HvJ EG, 08-03-1988, nr. 102/86
ECLI:EU:C:1988:120
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
08-03-1988
- Magistraten
o. Due, t. Koopmans, k. Bahlmann, c. Kakouris, t.F. O'higgins
- Zaaknummer
102/86
- LJN
BF2003
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:1988:120, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 08‑03‑1988
Uitspraak 08‑03‑1988
o. Due, t. Koopmans, k. Bahlmann, c. Kakouris, t.F. O'higgins
Partij(en)
Arrest van het hof (zesde kamer) van 8 maart 1988
In zaak 102/86,
Betreffende een verzoek aan het hof krachtens artikel 177 eeg-verdrag van het house of lords, in het aldaar aanhangig geding tussen
Apple and pear development council
En
Commissioners of customs and excise,
Fiscale bepalingen — harmonisatie van wetgevingen — omzetbelastingen — gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde — diensten, verricht onder bezwarende titel — begrip — werkzaamheden van nationaal orgaan voor produktiebevordering in fruitsector, gefinancierd door belastingheffing bij producenten — daarvan uitgesloten
(richtlijn 77/388 van de raad, artikel 2, lid 1)
Om een prejudiciele beslissing over de uitlegging van de zesde richtlijn (77/388/eeg) van de raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lid-staten inzake omzetbelasting — gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (pb 1977, l 145, blz. 1),
Wijst
Het hof van justitie (zesde kamer),
Samengesteld als volgt: o. Due, kamerpresident, t. Koopmans, k. Bahlmann, c. Kakouris en t. F. O'higgins, rechters,
Advocaat-generaal: sir gordon slynn
Griffier: d. Louterman, administrateur
Gelet op de opmerkingen ingediend door:
- —
apple and pear development council, appellant, vertegenwoordigd door a. Park qc en g. Barling, barrister, geinstrueerd door buss murton partnership, solicitors,
- —
de regering van het verenigd koninkrijk, vertegenwoordigd door h. R. L. Purse van het treasury solicitor's department, bijgestaan door j. Laws en r. Jay, barristers,
- —
de regering van de bondsrepubliek duitsland, voor de schriftelijke behandeling vertegenwoordigd door m. Seidel en ter terechtzitting door w. Knapp,
- —
de commissie van de europese gemeenschappen, vertegenwoordigd door j. F. Buhl, lid van haar juridische dienst,
Gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 11 juni 1987,
Gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 28 oktober 1987,
Het navolgende
Arrest
1
Bij beschikking van 20 maart 1986, ingekomen ten hove op 28 april daaraanvolgend, heeft het house of lords krachtens artikel 177 eeg-verdrag verzocht om een prejudiciele beslissing over de uitlegging van artikel 2 van de zesde richtlijn (77/388/eeg) van de raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lid-staten inzake omzetbelasting — gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (pb 1977, l 145, blz. 1) (hierna: de zesde richtlijn).
2
Deze vraag is gerezen in het kader van een voor genoemde rechterlijke instantie aanhangig geding tussen de apple and pear development council (hierna: de council), een publiekrechtelijk lichaam, en de commissioners of customs and excise (hierna: de commissioners) betreffende een besluit van laatstgenoemden, dat tot gevolg had, dat de council in het kader van de btw geen voorbelasting meer kon aftrekken over verrichte diensten in verband met zijn uit de verplichte bijdragen van beroepstelers van appels en peren in engeland en wales (hierna: de telers) gefinancierde activiteiten. De council heeft tegen dat besluit beroep ingesteld bij een value added tax tribunal, dat het beroep toewees, waarna verder is geprocedeerd tot bij het house of lords.
3
de council is in 1966 op verzoek van de telers ingesteld bij een ministerieel besluit krachtens de industrial organisation and development act 1947. De thans voor de council geldende regels zijn vastgesteld bij een ministerieel besluit van 6 mei 1980 (apple and pear development council order 1980, s.i. Nr. 623), zoals nadien gewijzigd (hierna: de order van 1980).
4
blijkens het dossier bestaat de taak van de council voornamelijk in het maken van reclame, het voeren van promotieacties en de verbetering van de kwaliteit van in engeland en wales geproduceerde appels en peren.
5
de order van 1980 verklaart de council bevoegd, de telers een jaarlijkse bijdrage op te leggen. Deze bijdrage mag niet hoger zijn dan een bepaald bedrag per met appel- of perebomen beplante hectare, dan wel, onder bepaalde omstandigheden, een bepaald bedrag per groep van vijftig op de grond van de producent geplante appel- of perebomen. De bijdragen moeten de council in staat stellen, de kosten te dekken die hij bij de uitoefening van zijn taak maakt of zal maken.
6
Van oordeel dat het geschil vragen van uitlegging van het gemeenschapsrecht deed rijzen, besloot het house of lords de behandeling van de zaak te schorsen totdat het hof een uitspraak heeft gedaan over de volgende prejudiciele vraag:
‘vormen de uitoefening door de apple and pear development council van zijn werkzaamheden overeenkomstig artikel 3 van de apple and pear development council order 1980 (s.i. Nr. 623) (zoals gewijzigd bij de apple and pear development council (amendment) order 1980, s.i. Nr. 2001), en de heffing van een jaarlijkse bijdrage van de telers overeenkomstig artikel 9, lid 1, ten einde de council in staat te stellen de bij de uitoefening van zijn werkzaamheden gemaakte of te maken administratieve en andere kosten te dekken, ‘diensten welke…Onder bezwarende titel worden verricht’ in de zin van artikel 2 van de zesde richtlijn van de raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lid-staten inzake omzetbelasting?’
