Rb. Alkmaar, 10-08-2005, nr. 14/078821-04
ECLI:NL:RBALK:2005:AU0866
- Instantie
Rechtbank Alkmaar
- Datum
10-08-2005
- Zaaknummer
14/078821-04
- LJN
AU0866
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALK:2005:AU0866, Uitspraak, Rechtbank Alkmaar, 10‑08‑2005; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑08‑2005
Inhoudsindicatie
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen. Vorderingen van benadeelde partijen inzake shock-schade, die het ongeluk dat is voortgekomen uit de openlijke geweldpleging hebben waargenomen, zijn niet-ontvankelijk verklaard.
Partij(en)
RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14/078821-04
Datum uitspraak : 10 augustus 2005
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
VERDACHTE,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juli 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank:
a. het onder 1, 2. primair en 3. tenlaste gelegde bewezen zal verklaren;
b. de verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
c. de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij I] zal toewijzen tot een bedrag van ( € 45,--+ € 38,65 = ) € 83,65 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor dat bedrag en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering;
d. de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij II] zal toewijzen tot een bedrag van
€ 240,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor dat bedrag;
e. de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij III] zal toewijzen tot een bedrag van
€ 240,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor dat bedrag en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering;
f. de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij IV] zal toewijzen tot een bedrag van
€ 240,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor dat bedrag en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering;
g. de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij V] zal toewijzen tot een bedrag van in totaal € 3.198,74 (€ 259,-- + € 345,-- + € 80,-- + € 14,74 ter zake van materiële schade en € 2.500,-- ter zake van immateriële schade) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor dat bedrag en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering;
h. de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij VI] zal toewijzen tot een bedrag van
€ 136,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor dat bedrag en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
- hetgeen door de verdachte en mr. H. Teunisse, de raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is onder 1. ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 juni 2004 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in een horecagelegenheid gelegen aan de Brinkweg (nr. 15), genaamd Café "Bij de Buren", openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij I], welk geweld bestond uit het meermalen met kracht met gebalde vuist(en) stompen en/of slaan in/tegen het gezicht/hoofd en/of elders op/tegen het lichaam van die [benadeelde partij I].
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, onder 2. primair (zaaknummer 14.023920-04) ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 juni 2004 in de gemeente Noorder-Koggenland met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Dijkweg te Twisk, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek waarneembare plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer perso(o)n(en), genaamd [benadeelde partij II] en/of genaamd [benadeelde partij III] en/of genaamd [benadeelde partij IV] en/of genaamd [benadeelde partij V] en/of een personenauto (merk Ford, type Escort), eigendom van genoemde [benadeelde partij II], welk geweld bestond uit
- -
het gooien en/of werpen van één of meer (bier)flesje(s), althans van één of meer (hard(e)) voorwerp(en), in de richting van en/of op/tegen die personenauto en/of
- -
en/of het dreigend staan met één of meer bierflesje(s) in de hand(en) en/of
- -
het gooien en/of werpen van één of meer (bier)flesje(s), althans van één of meer (hard(e)) voorwerp(en), in de richting van en/of op/tegen het lichaam van die [benadeelde partij III] en/of [benadeelde partij IV] en/of [benadeelde partij V] en/of
- -
het slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en/of duwen op/tegen het lichaam van die [benadeelde partij III] en/of [benadeelde partij IV] en/of [benadeelde partij V],
waarbij hij, verdachte, heeft geslagen en/of gestompt en/of een (bier)flesje, alhans een (hard) voorwerp, heeft gegooid en/of geworpen in de richting van en/of op/tegen het lichaam van die [benadeelde partij V],
en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (schedelbasisfractuur en/of een (onder)-beenbreuk en/of een hersenschudding), althans enig lichamelijk letsel voor [benadeelde partij V] ten gevolge heeft gehad.
Aan de verdachte is onder 2. subsidiair (zaaknummer 14.023920-04) ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 juni 2004 in de gemeente Noorder-Koggenland, te Twisk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
een persoon, genaamd [benadeelde partij III], heeft mishandeld door één of meer (bier)flesje(s), althans één of meer (hard(e)) voorwerp(en), op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam van die [benadeelde partij III] te gooien en/of te werpen en/of die [benadeelde partij III] één of meerma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trapen en/of te duwen en/of
een persoon, genaamd [benadeelde partij V], heeft mishandeld door één of meerma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het lichaam van die [benadeelde partij V] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen en/of te duwen,
tengevolge waarvan [benadeelde partij III] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden en/of
tengevolde waarvan [benadeelde partij V] zwaar lichamelijk letsel (een schedelbasisfractuur en/of een (onder)beenbreuk en/of een hersenschudding), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, onder 3. (zaaknummer 14.023920-04) ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 juni 2004 in de gemeente Noorder-Koggenland betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Dijkweg te Twisk de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [benadeelde partij V] en/of [benadeelde partij VI]) letsel en/of schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
onder 1.
