AB 1992, 1
HvJ EG, 25-07-1991, nr. 208/90
HvJ EG 25-07-1991, ECLI:NL:XX:1991:AD1470, m.nt. A.W.H. Meij
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
25 juli 1991
- Magistraten
Due, O’ Higgins, Rodriguez Iglesias, Diez De Velasco, Slynn, Kakouris, Joliet, Schockweiler, Kapteyn, Mischo
- Zaaknummer
208/90
- Noot
A.W.H. Meij
- LJN
AD1470
- JCDI
JCDI:ADS866188:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1991:AD1470, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 25‑07‑1991
- Wetingang
EG-Richtlijn nr. 79/7 art. 4
Essentie
Nationale beroepstermijnen en gebrekkige implementatie EEG-Richtlijn: Tot het tijdstip van juiste uitvoering van een richtlijn kan een nalatige lidstaat aan particulieren niet tegenwerpen dat een rechtsgeding ter zake van uit de richtlijn voortvloeiende aanspraken niet tijdig aanhangig is gemaakt.
Samenvatting
1. De lidstaten zijn gehouden daadwerkelijk de volledige toepassing van richtlijnen op voldoende duidelijke en nauwkeurige wijze te verzekeren, zodat, ingeval een richtlijn rechten voor particulieren in het leven beoogt te roepen, de begunstigden al hun rechten kunnen kennen en deze zonodig voor de nationale rechterlijke instanties kunnen doen gelden.
2. Zolang een richtlijn niet op juiste ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.