Rb. Leeuwarden, 24-09-2008, nr. 83062HAZA07-447, nr. 86243HAZA07-939
ECLI:NL:RBLEE:2008:BF3822
- Instantie
Rechtbank Leeuwarden
- Datum
24-09-2008
- Zaaknummer
83062HAZA07-447
86243HAZA07-939
- LJN
BF3822
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLEE:2008:BF3822, Uitspraak, Rechtbank Leeuwarden, 24‑09‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
JRV 2009, 30
Uitspraak 24‑09‑2008
Inhoudsindicatie
Opzegging overeenkomst van geldlening. Onrechtmatig handelen bestuurder BV? Oplichting.
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 24 september 2008
in de (hoofd)zaak met zaaknummer / rolnummer: 83062 / HA ZA 07-447 van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. P. Stehouwer,
tegen
1. [a],
wonende te [woonplaats],
procureur mr. M.R. van der Pol,
2. [b],
wonende te Emmen,
3. de besloten vennootschap GOUDHUIS B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
4. [c],
wonende te [postcode] [woonplaats],
2 t/m 4 eerst: procureur mr. J.F. Rouwé-Danes (onttrokken per 12 juni 2008),
advocaat mr. W. de Kleine te Emmen (onttrokken per 12 juni 2008),
thans: geen advocaat gesteld,
gedaagden,
en in de (vrijwarings)zaak met zaaknummer / rolnummer 86243 / HA ZA 07-939 van
[a],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. M.R. van der Pol,
tegen
1. [b],
wonende te Emmen,
2. [c],
wonende te [postcode] [woonplaats],
gedaagden,
eerst: procureur mr. J.F. Rouwé-Danes (onttrokken per 30 januari 2008)
thans: geen advocaat gesteld.
Partijen zullen hierna [eiseres], [a], [b], Goudhuis en [c] genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 oktober 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 12 juni 2008.
1.2. [eiseres] en [a] hebben producties overgelegd. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding.
2.2. [a] heeft producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De feiten
3.1. Goudhuis houdt zich bezig met de handel in vastgoed, projectontwikkeling, het verrichten van taxaties alsmede met het uitoefenen van een adviespraktijk op het gebied van verzekeringen, pensioenen en hypotheken. [a] is vanaf eind september 2004 tot 1 december 2006 enig aandeelhouder en algemeen directeur van Goudhuis geweest. [b] is sinds 1 december 2006 enig aandeelhouder en algemeen directeur van Goudhuis. Het visitekaartje van [c] meldt dat hij als hoofd verkoop aan Goudhuis is verbonden.
3.2. [eiseres] houdt zich beroepshalve bezig met het fokken en stallen van paarden. Omstreeks 2003 is [eiseres] in contact gekomen met Goudhuis. Haar contacten met Goudhuis liepen via [c]. Goudhuis verzorgde voor [eiseres] onder meer de belastingaangifte en verzekeringen. Verder heeft Goudhuis voor [eiseres] bemiddeld bij het afsluiten van een hypotheek bij de Bank of Scotland.
3.3. In juni 2005 heeft [eiseres] met Goudhuis een overeenkomst van geldlening gesloten, ingevolge welke Goudhuis € 50.000,00 van [eiseres] heeft geleend voor de duur van vijf jaar tegen een rente vergoeding van 6% per jaar. De overeenkomst verplicht Goudhuis tot een vaste maandelijkse aflossing van € 834,00 voor de duur van vijf jaar. In de overeenkomst is verder opgenomen dat de overeenkomst door [eiseres] kan worden opgezegd als de overeenkomst drie maanden achtereen niet wordt nagekomen in welk geval de gehele uitstaande som gelijk opeisbaar is.
3.4. [eiseres] heeft op 6 juni 2005 € 50.000,00 aan Goudhuis overgemaakt door storting op rekeningnummer 29.95.13.564 ten name van Goudhuis.