hij op 23 juni 2004 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, met anderen, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in een horecagelegenheid gelegen aan de Brinkweg nr. 15, genaamd Café "Bij de Buren", openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij I], welk geweld bestond uit het meermalen met kracht met gebalde vuisten stompen en slaan in het gezicht en elders tegen het lichaam van die [benadeelde partij I].
onder 2. primair (zaaknummer 14.023920-04)
hij op 30 juni 2004 in de gemeente Noorder-Koggenland met anderen, op de openbare weg, de Dijkweg te Twisk, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, genaamd [benadeelde partij III] en genaamd [benadeelde partij IV] en genaamd [benadeelde partij V] en tegen een personenauto (merk Ford, type Escort), eigendom van [benadeelde partij II], welk geweld bestond uit
- -
het gooien van bierflesjes in de richting van en/of tegen die personenauto en
- -
het dreigend staan met één of meer bierflesjes in de handen en
- -
het gooien van één bierfles, in de richting van en tegen het lichaam van die [benadeelde partij III] en
- -
het slaan en stompen en schoppen en duwen tegen het lichaam van die [benadeelde partij III] en/of [benadeelde partij IV] en/of [benadeelde partij V], waarbij hij, verdachte, heeft geslagen in de richting
van het lichaam van die [benadeelde partij V],
welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (schedelfractuur en een onder-
beenbreuk en een hersenschudding) voor [benadeelde partij V] ten gevolge heeft gehad.
onder 3. (zaaknummer 14.023920-04)
hij op 30 juni 2004 in de gemeente Noorder-Koggenland door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Dijkweg te Twisk de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan anderen (te weten [benadeelde partij V] en [benadeelde partij VI]) letsel en/of schade was toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
4. NADERE MOTIVERING
Ten aanzien van feit 2 primair
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet alleen de openlijke geweldpleging tegen goederen, te weten de auto van [benadeelde partij II], maar ook de openlijke geweldpleging tegen personen wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ook acht de rechtbank bewezen dat het door verdachte gepleegde geweld lichamelijk letstel tot gevolg heeft gehad. De rechtbank baseert haar oordeel onder meer op de volgende bewijsmiddelen.
- -
[benadeelde partij II] heeft als getuige ter terechtzitting verklaard dat er vanuit de auto van verdachte bierflesjes in de richting van haar auto werden gegooid. In ieder geval één van die bierflesjes heeft haar auto onder het rijden geraakt, zo heeft zij verklaard. [benadeelde partij IV] en [benadeelde partij III] hebben als getuigen ter terechtzitting verklaard dat er zowel onder het rijden als nadat de auto’s gestopt waren, vanuit de groep van verdachte bierflesjes richting de auto van [benadeelde partij II] werden gegooid;
- -
[benadeelde partij III] heeft bij de politie verklaard dat er met bierflesjes werd gegooid en dat hij één van die bierflesjes tegen zijn hoofd aan heeft gekregen, waarna hij merkte dat er op zijn hoofd een bult ontstond (p. 36-37). [benadeelde partij IV] heeft bij de politie verklaard te hebben gezien dat zijn vader door een bierflesje op zijn hoofd werd geraakt (p. 40);
- -
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tegen de lichamen van [benadeelde partij III], [benadeelde partij IV] en/of [benadeelde partij V] heeft geslagen en/of geduwd. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met zijn vuisten heeft geslagen (p. 46). [benadeelde partij II] heeft als getuige ter terechtzitting verklaard dat zij heeft gezien dat de groep van verdachte op de provinciale weg in gevecht is geraakt met vader en zoons [familienaam], waarbij over en weer is geslagen en gestompt. Medeverdachte [medeverdachte I] heeft bij de politie (p. 62) verklaard dat hij één van de genoemde personen heeft geschopt en geduwd. Medeverdachte [medeverdachte II] heeft bij de politie verklaard (p. 55) dat hij één van genoemde personen heeft geslagen;
- -
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de jongen die bij de middenstreep van de weg stond probeerde te slaan, waarna deze jongen probeerde zijn klap te ontwijken en als gevolg daarvan op de andere weghelft terecht kwam en werd geschept door een auto. [benadeelde partij IV] en [benadeelde partij V] hebben als getuigen ter terechtzitting een soortgelijke verklaring afgelegd.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat vast stond dat er vier personen in de auto van verdachte zaten en dat [benadeelde partij II] het nummerbord van de auto had opgeschreven, zodat de identiteit van verdachte bekend was.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Verdachte en zijn medeverdachten zijn direct nadat het ongeval had plaatsgevonden in de auto gestapt, waarna zij de plaats van het ongeval hebben verlaten. Verdachte heeft op geen enkele wijze aan de andere bij het verkeersongeval aanwezigen zijn identiteit bekend gemaakt. Het feit dat [benadeelde partij II] het nummerbord van de auto heeft opgeschreven is een toevallige bijkomstigheid die het mogelijk maakte om de identiteit van verdachte te achterhalen, die niet aan verdachte is toe te schrijven.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Ten aanzien van feit 2 primair:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen
Ten aanzien van feit 3:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte bevond zich in een café in Wieringerwerf toen hij ruzie kreeg met een persoon genaamd [benadeelde partij I]. Later op die avond is verdachte samen met zijn moeder dat café binnengegaan, waarna ze de in dat café aanwezige [benadeelde partij I] hebben opgezocht en hem samen met anderen vervolgens hebben gestompt en geslagen. [benadeelde partij I] heeft hierdoor letstel opgelopen.
Precies zeven dagen later maakte verdachte zich wederom schuldig aan openlijke geweldpleging. Verdachte was samen met drie vrienden in Wieringerwerf en Medemblik naar de kroeg geweest. Na afloop reed verdachte met deze vrienden via de provinciale weg naar huis, omdat hij naar zijn zeggen veel bier gedronken had en bang was voor een eventuele alcoholcontrole als hij een andere route zou nemen. Op de provinciale weg naderde verdachte, die de auto bestuurde, de auto van [benadeelde partij II], met verder als inzittenden haar vriend [benadeelde partij IV] alsmede diens vader [benadeelde partij III] en broer [benadeelde partij V]. Verdachte is in eerst instantie vlak achter de auto van [benadeelde partij II] gaan rijden. Daarna is hij haar auto gepasseerd om vervolgens vlak voor haar auto steeds langzamer te gaan rijden totdat beide auto’s tot stilstand kwamen op de weg. Al rijdende werd er van uit de auto van verdachte met bierflesjes in de richting van de auto van [benadeelde partij II] gegooid. Toen beide auto’s stilstonden zijn verdachte en zijn mededaders uit de auto gestapt, waarna de drie [familienaam] ook uit de auto zijn gestapt. Vanuit de groep van verdachte zijn er wederom bierflesjes gegooid in de richting van de auto van [benadeelde partij II]. Eén van de flesjes werd in de richting van [benadeelde partij III] gegooid en raakte zijn hoofd. Vervolgens is er tussen beide partijen een vechtpartij ontstaan waarbij verdachte in de richting van [benadeelde partij V] heeft geslagen, waardoor deze zich genoodzaakt zag de klap te ontwijken. Daardoor kwam hij op de andere weghelft terecht waar hij door een personenauto werd ‘geschept’. Door dit handelen van verdachte is zwaar lichamelijk letstel aan [benadeelde partij V] toegebracht.
Bij beide gelegenheden heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, zonder oog te hebben voor de fysieke en de psychische gevolgen die zij daarvan zouden kunnen ondervinden. Bovendien dragen dergelijke uitingen van geweld, temeer wanneer deze - zoals in de onderhavige zaak - plaatsvinden in een café en op de openbare weg, bij aan de in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid.
Tenslotte heeft verdachte – nadat hij had gezien dat [benadeelde partij V] was aangereden – de plaats van het ongeluk verlaten door snel in zijn auto te stappen en weg te rijden. Door deze handelwijze heeft verdachte nagelaten de betrokkenen in staat te stellen de veroorzaker aansprakelijk te stellen voor de geleden schade.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 9 juni 2005.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank er enerzijds rekening mee gehouden dat het bewezenverklaarde 13 maanden geleden heeft plaatsgevonden en verdachte in die tijd geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Anderzijds is de rechtbank van oordeel dat sprake is van dusdanig ernstige feiten dat de rechtbank aanleiding ziet een hogere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte zich binnen één week tot twee keer toe heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij met name het onder 2. bewezenverklaarde ernstige gevolgen heeft gehad. De rechtbank neemt het verdachte bovendien bijzonder kwalijk dat hij vervolgens, nadat hij naar zijn zeggen wist dat als gevolg van zijn handelen een ernstig ongeluk had plaatsgevonden, de plaats van het ongeval heeft verlaten.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat tevens
oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is, teneinde verdachte er in de toekomst van te weerhouden soortgelijke feiten te plegen.
