Procestaal: Frans.
HvJ EG, 12-05-2005, nr. C-112/03
ECLI:EU:C:2005:280
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
12-05-2005
- Magistraten
C. W. A. Timmermans, R. Silva de Lapuerta, J. Makarczyk, P. Kūris, J. Klučka
- Zaaknummer
C-112/03
- LJN
AY9785
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2005:280, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 12‑05‑2005
Uitspraak 12‑05‑2005
C. W. A. Timmermans, R. Silva de Lapuerta, J. Makarczyk, P. Kūris, J. Klučka
Partij(en)
ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer)
12 mei 2005*
In zaak C-112/03,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens het Protocol van 3 juni 1971 betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ingediend door de Cour d'appel de Grenoble (Frankrijk) bij beslissing van 20 februari 2003, ingekomen bij het Hof op 13 maart 2003, in de procedure
Société financière et industrielle du Peloux
tegen
Axa Belgium e.a.,
Gerling Konzern Belgique SA,
Établissements Bernard Laiterie du Chatelard,
Calland Réalisations SARL,
Joseph Calland,
Maurice Picard,
Abeille Assurances Cie,
Mutuelles du Mans SA,
SMABTP,
Axa Corporate Solutions Assurance SA,
Zurich International France SA,
‘Executieverdrag — Bevoegdheid inzake verzekeringsovereenkomsten — Forumkeuzebeding tussen verzekeringnemer en verzekeraar met woonplaats in zelfde verdragsluitende staat — Tegenwerpbaarheid van forumkeuzebeding aan verzekerde die dit beding niet heeft goedgekeurd — Verzekerde met woonplaats in andere verdragsluitende staat’
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),
samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, R. Silva de Lapuerta, J. Makarczyk, P. Kūris en J. Klučka (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: A. Tizzano,
griffier: K. Sztranc, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 27 oktober 2004,
gelet op de opmerkingen van:
- —
Axa Belgium e.a., vertegenwoordigd door J.-P. Caston en I. Scheidecker, avocats,
- —
Gerling Konzern Belgique SA, vertegenwoordigd door SCP HPMBC Rostain, société d'avocats,
- —
Mutuelles du Mans SA, vertegenwoordigd door C. Michel, avocat,
- —
de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues en A. Bodard-Hermant als gemachtigden,
- —
de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door R. Caudwell als gemachtigde, bijgestaan door J. Stratford, barrister,
- —
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door A.-M. Rouchaud-Joët als gemachtigde,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 16 december 2004,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 12, punt 3, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 1972, L 299, blz. 32), zoals gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (PB L 304, blz. 1, en — gewijzigde tekst — blz. 77), het Verdrag van 25 oktober 1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek (PB L 388, blz. 1), het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek (PB L 285, blz. 1) en het Verdrag van 29 november 1996 inzake de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (PB 1997, C 15, blz. 1; hierna: ‘Executieverdrag’ of ‘verdrag’).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een bij de Cour d'appel de Grenoble aanhangig bevoegdheidsgeschil tussen Société financière et industrielle du Peloux, voorheen Plast'Europ SA (hierna: ‘SFIP’), vennootschap naar Frans recht, en de verzekeringsmaatschappijen Axa Belgium, voorheen AXA Royale Belge SA (hierna: ‘Axa Belgium’), Zurich Assurances SA (hierna: ‘Zurich Assurances’), AIG Europe SA (hierna: ‘AIG Europe’), Fortis Corporate Insurance SA (hierna: ‘Fortis’), Gerling Konzern Belgique SA (hierna: ‘Gerling’), Axa Corporate Solutions Assurance SA (hierna: ‘Axa Corporate’) en Zurich International France SA (hierna: ‘Zurich International France’), betreffende de tegenwerpbaarheid van een forumkeuzebeding in het kader van een vordering tot oproeping in vrijwaring die SFIP uit een groepsverzekeringsovereenkomst tegen haar medeverzekeraars heeft ingesteld.
