NJ 1977, 598
HvJ EG, 24-05-1977, nr. 107/76
HvJ EG 24-05-1977, ECLI:EU:C:1977:89
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
24 mei 1977
- Magistraten
Kutscher, Donner, Pescatore, Mertens De Wilmars, Sorensen, Mackenzie Stuart, Keeffe. O’, Bosco, Touffait
- Zaaknummer
107/76
- LJN
AC5965
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:1977:89, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 24‑05‑1977
- Wetingang
EG-Verdrag art. 177; Rv (oud) art. 289; Rv (oud) art. 290; Rv (oud) art. 291; Rv (oud) art. 292; Rv (oud) art. 293; Rv (oud) art. 294; Rv (oud) art. 295; Rv (oud) art. 296; Rv (oud) art. 297
Essentie
Prejudiciele zaken. Afwezigheid van verwijzingsplicht in summiere procedures.
Samenvatting
1. Het summiere en spoedeisende karakter van een nationale procedure verhindert het Hof niet een verwijzing naar het Hof krachtens art. 177, tweede alinea, ontvankelijk te verklaren, wanneer een nationale rechterlijke instantie het noodzakelijk acht deze weg te bewandelen.
2. Art. 177, derde alinea, moet aldus worden uitgelegd, dat een nationale rechterlijke instantie niet gehouden is het Hof van Justitie een vraag betreffende uitlegging of geldigheid in de zin van dat artikel te stellen wanneer deze wordt opgeworpen in een summiere procedure ter verkrijging van een ‘einstweilige Verfugung’, zelfs ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.