8. BENADEELDE PARTIJEN
8.1
De benadeelde partij [benadeelde partij I], [adres], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 17.797,58 wegens schade die de verdachte de benadeelde partij heeft toegebracht.
De gevorderde schade bestaat uit:
- -
omschrijving “overhemd” à € 45,--;
- -
omschrijving “autokosten Wieringerwerf – Hoorn ( 3 x afstand van 46 km)” à € 38,65;
- -
omschrijving “inkomstenderving” € 18.227,-- waarvan een deel, te weten € 513,07 reeds door de verzekering is vergoed.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich in zoverre leent voor behandeling in deze strafzaak.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de onder de omschrijving “overhemd” en “autokosten” gevorderde schadevergoeding, te weten € 45,-- respectievelijk € 38,65 worden toegewezen.
Wat betreft de door de benadeelde partij gevorderde vergoeding voor genoemde “inkomstenderving” is de rechtbank van oordeel, dat dit deel van de vordering niet van zodanig eenvoudige aard is dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard dient te worden.
Nu aldus is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. bewezenverklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ (€ 45,-- + € 38,65 =) € 83,65 kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De benadeelde partij kan het deel van de vordering, dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.2
Namens de benadeelde partijen [benadeelde partij III] en [benadeelde partij IV], respectievelijk vader en broer van het slachtoffer [benadeelde partij V], beiden wonende te [adres], heeft de gemachtigde mr. J.M. Comans-Diesfeldt vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vorderingen tot vergoeding aan elk € 500,--, zijnde een voorschot, wegens immateriële schade geleden ten gevolge van het aan verdachte onder 2. primair tenlastegelegde feit.
De gemachtigde van de benadeelde partijen heeft in haar toelichting op de vordering tot vergoeding van immateriële schade gesteld dat in casu sprake is van shockschade omdat de benadeelde partijen [benadeelde partij III] en [benadeelde partij IV] hebben zien gebeuren dat [benadeelde partij V], hun zoon respectievelijk broer mishandeld werd waardoor [benadeelde partij V] op de andere weghelft terechtkwam, geschept werd door een auto en daardoor ernstig gewond raakte. De benadeelde partijen waren er op dat moment van overtuigd dat hun zoon/broer als gevolg hiervan zou komen te overlijden.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Het arrest van de civiele kamer van de Hoge Raad van 22 februari 2002, NJ 2002, 240 (rechtsoverweging 4.3) luidt, voorzover hier van belang, als volgt: Indien iemand door overtreding van een veiligheids- of verkeersnorm een ernstig ongeval veroorzaakt, handelt hij in een geval als hier bedoeld niet alleen onrechtmatig jegens degene die dientengevolge is gedood of gekwetst, maar ook jegens degene bij wie door het waarnemen van het ongeval of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit, hetgeen zich met name zal kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het ongeval is gedood of gewond. De daardoor ontstane immateriële schade komt op grond van het bepaalde in art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW voor vergoeding in aanmerking. Daarvoor is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Voor de rechtbank staat vast dat de benadeelde partijen, als naaste familie van [benadeelde partij V] in casu door het handelen van verdachte en het daaruit voortgevloeide ongeluk waarbij [benadeelde partij V] betrokken en gewond is geraakt, enorm zijn geschrokken. In de onderhavige vordering is echter niet door middel van een deskundigenrapportage onderbouwd dat bij de benadeelde partijen sprake is van door het waarnemen van het ongeluk ontstaan geestelijk letsel.
Evenmin kan worden overgegaan tot toekenning van een symbolisch bedrag voor die schade. De wet biedt daar geen ruimte voor. Het inmiddels aanhangige wetsvoorstel inzake vergoedbaarheid van immateriële schade als gevolg van het overlijden of ernstig en blijvend letsel van naasten (nr. 28 781) is nog onvoldoende uitgekristalliseerd om reeds nu over te gaan tot toekenning van een (symbolisch) bedrag voor die schade. Daarom moet in deze procedure, mede gelet op genoemd standpunt van de Hoge Raad over een dergelijke specifieke vordering, worden geconcludeerd dat de vordering tot immateriële schadevergoeding zich niet leent voor behandeling in dit strafproces.