Toepasselijke bepalingen
3
Artikel 7 van het Executieverdrag, dat staat in titel II, afdeling 3, betreffende de bevoegdheid in verzekeringszaken, bepaalt:
‘De bevoegdheid in verzekeringszaken is in deze afdeling geregeld […]’
4
Artikel 8 van het verdrag luidt:
‘De verzekeraar met woonplaats op het grondgebied van een verdragsluitende staat kan worden opgeroepen:
- 1.
voor de gerechten van de staat waar hij zijn woonplaats heeft,
of
- 2.
in een andere verdragsluitende staat, voor het gerecht van de woonplaats van de verzekeringnemer,
of
- 3.
indien het een medeverzekeraar betreft, voor het gerecht van een verdragsluitende staat waar de vordering tegen de eerste verzekeraar is ingesteld.
[…]’
5
Artikel 9 van het verdrag bepaalt:
‘De verzekeraar kan bovendien worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, indien het geschil een aansprakelijkheidsverzekering […] betreft. […]’
6
Artikel 10 van het Executieverdrag luidt:
‘Ter zake van aansprakelijkheidsverzekering kan de verzekeraar eveneens in vrijwaring worden opgeroepen voor het gerecht waar de rechtsvordering van de getroffene tegen de verzekerde aanhangig is, indien de voor dit gerecht geldende wetgeving het toelaat
[…]’
7
Artikel 11 van het verdrag bepaalt:
‘Onverminderd het bepaalde in artikel 10, derde alinea, kan de vordering van de verzekeraar slechts worden gebracht voor de gerechten van de verdragsluitende staat, op het grondgebied waarvan de verweerder woonplaats heeft, ongeacht of deze laatste verzekeringnemer, verzekerde of begunstigde is.
[…]’
8
Artikel 12 van het verdrag luidt:
‘Van de bepalingen van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten:
[…]
- 2.
die aan de verzekeringnemer, de verzekerde of de begunstigde de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken, of
- 3.
waarbij een verzekeringnemer en een verzekeraar, die op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten, hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats in dezelfde verdragsluitende staat hebben, zelfs als het schadebrengende feit zich in het buitenland heeft voorgedaan, de gerechten van die staat bevoegd verklaren, tenzij de wetgeving van die staat dergelijke overeenkomsten verbiedt, […]
[…]’
9
Artikel 17 van het Executieverdrag, dat staat in titel II, afdeling 6, betreffende de door partijen aangewezen bevoegde rechter, luidt:
‘Wanneer de partijen, van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een verdragsluitende staat, een gerecht of de gerechten van een verdragsluitende staat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen welke naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die staat bij uitsluiting bevoegd. Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter dient te worden gesloten:
- a)
hetzij bij een schriftelijke overeenkomst, hetzij bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
- b)
hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
[…]
Overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegde rechter […] hebben geen rechtsgevolg indien zij strijdig zijn met de bepalingen van [artikel] 12 […]
[…]’
Het hoofdgeding en de prejudiciële vraag
10
Calland Réalisations SARL (hierna: ‘Calland’), die was verzekerd bij Abeille Assurances Cie (hierna: ‘Abeille’), een verzekeringsmaatschappij naar Frans recht, bouwde in 1990 voor Établissements Bernard Laiterie du Chatelard (hierna: ‘Laiterie du Chatelard’), een vennootschap naar Frans recht, een kaasfabriek die zij helemaal optrok uit door SFIP vervaardigde panelen.
11
In een deskundigenbericht waarom Laiterie du Chatelard had verzocht, werd geconcludeerd dat het ontwerp en de productie van de panelen gebreken vertoonden waardoor de ruimten niet overeenkomstig hun bestemming konden worden gebruikt. De kosten van de herstelwerkzaamheden werden geraamd op ongeveer 610 000 EUR.
12
Ten tijde van die werkzaamheden was SFIP verzekerd bij verschillende Franse primaire en secundaire verzekeraars. Als dochteronderneming van Recticel SA (hierna: ‘Recticel’), een vennootschap naar Belgisch recht, was zij ook verzekerd bij verschillende Belgische secundaire verzekeraars in het kader van een door Recticel aangegane groepsverzekeringsovereenkomst die tot SFIP was uitgebreid bij een aanhangsel van 8 juli 1988, dat terugwerkte tot 7 juni 1988, de datum waarop deze vennootschap deel was gaan uitmaken van de groep Recticel. Artikel K van hoofdstuk VII van die overeenkomst bepaalt dat ‘in geval van uit deze overeenkomst voortvloeiende geschillen de maatschappij zich zal onderwerpen aan de rechtsmacht van de gerechten van de woonplaats van de verzekeringnemer’. De verwijzende rechter wijst erop dat dit artikel duidelijk niet is opgedrongen door de verzekeraar.
