NJ 2005, 48
Beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers. Rechtstreekse werking. Begrip werknemer. Vrouwelijke zelfstandige docent die bij veronderstelling gelijkwaardig werk verricht als mannelijke loontrekkende docenten in dezelfde hogeschool, maar op basis van overeenkomst met derde vennootschap. Uitsluiting van zelfstandige docenten van recht op aansluiting bij bedrijfspensioenregeling.
HvJ EG 13-01-2004, ECLI:EU:C:2004:18, m.nt. M.R. Mok
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
13 januari 2004
- Magistraten
V. Skouris, P. Jann, C.W.A. Timmermans, C. Gulmann, J.N. Cunha Rodrigues, A. La Pergola, J.-P. Puissochet, R. Schintgen, F. Macken, N. Colneric, S. von Bahr
- Zaaknummer
C-256/01
- Conclusie
A-G Geelhoed
- Noot
M.R. Mok
- LJN
AO5932
- JCDI
JCDI:ADS144369:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2004:18, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 13‑01‑2004
- Wetingang
EG-Verdrag art. 141 lid 1
Essentie
Beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers. Rechtstreekse werking. Begrip werknemer. Vrouwelijke zelfstandige docent die bij veronderstelling gelijkwaardig werk verricht als mannelijke loontrekkende docenten in dezelfde hogeschool, maar op basis van overeenkomst met derde vennootschap. Uitsluiting van zelfstandige docenten van recht op aansluiting bij bedrijfspensioenregeling.
Samenvatting
In omstandigheden als die van het hoofdgeding moet artikel 141, lid 1, EG aldus worden uitgelegd dat een vrouw wier arbeidsovereenkomst met een onderneming niet is verlengd, en die meteen door een andere onderneming ter beschikking wordt gesteld van haar vorige werkgever om hetzelfde werk te verrichten, zich niet tegenover ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.