NJ 2006, 372
Bevoegdheid/Verplichting om prejudiciële vragen te stellen. Luchtvervoer. Compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. Geldigheid. Toetsing aan algemene beginselen.
HvJ EG 10-01-2006, ECLI:EU:C:2006:10, m.nt. M.R. Mok
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
10 januari 2006
- Magistraten
V. Skouris, P. Jann, C.W.A. Timmermans, A. Rosas, K. Schiemann, J. Malenovský, C. Gulmann, R. Silva de Lapuerta, K. Lenaerts, P. Kũris, E. Juhász, G. Arestis, A. Borg Barthet
- Zaaknummer
C-344/04
- Conclusie
A-G Geelhoed
- Noot
M.R. Mok
- LJN
AU9523
- JCDI
JCDI:ADS158736:1
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2006:10, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 10‑01‑2006
- Wetingang
EG-Verdrag art. 234; EG-Verord. nr. 261/2004
Essentie
Bevoegdheid/Verplichting om prejudiciële vragen te stellen. Luchtvervoer. Compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. Geldigheid. Toetsing aan algemene beginselen.
Samenvatting
Wanneer een rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht vatbaar zijn voor hoger beroep, meent dat een of meer van de door partijen aangevoerde middelen van ongeldigheid of, in voorkomend geval, een ambtshalve opgeworpen vraag van ongeldigheid, gegrond zijn, dient zij de behandeling te schorsen en bij prejudiciële verwijzing het Hof te verzoeken om beoordeling van de geldigheid.
Uit het onderzoek van de gestelde vragen is niets gebleken ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.