13
Laiterie du Chatelard stelde bij dagvaardingen van 1 en 12 maart 2001 bij het Tribunal de grande instance de Bourgoin-Jallieu (Frankrijk) een vordering tot schadevergoeding in tegen de volgende vennootschappen:
- —
Calland, in vrijwillige liquidatie en opnieuw gedagvaard in de persoon van haar twee beheerders, J. Calland en M. Picard,
- —
Abeille, verzekeraar van Calland,
- —
SFIP,
- —
SMABTP, die de beroepsaansprakelijkheid van SFIP verzekert,
- —
AXA Global Risks SA (hierna: ‘AXA Global Risks’), omniumverzekeraar van SFIP,
- —
Zurich International, omniumverzekeraar van SFIP.
14
Op 5 juni 2001 riep deze laatste haar Franse secundaire verzekeraars, namelijk Zurich International France en Axa Corporate, de rechtsopvolgster van AXA Global Risks, op in vrijwaring.
15
Op 21 juni 2001 riep SFIP op grond van artikel 10, eerste alinea, van het Executieverdrag haar Belgische secundaire verzekeraars, die medeverzekeraars zijn in het kader van de groepsverzekeringsovereenkomst, namelijk Axa Belgium, Zurich Assurances, AIG, Fortis en Gerling (hierna: ‘Belgische medeverzekeraars’), op in vrijwaring.
16
De Belgische medeverzekeraars wierpen de exceptie van territoriale onbevoegdheid van het Tribunal de grande instance de Bourgoin-Jallieu op, waarbij zij verwezen naar het forumkeuzebeding in de groepsverzekeringsovereenkomst.
17
Op grond van artikel K van hoofdstuk VII van deze overeenkomst verwees het Tribunal de grande instance de Bourgoin-Jallieu SFIP bij uitspraak van 13 september 2002 voor een beslissing op haar vordering jegens de Belgische medeverzekeraars naar de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (België), de plaats van de zetel van Recticel, die de groepsverzekeringsovereenkomst had ondertekend.
18
Op 27 september 2002 stelde SFIP tegen die bevoegdheidsbeslissing hoger beroep in bij de Cour d'appel de Grenoble.
19
Daar betoogde SFIP dat een forumkeuzebeding op grond van artikel 12, punt 3, van het Executieverdrag door de verzekeraar niet kon worden tegengeworpen aan een begunstigde die de verzekeringsovereenkomst waarin dat beding is opgenomen, niet uitdrukkelijk heeft aanvaard. Laiterie du Chatelard en SMABTP sloten zich aan bij de argumenten van SFIP.
20
In deze omstandigheden heeft de Cour d'appel de Grenoble besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende vraag te stellen:
‘Is de verzekerde die de begunstigde is van een verzekeringsovereenkomst die is gesloten tussen een verzekeringnemer en een verzekeraar met woonplaats in dezelfde lidstaat, gebonden aan het forumkeuzebeding waarbij de gerechten van die staat worden aangewezen, wanneer hij dit beding niet zelf heeft goedgekeurd, de schade in een andere lidstaat is ontstaan, en hij in die staat ook aldaar gevestigde verzekeraars voor de rechter heeft gedaagd?’
Beantwoording van de prejudiciële vraag
21
Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of een conform artikel 12, punt 3, van het Executieverdrag overeengekomen forumkeuzebeding in een verzekeringsovereenkomst tussen een verzekeringnemer en een verzekeraar, kan worden tegengeworpen aan de verzekerde die de begunstigde is van die overeenkomst, die dat beding niet uitdrukkelijk heeft aanvaard en die zijn woonplaats heeft in een andere verdragsluitende staat dan de verzekeringnemer en de verzekeraar.
Bij het Hof ingediende opmerkingen
22
De Belgische medeverzekeraars en de regering van het Verenigd Koninkrijk verwijzen naar het arrest van 14 juli 1983, Gerling e.a. (201/82, Jurispr. blz. 2503), waarin het Hof voor recht heeft verklaard dat indien een verzekeringsovereenkomst tussen een verzekeraar en een verzekeringnemer, door laatstgenoemde gesloten voor zichzelf en ten behoeve van derden, een forumkeuzebeding bevat met betrekking tot eventueel door die derden aanhangig te maken geschillen, laatstgenoemden, ook al hebben zij het forumkeuzebeding niet uitdrukkelijk aanvaard, zich daarop kunnen beroepen indien aan het in artikel 17 van het Executieverdrag gestelde vereiste van schriftelijkheid is voldaan in de betrekkingen tussen verzekeraar en verzekeringnemer, en de verzekeraar duidelijk zijn instemming heeft betoond. In punt 18 van dat arrest heeft het Hof overwogen dat in het Executieverdrag uitdrukkelijk is voorzien in de mogelijkheid om in de overeenkomst een forumkeuzebeding op te nemen, niet alleen ten gunste van de verzekeringnemer — partij bij de overeenkomst — doch ook ten behoeve van de verzekerde en van de begunstigde, die, wanneer die verschillende hoedanigheden niet in één persoon zijn verenigd, per definitie geen partij zijn bij de overeenkomst en wellicht bij de ondertekening van de overeenkomst zelfs onbekend zijn. De Belgische medeverzekeraars leiden uit dat arrest af, dat het Hof reeds heeft erkend dat het forumkeuzebeding kan worden tegengeworpen aan de begunstigde verzekerde, zonder dat deze zelf behoeft te voldoen aan de voorwaarden van artikel 17 van het Executieverdrag.
23
De Commissie meent daarentegen dat de begunstigde verzekerde reeds wegens de automatische en dwingende bescherming die elke ‘zwakke partij’ geniet, door de verzekeringsovereenkomst wordt gedekt, zonder dat hij gebonden is aan het forumkeuzebeding. Blijkens de rechtspraak van het Hof kan de begunstigde die een voor een derde gesloten overeenkomst niet heeft ondertekend, zich op het forumkeuzebeding beroepen, maar kan dit beding a contrario niet aan hem worden tegengeworpen. Verder merkt de Commissie op dat het in het arrest Gerling e.a. bedoelde artikel 12, punt 2, van het Executieverdrag uitdrukkelijk melding maakt van de situatie van de begunstigde verzekerde en dat de in die bepaling bedoelde forumkeuzebedingen facultatief zijn en uitsluitend in het voordeel spelen van de ‘zwakke partij’. De verzekerde en de begunstigde zijn dus begrepen in de lijst van partijen die dat beding kunnen aanvaarden of inroepen. Artikel 12, punt 3, van het Executieverdrag maakt evenwel forumkeuzebedingen mogelijk die zonder twijfel exclusief zijn, die de derde-begunstigde niet vermelden en die deze dus ook niet kunnen worden tegengeworpen.
24
De Belgische medeverzekeraars en de regering van het Verenigd Koninkrijk stellen dat het forumkeuzebeding conform artikel 12, punt 3, van het Executieverdrag is overeengekomen op voorstel van de verzekeringnemer en dat het argument dat wordt ontleend aan het beginsel van bescherming van de verzekerde, de ‘zwakke partij’ bij de overeenkomst, dus geen hout snijdt. Volgens alle medeverzekeraars kunnen de aan de overeenkomst inherente excepties die de verzekeraar kan tegenwerpen aan de verzekeringnemer, ook worden tegengeworpen aan de begunstigde verzekerde, die steeds een te zijnen behoeve gesloten beding kan weigeren indien de daaraan verbonden verplichtingen hem niet schikken. In het hoofdgeding beroept de begunstigde verzekerde zich jegens de verzekeraars op rechten die hij ontleent aan een ‘contractueel geheel’ waarvan het ter discussie staande forumkeuzebeding deel uitmaakt, en hij kan zich niet verschuilen achter het feit dat hij een geheel zelfstandig Frans verzekerde is, aangezien hij in het kader van de groepsverzekeringsovereenkomst voor het beheer van de verzekeringsovereenkomsten en de schadegevallen geheel en rechtstreeks afhankelijk is van Recticel.