3.5. Op 25 oktober 2005 heeft Goudhuis aan [eiseres] schriftelijk aangeboden om het spaargeld van [eiseres] van € 50.000,00 in te leggen tegen een rente van 5,2% per jaar, met een opzegtermijn van 9 maanden.
3.6. [eiseres] heeft op 29 november 2005 € 50.000,00 overgemaakt op een daartoe door [c] verstrekt rekeningnummer, te weten bankrekeningnummer 48.59.94.518 ten name van [b], de echtgenote van [c].
3.7. Bij aangetekende brief van 18 februari 2007 heeft [eiseres] de beide overeenkomsten opgezegd, waarbij zij aanspraak heeft gemaakt op de openstaande bedragen vermeerderd met de verschuldigde contractuele rente. Het openstaande bedrag op de lening van juni 2005 bedraagt in hoofdsom € 34.154,00 en € 145,95 aan rente over de maanden januari tot en met mei 2006. Het openstaande bedrag op de lening van november 2005 bedraagt in hoofdsom € 50.000,00.
3.8. [eiseres] heeft onder meer ten laste van [b] conservatoir derdenbeslag doen leggen op het op naam van [b] gestelde bankrekeningnummer 48.59.94.518 waarop [eiseres] in november 2005 € 50.000,00 had gestort.
4. Het geschil
in de hoofdzaak
4.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagden hoofdelijk veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de somma van € 34.300,00, te vermeerderen met de contractuele rente ad 6% per jaar over dit bedrag vanaf 1 oktober 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. gedaagden hoofdelijk veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de somma van € 50.000,00, te vermeerderen met de contractuele rente ad 5,2% per jaar over dit bedrag vanaf 30 november 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de gelegde beslagen;
4. gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
4.2. [b], Goudhuis en [c] concluderen tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. [a] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
in de vrijwaringszaak
4.3. [a] vordert samengevat - dat [b] c.s. wordt veroordeeld om aan [a] te betalen al hetgeen waartoe [a] jegens [eiseres] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van [b] c.s. in de kosten van de hoofdzaak en de vrijwaring.
5. De beoordeling
in de hoofdzaak
5.1. [eiseres] vordert van Goudhuis het geld terug dat zij Goudhuis op basis van twee overeenkomsten heeft verstrekt, vermeerderd met rente. [eiseres] grondt haar vordering op het feit dat zij de overeenkomsten van geldlening rechtsgeldig heeft opgezegd, nu Goudhuis niet op de leningen heeft afgelost zoals was afgesproken. Goudhuis heeft dit niet betwist, waarmee vast staat dat de uitstaande sommen gelijk opeisbaar zijn, zo zijn zij immers overeengekomen. Goudhuis heeft de hoogte van de thans gevorderde uitstaande sommen evenmin betwist, althans onvoldoende gemotiveerd.
5.2. Op zich ligt derhalve toewijzing van de vordering van [eiseres] op Goudhuis gereed. [eiseres] vordert in deze procedure evenwel niet alleen betaling van Goudhuis, maar vordert ook dat de rechtbank [a], [b] en [c] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van dat bedrag. Voor een hoofdelijke veroordeling is ingevolge artikel 6:6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts plaats als dit uit de wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit. Uit gewoonte of rechtshandeling volgt in deze zaak geen hoofdelijke aansprakelijkheid, althans zijn daarvoor onvoldoende feiten gesteld. Het zou anders zijn als Goudhuis en/of [b] en/of [c] en/of [a] jegens [eiseres] onrechtmatig hebben gehandeld, hetgeen eveneens door [eiseres] aan haar vordering ten grondslag wordt gelegd. Artikel 6:102 BW bepaalt immers dat indien op twee of meer personen een verplichting tot vergoeding van dezelfde schade rust, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn. De enige rechtsgrond waarop een hoofdelijke veroordeling tot betaling zou kunnen worden gebaseerd, is derhalve onrechtmatige daad. De rechtbank zal hierna dan ook eerst ingaan op het gestelde onrechtmatig handelen van [a] en/of [b] en/of [c] en/of Goudhuis.
5.3. Voor het onrechtmatig handelen van [a] voert [eiseres] aan dat [a] als directeur/aandeelhouder aansprakelijk is voor de verplichtingen van Goudhuis omdat hij het in zijn macht had om gevolg te geven aan de verzoeken van [eiseres] tot terugbetaling. Dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Naar vaste rechtspraak (HR 8 januari 1999, NJ 1999,318) is het enkele feit dat een bestuurder die niet de verplichting is aangegaan - zoals [a] - er niet op toeziet dat de verplichtingen van de vennootschap worden nagekomen onvoldoende om een onrechtmatige daad op te baseren. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan worden aangenomen dat deze bestuurder een persoonlijk verwijt treft. Een dergelijke bestuurder (die niet zelf namens de vennootschap heeft gehandeld) valt -volgens Hoge Raad in zijn arrest van 8 december 2006 (gepubliceerd in de NJ 2006, 659)- wel een ernstig verwijt te maken, en handelt daarmee onrechtmatig, als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Gesteld noch gebleken is dat [a] redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de handelwijze van [c] en/of [b] tot gevolg zou hebben dat Goudhuis haar verplichtingen aan [eiseres] niet zou nakomen en dat Goudhuis evenmin verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvoor door [eiseres] geleden schade. [eiseres] heeft geen omstandigheden gesteld waarop een ernstig persoonlijk verwijt aan [a] kan worden gebaseerd. Derhalve bestaat er geen grond voor toewijzing van de tegen [a] ingestelde vordering.
5.4. Ten aanzien van Goudhuis, [b] en [c] heeft [eiseres] gesteld dat dezen haar hebben opgelicht, althans dat [c] haar namens de vennootschap heeft opgelicht, waarbij [b] zich als stroman heeft laten gebruiken en aldus jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld.
5.5. Ten aanzien hiervan oordeelt de rechtbank als volgt. Vast staat dat [eiseres] met Goudhuis een overeenkomst heeft gesloten en dat zij op verzoek van [c] € 50.000,00 heeft gestort op een bankrekening van de echtgenote van [c], [b]. Verder staat vast dat Goudhuis [eiseres] niet heeft terugbetaald, ondanks dat Goudhuis bij conclusie van antwoord uitdrukkelijk heeft toegezegd [eiseres] terug te zullen gaan betalen. Deze feitelijkheden vragen om uitleg van de zijde van Goudhuis, [c] en [b], maar zij hebben nagelaten die (op afdoende en duidelijke wijze) te geven. Zo hebben Goudhuis, [c] en [b] in het midden gelaten hoe het is gegaan met de betaling van [eiseres]. Verder is onduidelijk in welke hoedanigheid [b] € 50.000,00 van [eiseres] heeft ontvangen. Goudhuis, [c] en [b] hebben geen afdoende verklaring gegeven voor het feit dat het geld op een bankrekening van [b] moest worden gestort, en niet op een bankrekening van Goudhuis. Geen afdoende verklaring vormt de aan [eiseres] meegedeelde reden dat Goudhuis bezig was van bank te veranderen en dat in verband daarmee op een andere rekening moest worden betaald. Dit verklaart met name niet waarom dat een rekening van de echtgenote van de persoon die namens de vennootschap handelde moest zijn. Mede daarom is onduidelijk in wiens vermogen deze betaling van [eiseres] is gevallen. Verder is onduidelijk waarom het geld tot op heden niet aan [eiseres] is terugbetaald zoals door Goudhuis nog bij conclusie van antwoord is toegezegd. Het lag op de weg van Goudhuis, [c] en [b] om over deze onduidelijkheden duidelijkheid te verschaffen. Omdat de procureur en de advocaat van Goudhuis, [c] en [b] zich aan deze zaak hebben onttrokken, blijven als deze punten onduidelijk.
5.6. Gelet op het feitelijk resultaat, waarbij [c] namens Goudhuis [eiseres] heeft laten betalen op het bankrekeningnummer van zijn echtgenote [b], Goudhuis niet nakomt en betaling ondanks de toezegging bij antwoord om daartoe over te gaan uitblijft, en omdat enige toelichting op de hiervoor omschreven onduidelijkheden van de zijde van Goudhuis, [c] en [b] ontbreekt, meent de rechtbank met [eiseres] dat zij door Goudhuis, [c] en [b] is opgelicht. Goudhuis, [c] en [b] hebben daarmee onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld en zijn derhalve jegens haar schadeplichtig. De niet betwiste en daardoor veroorzaakte schade zal de rechtbank dan ook toewijzen.
5.7. De rechtbank stelt resumerend vast dat alleen ten aanzien van de vordering onder 2 is komen vast te staan dat Goudhuis, [b] en [c] onrechtmatig hebben gehandeld. Deze vordering zal dan ook tegen Goudhuis, [b] en [c] worden toegewezen. De vordering onder 1 zal slechts tegen Goudhuis worden toegewezen.
5.8. [eiseres] zal als de ten opzichte van [a] in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van [a] worden vastgesteld op € 2.924,00, zijnde € 1.136,00 aan griffierecht en € 1.788,00 aan tegemoetkoming in het salaris van de procureur (2 punten, te weten 1 punt voor de conclusie van antwoord en 1 punt voor de comparitie × tarief € 894,00). Omdat van het griffierecht een bedrag van € 1.022,00 in debet is gesteld, zal [eiseres] worden veroordeeld om van bedoeld bedrag van € 2.924,00, een bedrag van € 2.810,00 (€ 1.022,00 + € 1.788,00) aan de griffier te betalen. . Omdat [a] voldoende belang had bij het instellen van de vordering in vrijwaring, dient [eiseres] in beginsel ook te worden veroordeeld in de kosten waarin [a] in de zaak in vrijwaring zal worden veroordeeld, zijnde de proceskosten van [c] en [b].
5.9. [b], Goudhuis en [c] zullen als de ten opzichte van [eiseres] in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld. De proceskosten van [eiseres] worden vastgesteld op € 3.643,00 zijnde € 1.855,00 aan griffierecht en € 1.788,00 aan tegemoetkoming in het salaris van de procureur (2 punten, te weten 1 punt voor de conclusie van antwoord en 1 punt voor de comparitie × tarief € 894,00).
in de vrijwaringszaak
5.10. Nu de vordering in de hoofdzaak niet toewijsbaar is gebleken, zal de vordering in de zaak in vrijwaring worden afgewezen.
5.11. [a] zal als de in de vrijwaring in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank stelt de proceskosten van [c] en [b] vast op nihil. [c] en [b] is in de vrijwaringsprocedure geen griffierecht in rekening gebracht en hun procureur heeft zich al vóór de zaak voor antwoord stond aan de zaak onttrokken.
6. De beslissing
De rechtbank:
in de hoofdzaak
1. veroordeelt Goudhuis om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] een bedrag van € 34.300,00 te betalen, te vermeerderen met de contractuele rente ad 6% per jaar over dit bedrag vanaf 1 oktober 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. veroordeelt Goudhuis, [b] en [c] hoofdelijk, aldus dat wanneer de één betaalt de anderen zullen zijn gekweten, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] een bedrag van € 50.000,00 te betalen, te vermeerderen met een rente van 5,2% per jaar daarover vanaf 30 november 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. veroordeelt [eiseres] ten opzichte van [a] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [a] vastgesteld op € 2.924,00;
4. veroordeelt [eiseres] in de voor rekening van [a] komende kosten van de zaak in vrijwaring ten bedrage van nihil voor [c] en [b];
5. veroordeelt [b], Goudhuis en [c] ten opzichte van [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 3.643,00;
6. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7. wijst af het meer of anders gevorderde;
in de vrijwaringszaak
8. wijst af het gevorderde;
9. veroordeelt [a] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [b], Goudhuis en [c] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Vroome, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2008.?