worden vastgesteld of ook vraag 3 in positieve zin kan worden beantwoord: heeft verdachte gehandeld met het oogmerk van uitbuiting?De vraag of en zo ja, wanneer er sprake is van uitbuiting in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Er komt betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor betrokkene met zich meebrengen, en het economisch voordeel dat door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. (vgl. Hoge Raad, 27 oktober 2009, LJN BI17099, r.o. 2.6.1.).
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van uitbuiting. Hiertoe heeft hij de volgende contra-indicaties aangevoerd voor het bestaan van uitbuiting:
1.
Het was een vrijwillige keuze van de arbeiders om naar Nederland te komen;
2.
Er is geen valse informatie verstrekt of verkeerde voorstelling van zaken
gegeven;
3.
De arbeiders betaalden zelf voor de bemiddeling en de reis uit eigen middelen;
4.
De werknemers konden bij aankomst de beschikking krijgen over een voorschot op het
salaris zodat zij bijvoorbeeld zelf boodschappen konden doen;
5.
Huisvesting was in het merendeel van de tijd wel degelijk op orde;
6.
De werknemers konden vertrekken wanneer zij dat wilden, verder konden ze in de vrije tijd het bedrijf/de huisvestingslocatie verlaten wanneer zij dat wilden;
7.
De meeste werknemers verdienden een salaris dat op voorhand was afgesproken, soms
zelfs boven het minimumloon;
8.
Het rooster voor het verzorgen van maaltijden, het doen van de boodschappen en het
schoonhouden van de verblijfsvertrekken werd door het personeel zelf ingevuld;
9.
Verdachte probeerde ook zoveel mogelijk te voldoen aan de wensen van het personeel
(wanneer zij boodschappen wilde doen, het creëren van ontspanning tijdens vrije tijd en
het mogelijk maken om plaatsen te bezoeken, bijvoorbeeld om te winkelen, het
organiseren van een activiteit, waaronder een uitje naar Den Haag/aan zee);
10.
Veel arbeiders kwamen vaak na een bepaalde werkperiode in de jaren daarna
weer terug om te werken;
11.
Arbeiders nodigden ook vrienden, kennissen en familie uit om te komen werken;
12.
Zelfs na de actiedag op 10 augustus 2010 is het merendeel van de arbeiders (29) weer
gaan werken. Van de resterende 13 personeelsleden waren er 4, die sowieso klaar waren
met hun werk en toch al naar huis zouden terugkeren.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de vraag of er sprake was van uitbuiting als volgt.
De rechtbank komt op grond van de omstandigheden van het geval in samenhang bezien tot het oordeel dat in onderhavig geval geen sprake is van uitbuiting in voornoemde zin.
Weliswaar kan worden gezegd dat er, gelet op de lange werkuren en de tegen naar Nederlandse maatstaven te lage betaling onder slechte huisvestingsomstandigheden, sprake was van een maatschappelijk ongewenste arbeidssituatie maar deze omstandigheden leveren in onderhavig geval nog niet een zodanig ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van de arbeiders op dat sprake is van uitbuiting in de zin van artikel 273f lid 1 onder 1º Sr.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de slechte arbeidsomstandigheden, wat hier ook van zij, niet te beoordelen als uitbuiting zoals hiervoor bedoeld. Daarbij heeft de rechtbank onder meer de door de verdediging naar voren gebrachte contra-indicaties in aanmerking genomen. Uit het dossier komt een beeld naar voren van een zelfstandig ondernemer die de voortgang van zijn bedrijf in het drukke oogstseizoen heeft willen garanderen en daarbij de grenzen van goed werkgeverschap heeft overschreden. Dit is weliswaar laakbaar maar kan niet worden aangemerkt als uitbuiting in voornoemde zin.
Het plaatsen van de tent op het terrein van de buren op 20 juli 2012 kan hierbij worden gezien als een evident exces. Vóór dit moment hadden de werknemers te maken met relatief weinig beperkingen en was de huisvesting op een betere manier geregeld. De rechtbank acht de verslechterde situatie na het plaatsen van de tent daarom niet representatief voor de gehele periode.
Ook de combinatie en cumulatie van gebeurtenissen is niet van zodanig gewicht geweest dat dient gesproken te worden van uitbuiting in voornoemde zin.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van uitbuiting of oogmerk daarop en zal de rechtbank verdachte van het onder 1º ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 4º ten laste gelegde: (kort gezegd: het gebruik maken van iemand in een uitbuitingssituatie).
De rechtbank stelt voorop dat ‘oogmerk van uitbuiting’ geen onderdeel uitmaakt van sub 4.
De rechtbank ziet zich in het kader van het onder 4º ten laste gelegde daarom enkel gesteld voor de volgende vragen:
1.
Heeft verdachte de in de tenlastelegging genoemde personen met een van de onder 1º genoemde middelen gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten?2. Heeft verdachte onder de onder 1 genoemde omstandigheden enige handeling ondernomen waarvan hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de in de ten laste legging genoemde personen zich daardoor beschikbaar stelden tot het verrichten van arbeid of diensten?
Ten aanzien van de onder 1 genoemde vraag overweegt de rechtbank, zoals hiervoor reeds is overwogen, dat vastgesteld is dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de zwakkere/kwetsbare positie van zijn werknemers en van het overwicht dat hij op grond van de feitelijke omstandigheden op hen had. Van de onder 1º genoemde middelen is derhalve sprake.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte zijn werknemers heeft bewogen om zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van arbeid. Hij heeft immers actief gehandeld bij het werven van de arbeiders en heeft daarmee een wezenlijke rol bij het beschikbaar stellen tot arbeid van zijn werknemers gespeeld.
Daarmee is de hierboven onder 1 gestelde vraag in positieve zin beantwoord.
Bewezen kan derhalve worden verklaard dat verdachte, door zijn medewerkers te bewegen werk voor hem te verrichten, misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van zijn medewerkers en van het overwicht dat hij op grond van de feitelijke omstandigheden op hen had.
Verdachte heeft daarmee gebruik gemaakt van personen die zich in een positie van dwang, in de zin van een uitbuitingssituatie, bevonden.
Nu alle bestanddelen van de delictsomschrijving (voor wat betreft de eerste gedraging) zijn vervuld komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van arbeidsuitbuiting als bedoeld in lid 1 onder 4º van artikel 273f van het Wetboek van strafrecht. De onder 2 gestelde vraag kan daarom buiten bespreking blijven.
Ten aanzien van het onder 6º ten laste gelegde: (voordeel trekken uit uitbuiting)
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte door de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag te ontduiken1.lagere loonkosten heeft gehad en daarmee voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander als bedoeld in lid 1 onder 6º van voornoemd artikel.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander en dat er daarom geen sprake is van medeplegen. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:
Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat in de onderneming van verdachte een dubbele administratie werd gevoerd waarbij de contante loonbetaling plaatsvond op basis van prestatieloon, maar de administratieve verwerking plaatsvond op basis van een bedrag per uur conform het wettelijk vastgestelde minimumloon.
Hiertoe werden de feitelijk uitbetaalde bedragen gedeeld door het minimum uurloon en dit (verminderde) aantal uren vervolgens doorgegeven ter verwerking in de salaris- en de financiële administratie.
Gebleken is dat door de administratieve krachten die werkzaam waren in de onderneming van verdachte niet het juiste aantal uitbetaalde uren op de urenlijsten is genoteerd, maar dat zij het aantal uitbetaalde uren hebben verminderd en deze valse urenlijsten hebben doorgestuurd naar de administrateur die daar vervolgens loonstroken van maakte die ook valselijk zijn. Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat de administratieve krachten daarbij handelden in opdracht en onder leiding van verdachte. Voorts is uit de dossierstukken genoegzaam gebleken dat verdachte ook het oogmerk heeft gehad om de urenlijsten en loonstroken als echt en onvervalst te gebruiken. Gelet hierop kan het onder 2 primair ten laste gelegde feit bewezen worden verklaard.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte 1 en 2 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 augustus 2010 in de gemeente Steenwijkerland (telkens) anderen, te weten Slowaakse en Poolse onderdanen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
(lid 1 onder sub 4)
met van de onder sub 1 genoemde middelen, te weten door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie van die anderen, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en