25
In dezelfde lijn verwijzen de Belgische medeverzekeraars naar het arrest van 19 februari 2002, Besix (C-256/00, Jurispr. blz. I-1699), en menen zij dat het Executieverdrag de partijen wil garanderen dat hun rechtsbetrekkingen voorzienbaar en zeker zijn, en zoveel mogelijk wil vermijden dat een veelvoud van rechters bevoegd is ten aanzien van eenzelfde overeenkomst, teneinde het gevaar van onverenigbare beslissingen te voorkomen en de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen buiten de staat waarin zij zijn gegeven, te vergemakkelijken.
26
De Franse regering en de regering van het Verenigd Koninkrijk sluiten zich bij die opmerkingen aan en voegen daaraan toe dat belang moet worden gehecht aan de vrijelijk uitgedrukte wil van de partijen en aan de rechtszekerheid op het gebied van verzekeringen. Bij een dergelijke verzekeringsovereenkomst die geldt voor verschillende vennootschappen van een zelfde groep in verschillende staten, moet namelijk kunnen worden bepaald dat de verschillende geschillen die kunnen voortvloeien uit de toepassing van die overeenkomst, aan dezelfde rechter worden voorgelegd. Die uitlegging van het Executieverdrag maakt het mogelijk de verzekeringsovereenkomst uniform uit te leggen en het eventueel naast elkaar bestaan van tegenstrijdige beslissingen en een veelvoud van geschillen te vermijden. Zij draagt aldus bij tot de verwezenlijking van een Europese verzekeringsmarkt.
27
Ook de Commissie stelt dat het feit dat forumkeuzebedingen niet aan de verzekerde kunnen worden tegengeworpen, leidt tot onvoldoende voorzienbaarheid voor de verzekeringsmaatschappijen, die aldus kunnen worden opgeroepen voor een rechter die zij niet konden voorzien. Erkend moet evenwel worden dat de gemeenschapswetgever de klemtoon heeft willen leggen op de doelstelling van bescherming van de verzekerden.
Antwoord van het Hof
28
Allereerst zij eraan herinnerd dat bij de uitlegging van het Executieverdrag rekening moet worden gehouden zowel met het systeem en de doelstellingen daarvan, als met de binding aan het EG-Verdrag (zie arrest van 6 oktober 1976, Tessili, 12/76, Jurispr. blz. 1473, punt 9).
29
In dat verband voert afdeling 3 van titel II van het Executieverdrag een autonoom stelsel in voor de gerechtelijke bevoegdheidsverdeling in verzekeringszaken. De artikelen 8 tot en met 10 van het verdrag bepalen met name dat de verzekeraar met woonplaats op het grondgebied van een verdragsluitende staat kan worden opgeroepen voor de gerechten van de verdragsluitende staat waar hij zijn woonplaats heeft, voor het gerecht van de woonplaats van de verzekeringnemer, voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, indien het geschil een aansprakelijkheidsverzekering betreft, alsmede voor het gerecht waar de rechtsvordering van de getroffene tegen de verzekerde aanhangig is, indien de voor dit gerecht geldende wetgeving het toelaat. Verder bepaalt artikel 11 van het verdrag dat de vordering van de verzekeraar slechts kan worden gebracht voor de gerechten van de verdragsluitende staat, op het grondgebied waarvan de verweerder woonplaats heeft, ongeacht of deze laatste verzekeringnemer, verzekerde of begunstigde is.
30
Volgens vaste rechtspraak blijkt uit een onderzoek van de bepalingen van deze afdeling, de voorbereidende werkzaamheden mede in aanmerking genomen, dat waar de verzekerde uit een uitgebreidere reeks bevoegde instanties kan kiezen dan de verzekeraar en ieder forumkeuzebeding ten gunste van de verzekeraar is uitgesloten, genoemde bepalingen bedoeld zijn ter bescherming van de verzekerde, die zich in de meeste gevallen geplaatst ziet voor een tevoren reeds vastgestelde overeenkomst waarover niet meer kan worden onderhandeld, en economisch gezien in de zwakste positie verkeert (zie arrest Gerling e.a., reeds aangehaald, punt 17, en arrest van 13 juli 2000, Group Josi, C-412/98, Jurispr. blz. I-5925, punt 64).
31
Op het gebied van verzekeringsovereenkomsten wordt het doel van bescherming van degene die economisch gezien in de zwakste positie verkeert ook gewaarborgd door de inperking van de partijautonomie wat de forumkeuze betreft. Zo worden in artikel 12 van het Executieverdrag limitatief de gevallen genoemd waarin de partijen kunnen afwijken van de regels van afdeling 3 van titel II van het verdrag. Volgens artikel 17, vierde alinea, van het verdrag hebben overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegde rechter bovendien geen rechtsgevolg indien zij strijdig zijn met de bepalingen van artikel 12. Uit deze bepalingen volgt dat het Executieverdrag een stelsel invoert waarin afwijkingen van de bevoegdheidregels in verzekeringszaken strikt moeten worden uitgelegd.
32
Inzonderheid staat artikel 12, punt 3, van het Executieverdrag een verzekeringnemer en een verzekeraar, die op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten, hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats in dezelfde verdragsluitende staat hebben, toe de gerechten van die staat bevoegd te verklaren, tenzij de wetgeving van die staat dergelijke overeenkomsten verbiedt, zelfs als het schadebrengende feit zich in het buitenland heeft voorgedaan. Een dergelijk beding is op grond van het Executieverdrag toegestaan, omdat het de verzekeringnemer, die de zwakste partij is, niet een passende bescherming kan ontnemen. Zoals de advocaat-generaal in punt 61 van zijn conclusie heeft opgemerkt, verliest de verzekeringnemer in dat geval immers weliswaar de mogelijkheid om zich te wenden tot het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, maar kan hij zich nog steeds wenden tot het gerecht van zijn eigen woonplaats.
33
Op grond van het beginsel van de partijautonomie kan de verzekeringnemer, de zwakste partij bij de overeenkomst, dus afzien van een van de twee vormen van bescherming waarin het Executieverdrag voorziet. Daar het doel van bescherming van degene die economisch gezien in de zwakste positie verkeert, een dwingend karakter heeft, gaat deze autonomie echter niet zo ver dat de verzekeringnemer kan afzien van de bevoegdheid van het gerecht van zijn woonplaats. Als zwakste partij mag hij immers niet worden afgehouden van het instellen van een rechtsvordering door hem te verplichten zijn vordering aanhangig te maken voor de gerechten van de staat op het grondgebied waarvan zijn wederpartij woonplaats heeft (zie naar analogie, voor een consument, arrest van 20 januari 2005, Gruber, C-464/01, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 34).
34
In het licht van deze overwegingen moet worden nagegaan of een forumkeuzebeding dat conform artikel 12, punt 3, van het Executieverdrag is gesloten tussen een verzekeringnemer en een verzekeraar, kan worden tegengeworpen aan een begunstigde verzekerde die zijn woonplaats heeft in een andere verdragsluitende staat dan de verzekeringnemer en de verzekeraar.
35
Het Executieverdrag, met name artikel 12, punt 3, preciseert niet wat voor de verzekerde of de begunstigde van de verzekeringsovereenkomst de gevolgen zijn van een dergelijk forumkeuzebeding. Met een letterlijke uitlegging van de bepalingen van het verdrag kan dus niet worden bepaald of, en, in voorkomend geval, onder welke voorwaarden dat beding door de verzekeraar kan worden tegengeworpen aan een begunstigde verzekerde, wanneer deze zijn woonplaats heeft in een andere lidstaat dan de verzekeringnemer en de verzekeraar.
36
Derhalve moet het Hof, zoals uit punt 28 van dit arrest blijkt, bij de uitlegging van de bepalingen van het Executieverdrag rekening houden met het systeem en de algemene doelstellingen van dat verdrag.
37
Dienaangaande zij eraan herinnerd dat de begunstigde verzekerde, zoals de verzekeringnemer, door het Executieverdrag wordt beschermd als degene die economisch gezien in de zwakste positie verkeert in de zin van het arrest Gerling e.a.
38
Een op artikel 12, punt 3, van het verdrag gebaseerd forumkeuzebeding kan derhalve hoe dan ook slechts aan een begunstigde verzekerde worden tegengeworpen indien het geen afbreuk doet aan de doelstelling van bescherming van degene die economisch gezien in de zwakste positie verkeert.
