NJ 2005, 221
Art. 5 sub 3 EEX-Verdrag. Bevoegdheid ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad. Preventieve collectieve verbodsvordering. Vereniging voor consumentenbescherming eist verbod op het gebruik door handelaar van oneerlijke bedingen in overeenkomsten met consumenten.
HvJ EG 01-10-2002, ECLI:EU:C:2002:555, m.nt. P. Vlas
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
1 oktober 2002
- Magistraten
Mrs. C. Gulmann, J.-P. Puissochet, R. Schintgen, J.N. Cumha Rodrigues, F. Macken
- Zaaknummer
C-167/00
- Conclusie
A-G Jacobs
- Noot
P. Vlas
- LJN
AT6493
- JCDI
JCDI:ADS115658:1
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Internationaal privaatrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2002:555, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 01‑10‑2002
- Wetingang
EEX-Verdrag art. 5 sub 3
Essentie
Art. 5 sub 3 EEX-Verdrag. Bevoegdheid ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad. Preventieve collectieve verbodsvordering. Vereniging voor consumentenbescherming eist verbod op het gebruik door handelaar van oneerlijke bedingen in overeenkomsten met consumenten.
Samenvatting
De bevoegdheidsregels van het EEX-Verdrag (zoals gewijzigd) moeten aldus worden uitgelegd, dat een preventieve vordering in rechte, die door een vereniging voor consumentenbescherming wordt ingesteld om het gebruik door een handelaar van als oneerlijk beschouwde bedingen in overeenkomsten met particulieren te doen verbieden, een verbintenis uit onrechtmatige daad betreft als bedoeld in artikel 5 sub 3 van dit verdrag.1