7
Artikel 2, aanhef en sub 1, van de zesde richtlijn bepaalt:
‘aan de belasting over de toegevoegde waarde zijn onderworpen:
- 1)
de levering van goederen en de diensten welke in het binnenland door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; …’
8
Blijkens het dossier is het house of lords van mening, dat de council een belastingplichtige in de zin van de zesde richtlijn is.
9
Voor een nadere uiteenzetting van de feiten, het procesverloop en de bij het hof ingediende opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen uit het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het hof.
10
Voor de beantwoording van de vraag van de nationale rechter moet artikel 2, aanhef en sub 1, van de zesde richtlijn worden uitgelegd en aangezien deze richtlijn dezelfde doelstelling heeft als de tweede richtlijn van de raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lid-staten inzake omzetbelasting — structuur en wijze van toepassing van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (67/228/eeg, pb 1967, nr. 71, blz. 1303
Hierna: de tweede richtlijn), dient daarbij rekening te worden gehouden met 's hofs rechtspraak met betrekking tot deze tweede richtlijn.
11
Desbetreffend zij herinnerd aan het arrest van 5 februari 1981 (zaak 154/80, coöperatieve aardappelenbewaarplaats, jurispr. 1981, blz. 445), waarin het hof overwoog dat, wil een dienstverrichting in de zin van de tweede richtlijn belastbaar zijn, er een rechtstreeks verband moet bestaan tussen de verrichte dienst en de ontvangen tegenwaarde.
12
Het begrip ‘diensten welke onder bezwarende titel worden verricht’ in de zin van artikel 2, aanhef en sub 1, van de zesde richtlijn, onderstelt derhalve dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte dienst en de ontvangen tegenwaarde.
13
De vraag is dus of er een rechtstreeks verband bestaat tussen de werkzaamheden van de council en de bijdragen die hij aan de telers oplegt.
14
Naar uit de verwijzingsbeschikking blijkt, houdt de council zich bezig met de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de telers. Wanneer de council diensten verricht, komen de daaruit voortvloeiende voordelen aan de gehele betrokken sector ten goede. Indien de individuele appel- en perentelers voordelen genieten, dan is dat als indirect uitvloeisel van de voordelen die op algemene wijze aan de gehele sector ten goede komen. Opgemerkt zij dat het onder bepaalde omstandigheden niet uitgesloten is, dat enkel de appeltelers of enkel de perentelers voordeel kunnen hebben bij specifieke werkzaamheden van de council.
15
Daarenboven bestaat er geen verband tussen de omvang van het voordeel dat individuele telers bij de dienstverlening van de council hebben, en het bedrag van de verplichte bijdragen die zij ingevolge de order van 1980 moeten betalen. Die bijdragen worden niet als een contractuele, maar als een wettelijke verplichting opgelegd en kunnen als schuld aan de council steeds van de individuele teler worden ingevorderd, ongeacht of deze al dan niet voordeel heeft bij een specifieke dienst van de council..
16
Hieruit volgt dat de aan de telers opgelegde verplichte bijdrage niet een tegenprestatie is die in rechtstreeks verband staat met de voordelen die voor de individuele telers voortvloeien uit de werkzaamheden van de council. Onder die omstandigheden is de uitoefening van die werkzaamheden dus geen dienst welke onder bezwarende titel wordt verricht, in de zin van artikel 2, aanhef en sub 1, van de zesde richtlijn.
17
Mitsdien moet op de gestelde vraag worden geantwoord, dat de uitoefening door de apple and pear development council van de werkzaamheden die hem zijn opgedragen bij artikel 3 van de apple and pear development council order 1980, s.i. Nr. 623 ((zoals gewijzigd bij de apple and pear development council (amendment) order 1980, s.i. Nr. 2001)), en de oplegging krachtens artikel 9, lid 1, aan de fruittelers van een jaarlijkse bijdrage ter dekking van de door de council bij de uitoefening van die werkzaamheden gemaakte of te maken administratieve en andere kosten, geen ‘onder bezwarende titel verrichte diensten’ zijn in de zin van artikel 2 van de zesde richtlijn (77/388/eeg) van de raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lid-staten inzake omzetbelasting — gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag.
Kosten
18
de kosten door de britse en de duitse regering en de commissie van de europese gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
Het hof van justitie (zesde kamer),
Uitspraak doende op de door het house of lords bij beschikking van 20 maart 1986 gestelde vraag, verklaart voor recht:
De uitoefening door de apple and pear development council van de werkzaamheden die hem zijn opgedragen bij artikel 3 van de apple and pear development council order 1980, s.i. Nr. 623 ((zoals gewijzigd bij de apple and pear development council (amendment) order 1980, s.i. Nr. 2001)), en de oplegging krachtens artikel 9, lid 1, aan de fruittelers van een jaarlijkse bijdrage ter dekking van de door de council bij de uitoefening van die werkzaamheden gemaakte of te maken administratieve en andere kosten, zijn geen ‘onder bezwarende titel verrichte diensten’ in de zin van artikel 2 van de zesde richtlijn (77/388/eeg) van de raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lid-staten inzake omzetbelasting — gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag.