AB 2004, 150
Omgekeerde rechtstreekse werking van een richtlijn en een driehoeksverhouding: een particulier kan zich tegenover de overheid ten nadele van anderen op rechtstreeks werkende richtlijnbepalingen beroepen als het gaat om de toepassing van procedurele, en niet van materiële bepalingen.
HvJ EG 07-01-2004, ECLI:EU:C:2004:12, m.nt. A.J.C. de Moor-van Vugt (Wells)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
7 januari 2004
- Magistraten
Jann, Edward, Pergola
- Zaaknummer
C-201/02
- Noot
A.J.C. de Moor-van Vugt
- LJN
AO8039
- Roepnaam
Wells
- JCDI
JCDI:ADS866181:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2004:12, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 07‑01‑2004
- Wetingang
Richtlijn 85/337/EEG art. 1 lid 2; Richtlijn 85/337/EEG art. 2 lid 1
Essentie
Omgekeerde rechtstreekse werking van een richtlijn en een driehoeksverhouding: een particulier kan zich tegenover de overheid ten nadele van anderen op rechtstreeks werkende richtlijnbepalingen beroepen als het gaat om de toepassing van procedurele, en niet van materiële bepalingen.
Samenvatting
In deze zaak werd een prejudiciële vraag gesteld over de rechtstreekse werking van de MER-richtlijn en de mogelijke gevolgen daarvan voor de projectaanvrager. Als aan een derde het recht wordt verleend om zich te beroepen op de MER-richtlijn, vloeit daaruit voort een situatie van ‘inverse direct effect’, ofwel omgekeerde rechtstreekse werking, waarin de betrokken lidstaat op verzoek van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.