Uit het vorenstaande volgt dat niet kan worden overgegaan tot toekenning van een schadevergoeding wegens immateriële schade. De rechtbank zal dan ook bepalen dat
de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vordering tot schadevergoeding. Zij kunnen deze wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.3
De benadeelde partij [benadeelde partij II], wonende te [adres], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 240,-- ter zake van immateriële schade, geleden ten gevolge van het aan verdachte onder 2. primair tenlastegelegde feit.
De immateriële schade bestaat uit zogenoemde shock-schade, te weten het aanwezig zijn bij en zien van de aanrijding van [benadeelde partij V].
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de benadeelde partijen [benadeelde partij III] en [benadeelde partij IV] is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.4
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij V], wonende te [adres], heeft de gemachtigde mr. J.M. Comans-Diesfeldt vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 793,74 ter zake van materiële schade en € 10.000,-- , zijnde een voorschot, wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De gevorderde materiële schade bestaat uit:
- 1.
schade aan kleding (spijkerbroek, leren schoenen, t-shirt, short en sokken) € 259,--
- 2.
aanschaf kleding i.v.m. beenletsel € 45,--
- 3.
aanschaf sandalen (i.v.m. gezwollen voeten) € 50,--
- 4.
verblijf in het ziekenhuis, 15 dagen x € 23,- per dag € 345,--
- 5.
reiskosten (bezoek chirurg Westfries Gasthuis te Hoorn)
inclusief parkeergeld, 8 x 40 km (a 0,21 per km)
+ 1,60 parkeergeld per keer) € 80,--
- 6.
Ziektekosten (huur krukken, rolstoel en beenlade) € 14,74
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 2. primair bewezenverklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van in ieder geval € 4.000,-- aan immateriële schade, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Daarnaast zal de gevorderde materiële schade worden toegekend tot een bedrag van
€ 698,74, waarbij bovengenoemde posten onder 1 en 4 t/m 6 zullen worden toegekend zoals verzocht.
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van bovengenoemde posten onder 2 en 3 niet komen vast te staan dat de door de benadeelde partij gevorderde schade het rechtstreekse gevolg is geweest van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 2. primair bewezenverklaarde strafbare feit.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.5
Op de terechtzitting heeft zich in het geding over de strafzaak als benadeelde partijgevoegd: [benadeelde partij VI], wonende te [adres], in verband met een vordering tot vergoeding van € 969,10 wegens materiële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. De gevorderde materiele schade bestaat uit
€ 136, -- ter zake van het door [benadeelde partij VI] betaalde eigen risico van zijn ‘all risk’- autoverzekering alsmede uit € 833,10 ter zake van huurkosten van een vervangende auto.
De rechtbank stelt vast dat de door de benadeelde partij gevorderde schade niet het rechtstreekse gevolg is geweest van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit. Artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 beschermt immers het belang van de verkeersveiligheid en beoogt veilig te stellen dat betrokkenen na een ongeval in staat worden gesteld de veroorzaker aansprakelijk te kunnen stellen voor de geleden schade. De schade van de benadeelde partij is niet veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit zelf en komt derhalve niet rechtstreeks voort uit het bewezenverklaarde.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens [benadeelde partij I] en [benadeelde partij V] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING respectievelijk onder 1. en 2. primair bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
10. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11. BESLISSING
De rechtbank:
? Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
? Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een taakstraf voor de duur van 120 (HONDERDTWINTIG) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 60 (ZESTIG) dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, volgens de maatstaf van twee uren voor elke dag.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 (ZES) WEKEN.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde
van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij I], wonende te [adres] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 83,65 (drieëntachtig euro en vijfenzestig cent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot op heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk.
? Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij I], wonende te [adres], te betalen een som geld ten bedrage van € 83,65 (drieëntachtig euro en vijfenzestig cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
? Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij III], wonende te [adres], niet-ontvankelijk in de vordering.
? Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij IV], wonende te [adres], niet-ontvankelijk in de vordering.
? Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij II], wonende te [adres], niet-ontvankelijk in de vordering.
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij partij [benadeelde partij V], wonende te [adres], tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 4.698,74 (vierduizend zeshonderd achtennegentig euro en vierenzeventig cent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk.
? Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij V], wonende te [adres], te betalen een som geld ten bedrage van € 4.698,74 (vierduizend zeshonderd achtennegentig euro en vierenzeventig cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 93 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
? Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij VI], wonende te [adres], niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Westdorp, voorzitter,
mr. H. de Klerk en mr. D.A.C. Koster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Graag, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 augustus 2005.