(lid 1 onder sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die anderen,
waarbij
- de arbeiders lange werkdagen maakten (gemiddeld 6 dagen per week, ongeveer 10 of 11 uur per dag) en verbleven op het terrein van verdachte en/of [bedrijf verdachte],; en
- verdachte de arbeiders in vrijheid beperkte door te bepalen dat zij bij ziekte of onvoldoende werk niet in de slaapvertrekken mochten komen tussen 7.00 uur 's ochtends en 19.00 uur 's avonds, althans gedurende de werktijden; en
- verdachte de arbeiders instructies gaf over wat zij moesten zeggen bij bezoeken van de Arbeids Inspectie;
dat werven en/of huisvesten en/of opnemen en/of dat bewegen van die anderen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid hieruit heeft bestaan dat verdachte
- de arbeiders liet overnachten op matrassen in de schuur van verdachte en/of [bedrijf verdachte] of in een tent of in een container of in een huurwoning bij buren (nr. 56 en/of 57 en/of 58c en/of 60), welke huisvesting niet overeenkomt met de regels opgesteld door de Stichting Keurmerk Internationale Arbeidsbemiddeling en waarvoor de
arbeiders als prijs betaalden 2,50 euro per gewerkt uur,
- de arbeiders een (gemiddeld) netto uurloon van 5 euro per uur uitbetaalde gekoppeld aan een dagelijks door verdachte te bepalen prestatienorm, waardoor het gemiddelde uurloon lager uit kon vallen; en/of
- de arbeiders in een tent liet slapen waarbij er sprake was van kou en/of wateroverlast en/of gevaar voor kortsluiting en/of brand in verband met elektriciteitsnoeren en haspels die (in bakken) op de grond lagen; en/of
- op basis van prestatie uitbetaalde waarbij het voor de arbeiders niet duidelijk was wat deze prestatienorm was, daar verdachte dagelijks pas achteraf deze prestatienorm bepaalde en/of
- minder uren uitbetaalde dan er daadwerkelijk waren gewerkt, door onder meer afroming van de gewerkte uren en/of door toepassen van een prestatienorm; en/of
- feitelijk minder dan het minimumuurloon uitbetaalde; en/of
- iedereen enkel gebruik liet maken van twee vaste toiletten en vijf douches op het terrein van verdachte en/of [bedrijf verdachte] en van twee mobile toiletten op het land van verdachte en/of [bedrijf verdachte]; en/of
- niet volgens de algemeen verbindend verklaarde Glastuinbouw CAO heeft gehandeld; en/of
- in geval van ziekte of onvoldoende werk, de salarissen niet doorbetaalde; en/of
- sancties toepaste indien de bakjes aardbeien niet goed werden geplukt (slechte kwaliteit of alleen maar grote aardbeien) in de vorm van het afpakken van het bakje of het hele krat, waardoor het totaal geplukte kilo's van de arbeiders minder werd, terwijl de aardbeien wel naar de veiling gingen; en/of
- sancties toepaste indien de gemeenschappelijke ruimten (douche en/of wc en/of kantine) niet goed werden schoongemaakt; en/of
- niet uit eigen beweging de (valselijk opgemaakte) loonstroken verstrekte.
(lid 1 onder sub 6)
dat opzettelijk voordeel trekken uit vooromschreven uitbuiting hieruit heeft bestaan dat verdachte veel lagere loonkosten heeft gehad dan bij het tewerkstellen van Nederlandse werknemers of bij het tewerkstellen van werknemers volgens de Nederlands wet- en regelgeving inzake minimumloon en prestatieloon;
2.
de vennootschap onder firma [bedrijf verdachte] op tijdstippen in of de periode van 1 juli 2005 tot en met 19 juli 2010 in Nederland, een groot aantal urenlijsten en (telkens) een groot aantal loonstroken, waarvan onder meer,
A. Urenlijsten
1.
urenlijst juni 2005 (D-005-037); en
2.
urenlijst december 2005 (D-005-42); en
3.
urenlijst april 2006 (D-005-43); en
4.
urenlijst november 2006 (D-005-48);en
5.
urenlijst mei 2007 (D-005-49); en
6.
urenlijst april 2008 (D-005-54); en
7.
urenlijst september 2008 (D-005-58); en
8.
urenlijst maart 2009 (D-005-60); en
9.
urenlijst oktober 2009 (D-005-66); en
10.
urenlijst april 2010 (D-005-70); en
B. Loonstroken
1.
loonstrook [slachtoffer 6] juli 2005 (D-025-03); en
2.
loonstrook [slachtoffer 7] juni 2006 (D-033-02);en
3.
loonstrook [slachtoffer 8] mei 2007 (D-013-11); en
4.
loonstrook [slachtoffer 8] augustus 2007 (D-013-14); en
5.
loonstrook [slachtoffer 9] mei 2008 (D-011-14); en
6.
loonstrook [slachtoffer 10] november 2008 (D-012-20); en
7.
loonstrook [slachtoffer 11] april 2009 (D-008-07); en
8.
loonstrook [slachtoffer 1] juni 2009 (D-007-07); en
9.
loonstrook [slachtoffer 12] april 2010 (D-028-04); en
10.
loonstrook [slachtoffer 12] week 18 t/m 21 2010 (D-028-05);
te weten een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of heeft doen laten opmaken met het oogmerk om de urenlijsten en loonstroken als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende de vennootschap onder firma [bedrijf verdachte]
ten aanzien van de urenlijsten,
- de daadwerkelijk door de arbeiders gewerkte uren omgerekend naar een aantal uren gebaseerd op prestaties, waardoor uiteindelijk de uitbetaalde uren feitelijk lager uitkwamen en deze op de urenlijsten vermeld; en
- overige uren afgeroomd waardoor de arbeiders minder uitbetaald kregen dan waarop zij recht zouden hebben en deze uren op de urenlijsten vermeld; althans
- minder dan de feitelijk gewerkte uren op de urenlijsten vermeld.
ten aanzien van de loonstroken,
- loonstroken opgemaakt of laten opmaken op basis van deze onjuist opgemaakte urenlijsten en/of met hierop vermeld een onjuist bedrag aan huisvestingskosten.
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte, opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Strafbaarheid VAN HET FEIT
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Mensenhandel,
Strafbaar gesteld bij artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
2
primair:
Valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte tot het feit opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd,
Strafbaar gesteld bij artikel 225 juncto artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
motivering van straf of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Met betrekking tot de op te leggen straf overweegt de rechtbank in het bijzonder nog het volgende.De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van feit 1, lid 1, sub 1, sub 4 en sub 6 Sr.
De rechtbank gaat er bij het bepalen van de straf evenwel vanuit dat er sprake is geweest van het gebruik maken van een uitbuitingssituatie (sub 4) en daaruit voordeel trekken (sub 6). Verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan activiteiten die zijn gericht op de uitbuiting (sub 1) hetgeen voor de strafoplegging een wezenlijk verschil maakt.
Met de door verdachte gepleegde gedragingen is in juridische zin voldaan aan twee van de vele delictsomschrijvingen die onder het gecompliceerde wetsartikel 273f van het Wetboek van Strafrecht als mensenhandel worden aangeduid. De vraag is voorts of de mensenhandel, zoals de rechtbank die in casu bewezen acht, valt onder het begrip mensenhandel zoals dat in de huidige samenleving doorgaans bedoeld wordt. De rechtbank acht in de situatie in onderhavig geval een nuancering op zijn plaats. De laakbare en maatschappelijk ongewenste arbeidssituatie waarbij gebruik is gemaakt van seizoensarbeiders die zich in een uitbuitingssituatie bevonden, is strikt genomen als mensenhandel te kwalificeren maar is van een andere orde.
Voor de rechtbank is echter zonder meer duidelijk dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van personen die zich in een uitbuitingssituatie bevonden en hieruit ook voordeel heeft getrokken. Hiernaast heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Voor dit alles verdient verdachte een straf.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts kennisgenomen van de inhoud van een rapport van Reclassering Nederland d.d. 16 juni 2011 waarin wordt geadviseerd om een werkstraf op te leggen en een deels voorwaardelijke straf.
Met betrekking tot het beroep op strafvermindering in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, overweegt de rechtbank als volgt.
Op 10 augustus 2010 is verdachte aangehouden. Op die datum is de redelijke termijn gaan lopen. Op 19 november 2013 wijst de rechtbank vonnis. Als uitgangspunt geldt dat het geding - behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen - met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen. De zaak heeft voor het eerst op zitting gestaan op 1 juli 2013. Na aanhouding is de zaak vervolgens op 5 november 2013 inhoudelijk behandeld.
Aldus wordt pas drie jaar en drie maanden na de aanhouding van verdachte vonnis gewezen.
Gebleken is echter dat een groot deel van deze overschrijding toe te schrijven is aan het feit dat de verdediging gedurende het gerechtelijk vooronderzoek niet heeft gereageerd op het verzoek om onderzoekwensen kenbaar te maken, meermalen om uitstel heeft gevraagd om deze onderzoekwensen kenbaar te maken en bij het plannen van zittingen verhinderd is geweest.
Hoewel voorstaande omstandigheden op zichzelf een langere behandelduur rechtvaardigen ziet de rechtbank desalniettemin aanleiding om met de termijnoverschrijding in enige mate rekening te houden in de strafmaat.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 7 juni 2013.
Alles afwegend acht de rechtbank termen aanwezig om verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daarnaast een maximale werkstraf van 240 uur op te leggen.
Beslissing
Het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 en 2 primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Aldus gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2013.
Mr. Y. Cenik, voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 28‑11‑2013