39
Zoals de advocaat-generaal in de punten 62 en 67 van zijn conclusie heeft opgemerkt, zou de tegenwerpbaarheid van een dergelijk beding ernstige gevolgen hebben voor een begunstigde verzekerde die het beding niet heeft aanvaard en die zijn woonplaats heeft in een andere verdragsluitende staat. Daardoor zou deze verzekerde namelijk de mogelijkheid worden ontnomen om zich te wenden tot de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of tot de rechter van zijn eigen woonplaats, aangezien hij zijn rechten jegens de verzekeraar geldend zou moeten maken voor het gerecht van diens woonplaats. Ook zou de verzekeraar zich in het kader van een vordering tegen de begunstigde verzekerde kunnen wenden tot de rechter van zijn eigen woonplaats.
40
Een dergelijke uitlegging zou leiden tot de aanvaarding van een forumkeuze ten gunste van de verzekeraar, en zou indruisen tegen de doelstelling van bescherming van degene die economisch gezien in de zwakste positie verkeert, in casu de begunstigde verzekerde, die een vordering moet kunnen instellen en zich moet kunnen verweren voor de rechter van zijn eigen woonplaats.
41
Juist ter verbetering van deze reeds in punt 17 van het arrest Gerling e.a. genoemde bescherming van de begunstigde verzekerde, die economisch gezien in de zwakste positie verkeert, is overigens artikel 9, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1) aldus geformuleerd dat het de verzekerde of de begunstigde van een verzekeringsovereenkomst uitdrukkelijk is toegestaan de verzekeraar op te roepen voor het gerecht van zijn eigen woonplaats, terwijl artikel 8, eerste alinea, punt 2, van het Executieverdrag slechts voorziet in de bevoegdheid van het gerecht van de woonplaats van de verzekeringnemer, maar niet bepaalt of de verzekeraar kan worden opgeroepen voor het gerecht van de woonplaats van de verzekerde of de begunstigde.
42
Anders dan de Belgische medeverzekeraars en de regering van het Verenigd Koninkrijk betogen, kan voorts het arrest Gerling e.a. niet worden aangevoerd tot staving van de stelling dat het forumkeuzebeding kan worden tegengeworpen, aangezien in dat arrest een forumkeuzebeding aan de orde was dat was gebaseerd op artikel 12, punt 2, van het Executieverdrag, dat de contractpartijen uitdrukkelijk toestaat een niet-exclusief, maar facultatief forumkeuzebeding uitsluitend ten behoeve van de verzekeringnemer, de verzekerde of de begunstigde overeen te komen, en het Hof in dat arrest slechts uitspraak heeft gedaan over de vraag of een dergelijk beding door een derde, die begunstigde verzekerde is, aan de verzekeraar kan worden tegengeworpen, maar niet over de vraag of dit beding door de verzekeraar aan die derde kan worden tegengeworpen. Zoals de advocaat-generaal in punt 52 van zijn conclusie opmerkt, kan de mogelijkheid voor de verzekerde die de begunstigde is van de verzekeringsovereenkomst, om dit beding aan de verzekeraar tegen te werpen, hem niet schaden, maar strekt zij integendeel ertoe de bescherming van degene die economisch gezien in de zwakste positie verkeert te versterken, doordat zij een extra forum toevoegt aan de in het Executieverdrag genoemde gerechten die bevoegd zijn in verzekeringszaken.
43
Derhalve moet op de vraag worden geantwoord dat een conform artikel 12, punt 3, van het Executieverdrag overeengekomen forumkeuzebeding niet kan worden tegengeworpen aan de verzekerde die de begunstigde is van de betrokken overeenkomst, die dat beding niet uitdrukkelijk heeft aanvaard en die zijn woonplaats heeft in een andere verdragsluitende staat dan de verzekeringnemer en de verzekeraar.
Kosten
44
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart voor recht:
Een forumkeuzebeding dat is overeengekomen conform artikel 12, punt 3, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Verdrag van 25 oktober 1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek, het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek en het Verdrag van 29 november 1996 inzake de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, kan niet worden tegengeworpen aan de verzekerde die de begunstigde is van de betrokken overeenkomst, die dat beding niet uitdrukkelijk heeft aanvaard en die zijn woonplaats heeft in een andere verdragsluitende staat dan de verzekeringnemer en de verzekeraar.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 12‑05‑2005