AB 2006, 182
Geen verplichting om prejudiciële vraag te stellen als hoogste rechter de BTI van een douaneautoriteit van andere lidstaat onjuist acht.
HvJ EG 15-09-2005, ECLI:EU:C:2005:552, m.nt. R.J.G.M. Widdershoven
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
15 september 2005
- Zaaknummer
C-495/03
- Conclusie
A‑G Stix-Hackl
- Noot
R.J.G.M. Widdershoven
- LJN
AV1002
- JCDI
JCDI:ADS866248:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2005:552, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 15‑09‑2005
- Wetingang
EG-Verdrag art. 234; CDW art. 4; CDW art. 12 lid 5; EG-verordening nr. 2658/87
Essentie
Geen verplichting om prejudiciële vraag te stellen als hoogste rechter de BTI van een douaneautoriteit van andere lidstaat onjuist acht.
Samenvatting
Art. 234 EG-Verdrag moet aldus worden uitgelegd dat wanneer in het kader van een bij een nationale rechter aanhangig geschil over de tariefindeling van een bepaald goed, een door de douaneautoriteiten van een andere lidstaat aan een buiten het geding staande derde afgegeven bindende tariefindeling (BTI) wordt overgelegd die betrekking heeft op een soortgelijk goed, en deze rechter de tariefindeling in deze BTI onjuist acht, deze twee omstandigheden:
- —
indien het een rechter betreft waarvan de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.